,Deel 1 Visie op geld en schulden
Hoofdstuk 1 Geld
1.2 Vormen van geld
Geld is in de loop der jaren nogal veranderd. Een aantal generaties terug
bestond geld enkel uit klinkende munt en grote biljetten. Meeste producten
werden met muntgeld betaalt, alleen de grotere aankopen werden met
biljetten betaald. We denken bij geld vaak nog steeds aan contanten, maar
ook je pin- of bankpas of cheque is geld. Polissen en verzekeringen kun je
ook als een vorm van geld zien. Op een gegeven moment zijn ze in te
wisselen voor geld. Een van de redenen waarom mensen in financiële
problemen komen, is dat zij niet in de gaten hebben welke producten geld
vertegenwoordigen, waar zij geld hebben uitstaan en dat veel producten en
diensten geld kosten, waar niet altijd rekening mee wordt gehouden.
1.3 Geld en geschiedenis
Tweeduizend jaar geleden ruilden wij onze goederen nog met elkaar. In de
loop der jaren is alles steeds duurder geworden, zo ook vroeger. De ‘Florijn’
was de eerste munt die zo’n beetje in heel Europa werd gebruikt. Rond
1325 en 1350 werd de eerste ‘Florijn’ munt in NL geslagen. Het slaan van
munten was een lucratieve bezigheid voor vorsten en stadsbestuurders.
Bijna elke stad of streek had een munthuis, die moeten belasting betalen
aan vorsten en steden. Elke graafschap, provincie of ‘vrije stadsstaat’ had
wel een eigen munt. Je kon met verschillende munten betalen, zolang het
gewicht aan zilver, metaal of goud gelijk was. Napoleon Bonaparte maakte
een eind aan het betalen met verschillende munten in NL. Zo kwam er in
1901 de wet dat de gulden het enige wettelijke betaalmiddel in NL werd.
Onze eerste guldens waren van zilver en pas later waren de gulden allemaal
van nikkel. Karel de grote voerde de (decimale) gulden in waarvan de naam
stuiver vandaan komt. De uitdrukking ‘op de markt is je gulden een daalder
waard’ betekende dat je voor één gulden iets kan kopen ter waarde van
anderhalve gulden. Het papiergeld of te wel bankbiljetten kwam voor het
eerst op in de Gouden Eeuw(17e).
1.4 Steenrijk
De waarde van iets werd niet alleen vertegenwoordigd door geld. In de
middeleeuwen waren mensen ‘steenrijk’ als ze veel stenen bezaten. Steen
was een duur product en alleen de rijken hadden huizen van steen. In het
land zat ook rijkdom. Hoe meer land je bezat, hoe rijker je was. Tot aan de
WOII was je rijk als je veel huizen in bezit had. Nu beleggen mensen hun
geld niet in huizen, maar in aandelen in de hoop dat ze winst ermee maken.
Tot ongeveer de WOII was het bijna onmogelijk rijk te worden als je arm was
of andersom. Tot dat de zogenoemde ‘nouveaux riches’ opkwamen. Opeens
konden mensen grote geld bedragen winnen of klein beetje geld in de hoop
dat het verveelvoudigt. Rijken konden hierdoor ook arm raken en
andersom.
,Hoofdstuk 2 Jouw eigen financiën
2.1 Inleiding
Het instrument dat je kunt gebruiken om je financiën in kaart te brengen is
een kasboek. Het maken en bijhouden van een kasboek is ook een goede
middel voor cliënten die te weinig zicht hebben op hun financiën.
2.2 Vooraf: een aantal omschrijvingen
Bij het maken van een kasboek horen een aantal vaste items en wel de
volgende:
• Inkomsten;
• Vaste lasten of uitgaven;
• Huishoudelijke lasten of uitgaven;
• Reservelasten of uitgaven.
Inkomsten
Onder inkomsten valt alles wat je aan inkomen per maand binnen krijgt. Dit
kan zijn je studiebeurs, salaris uit een (bij)baan, een uitkering, geld dat je
maandelijks misschien van de belasting krijgt, zakgeld enz. Tegenwoordig
geniet bijna iedereen maandelijks een inkomen. Vroeger werden er
dagelijks en wekelijks de salarissen uitbetaald.
