Afstemming binnen Opvoeding en Onderwijs Blok 2.3
Samenvatting werkgroepen probleem 1 t/m 8
Laura de Joode
522876
Pedagogische Wetenschappen B1
Erasmus Universiteit Rotterdam
,De ecologie van ontwikkeling
Wat houdt het ecologisch ontwikkelingsmodel van Bronfenbrenner in?
4 componenten van het PPCT-model / bio-ecologische model:
1. Proximale processen zijn vormen van interactie tussen een individu en het
microsysteem, en de primaire mechanismen van de menselijke ontwikkeling. De
kracht van deze processen wordt beïnvloed door de persoon, context en tijd. Deze
elementen bepalen de vorm, richting en inhoud van het proximale proces.
2. Persoon (biologische eigenschappen). Er bestaan 3 typen karakteristieken die het
meest invloedrijk zijn voor het vormgeven van de ontwikkeling:
- Disposities: aangeboren kenmerken die een proximaal proces in gang zetten en
continu beinvloeden. Disposities hebben een directe invloed op proximale
processen (bv. temperament).
Binnen disposities wordt er onderscheid gemaakt tussen developmental
generative kenmerken (bv. nieuwsgierigheid en responsiviteit) en
developmental disruptive kenmerken (bv. impulsiviteit en verlegenheid).
- Bronnen van vermogens, kennis, ervaring en vaardigheden zijn essentieel voor
het effectief functioneren van proximale processen binnen ontwikkelingsfasen, en
zorgen voor een instandhouding van proximale processen. Bronnen hebben een
indirecte invloed op proximale processen.
Condities die de functionele integriteit beperken of verstoren: genetische
defecten, laag geboortegewicht, handicap, ziekte, etc.
Condities van ontwikkelingsactiva: bekwaamheid, kennis, vaardigheden,
ervaring, etc.
- Demand: eigenschappen die reacties bij de sociale omgeving uitlokken of
tegenhouden. Deze eigenschappen kunnen proximale processen versterken of
verhinderen. Welke kenmerken zorgen voor een reactie?
3. Context: eigenschappen uit de omgeving die proximale processen bevorderen of
verstoren. Context speelt een belangrijke rol binnen de 4 nested systemen van het
ecologisch model van Bronfenbrenner.
4. Tijd: de invloed van een proximaal proces op de ontwikkeling is afhankelijk van:
- Micro-tijd: continuïteit (bv. wordt de moeder onderbroken tijdens het voorlezen?)
- Meso-tijd: periodiciteit (= de tijd die tussen de proximale processen zit)
(bv. hoe vaak leest de moeder voor)
- Macro-tijd: veranderende verwachtingen en gebeurtenissen binnen en over
generaties die de gehele samenleving beinvloeden.
Historische events: veranderingen in de samenleving over verschillende
generaties.
Life events: gebeurtenissen in het persoonlijke leven, zoals een scheiding.
, Timing in life: de ontwikkelingsimpact van levenstransities of gebeurtenissen
is afhankelijk van wanneer het zich voordoen.
Linked lifes: levens worden onafhankelijk geleerd, en sociale en historische
invloeden worden uitgedrukt door netwerken van gedeelde relaties.
Drillien onderzocht wat de grootste voorspeller voor de ontwikkeling van een kind is. Daaruit
bleek dat de responsiviteit van de moeder de grootste voorspeller is.
In het onderzoek zijn de 4 componenten geïntegreerd:
Proximaal proces Responsiviteit van moeder op het kind
Persoon Wel of geen laag geboortegewicht
Context Laag, midden of hoge sociale klasse
Tijd De kinderen zijn 7 jaar lang gevolgd en getest op 2- en 4-jarige leeftijd
Conclusie: responsiviteit van de moeder werkt als een soort buffer of protectieve factor op
(de ontwikkeling van) het kind.
- Wanneer de interactie met de moeder hoog is, zijn de problematische
gedragingen vaak minder en heeft de sociale klasse een minder grote invloed op
de problematische gedragingen. De invloed van een laag geboortegewicht op
problematische gedragingen werd door responsiviteit van moeders ook minder.
- De buffer was het grootst bij een lage sociaaleconomische status (SES).
De menselijke ontwikkeling is het proces waarbinnen een individu meer begrip krijgt van de
omgeving en de uitdaging aangaat om zich in die omgeving verder te ontwikkelen door
activiteiten aan te gaan die zorgen voor meer complexiteit.
3 kenmerken van ontwikkeling:
- Ontwikkeling heeft betrekking op veranderingen in persoonskenmerken die niet
kortdurend of situatie-specifiek zijn. Het heeft betrekking op reorganisatie met enige
continuïteit over plaats en tijd.
- Veranderingen in de ontwikkeling bevinden zich op de domeinen actie en perceptie.
- De 4 systemen van Bronfenbrenner houden verband met elkaar.
, Propositie I (PPCT-model):
De menselijke ontwikkeling vindt plaats d.m.v. processen van een steeds complexere,
wederkerige interactie tussen een actief, ontwikkelend individu en de personen, objecten en
symbolen in de directe omgeving. Proximale processen zijn consistente vormen van
interactie in de directe omgeving.
Proximale processen worden gezien als de belangrijkste motoren van de ontwikkeling.
Deelnemen aan zulke interactieve processen over tijd ontwikkelt de vaardigheid, motivatie,
kennis en het talent om zich te verbinden aan zulke activiteiten, zowel met jezelf als met
anderen.
Propositie II (PPCT-model):
De vorm, kracht, inhoud en richting van proximale processen die de ontwikkeling
beinvloeden, variëren systematisch als een functie van de persoonskenmerken, de
omgeving waarin de proximale processen plaatsvinden, de aard van de ontwikkelende
uitkomsten