Vaste lasten of uitgaven
Vaste lasten zijn alle uitgaven die regelmatig terugkeren en waaraan een
overeenkomst ten grondslag ligt. Hierbij moet je denken aan een
huurovereenkomst, maar ook aan verzekeringen, polissen en ziektekosten
ligt een overeenkomst ten grondslagen. En ook aan een maand of jaar
abonnement van een sportschool of mobiele telefoon.
Huishoudelijke lasten of uitgaven
Dit zijn uitgaven die vaak dagelijks en soms wat onregelmatig terugkeren.
Denk aan voeding, kleding, toiletartikelen, schoonmaakmiddelen, bosje
bloemen van de markt en allerlei losse dingen die je niet altijd los begroot.
Reservelasten of uitgaven
Dit zijn bedragen die je niet besteedt, maar die je wel begroot. Eigenlijk zet
je geld opzij voor onverwachte uitgaven.
2.3 Het kasboek
‘Kasboek’ is een ouderwetse term, waar niemand zonder kan. Alle vaste
lasten als huur en premies vindt u terug in contracten en bankafschriften.
Maar het overzicht over de dagelijkse uitgaveen ontbreekt vaak. Een
kasboek bijhouden geeft inzicht in alle uitgaven. Na een maand of twee
weet u wat u besteedt aan verschillende, dagelijkse uitgaven. Zo heeft u
minder het gevoel dat uw geld uw portemonnee uitvliegt!
2.4 Leren begroten
,Begroten pak je aan door te beginnen met een huishoud- of kasboek bij te
houden. Zo kun je gebruik maken van een papieren versie kasboek of van
een elektronische versie. Voor dat je begint met het bijhouden van een
kasboek, maak je een begroting. Dit doe je eenmalig. Pas als je inkomen of
uitgaven veranderen, maak je een nieuwe begroting. Waar het om gaat is
dat je weet wat je (per maand) aan inkomen hebt en met welke uitgaven je
rekening moet houden. Na dat je dit gedaan hebt ga je kijken wat je per dag
uitgeeft. Dus wat je koopt, wanneer en hoeveel je hiervoor hebt betaald
moet je nauwkeurig opschrijven. Zo kun je per week zien hoeveel je
uitgeeft, mocht dat te veel zijn dan moet je je begroting bij stellen,
bezuinigen op één of meer posten, minder geld per week uitgeven of meer
inkomen boeken.
Als je je inkomsten en uitgaven op een rijtje hebt, beslis je vervolgens hoe je
dit alles gaat betalen: contant, per bank- of pinpas, automatisch of per
acceptgiro. Veel mensen met financiële problemen hebben namelijk
onvoldoende inzicht en vaardigheden om een financieel huishouden te
voeren. Blijkt dat je goed uitkomt met je geld en dat de bedragen die je
hebt begroot ook kloppen, dan kun je feitelijk spreken van een ‘sluitende
begroting’. Bij het maken van een begroting ga je altijd uit van je netto
inkomen.
2.5 Geld lenen
Het is soms confronterend als een ander je vragen gaat stellen over je
financiën. Zo is dat ook bij cliënten. Cliënten die hulp zoeken bij hun
financiële problemen die vinden het nog moeilijker om een volledige inzage
te moeten geven in hun financiële huishouden. Als hun geld beheerd wordt,
zijn zij daar ook nog eens even hun zeggenschap over kwijt.
2.6 Te weinig inkomen of niet kunnen omgaan met geld?
Mensen hebben al snel het idee dat het niet kunnen rondkomen enkel te
maken heeft met weinig inkomen. Het verhogen van de inkomen zou de
nood verlichten. Natuurlijk raken er mensen in de financiële problemen door
te weinig inkomen. Het gaat vaak om inkomstenterugval, waarbij mensen
vaak gedeeltelijk hun inkomen verliezen en in de problemen komen. De
meeste kunnen gewoon niet goed omgaan met geld.
2.7 De cultuur van het kapitaal
Het is goed om te kijken wat bepaalde tradities zeggen over geld verdienen
en uitgeven en hoe bepaalde theorieën, armoede en rijkdom benaderen.
De joods-christelijke traditie
Er wordt in de Tenach en de Bijbel niks gezegd over het bezitten van geld.
Daar waar het gaat over geld, gaat het vooral over ‘rentmeesterschap´ en
‘vrijheid’. Geld bezitten mag, als je er maar geen slaaf van wordt en het
over je leven gaat heersen of je leven gaat beheersen. Omdat de mens
geneigd is altijd meer te willen, ligt het gevaar op de loer dat de rijke nog
rijker willen worden en geld en bezit een doel worden i.p.v. een middel voor
een goed leven. Gezien vanuit deze traditie is het bezitten van geld en
, goederen dus geen probleem zolang je er maar als een wijs persoon mee
omgaat.
De islamitische traditie
Gezien vanuit deze traditie kunnen we zeggen dat geld en goederen
bezitten mag, maar dat je je daar wel zelf voor moet hebben ingespannen.
Het verlangen naar meer wordt constant gematigd. Een van de
verplichtingen is de armenbelasting, de Zakaat. De netto inkomen behoort
niet alleen tot jezelf maar ook tot andere naast je familie. 25% van je
inkomen zou je aan andere die je niet kent en het niet goed hebben moeten
geven. De Zakaat vindt altijd na de Ramadan plaats. Je geld en bezit moet
je eerlijk verdienen. Het is verboden rente te vragen op geld dat je hebt
uitgeleend. (woekerrente) Zo zijn er voor moslims ‘halal-hypotheken’
waarbij moslims een rentevrije geldlening krijgen.
Die protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus
De Duitse socioloog Max Weber (1864-1920) verklaarde dat het westerse
kapitalisme o.a. is ontstaan doordat het Calvinisme een ethiek uitdroeg van
soberheid. Intogenheid en het geld niet over de balk smijten zijn hier
voorbeelden van. Je rijkdom laten zien mocht tot op bepaalde hoogte en dan
vooral binnen je huis, dus niet van buiten. Het Calvinisme als stroming
binnen het Christendom leerde ons ook dat iedereen zijn talenten moest
benutten. Calvijn had een eigen visie op de ‘woekerrente’ , namelijk dat hier
sprake van is als de schuldenaar het geleende geld niet meer kan
terugbetalen. Volgens Calvijn was er niets mis met het rekenen van rente
zolang je dit maar eerlijk deed.
The wealth of nations
Adam Smith is de grondlegger van de kapitalistische theorie. Hij verwoordde
in 1772 in The Wealth of nations dat in een volkomen vrije economie iedere
burger door zijn eigen belang na te streven bijdraagt aan de welvaart van
de samenleving als geheel. Hoe meer geld we uitgeven hoe beter voor de
economie!
Marxisme en een klassenloze maatschappij
De Duitse sociaalfilosoof Friedrich Engels is samen met de Duitse denker
Karl Marx de grondlegger van het marxisme. Hierin legt de theoretische
grondslag van het communisme, dat een klassenloze samenleving voorstaat
met een economisch systeem gebaseerd op gemeenschappelijke
eigendommen. De marxisten wilden dat alles van iedereen zou zijn.
Moreel, cultureel en waarderelativisme
De Engelse psychiater Theodore Dalrymple beschrijft in zijn boek ‘Leven
aan de onderkant’ wat hem in de afgelopen 35 jaar is opgevallen aan hoe
mensen omgaan met armoede en het leven aan de zelfkant van de
maatschappij. Vanuit onverschilligheid nemen mensen geen
verantwoordelijkheid meer voor hun daden en leggen deze eenzijdig bij
overheidsinstanties neer. Volgens Dalrymple houden mensen aan de
onderkant van de maatschappij alle soorten van armoede zelf in stand door
moreel, cultureel en waarderelativisme, waarbij men van alles goedpraat en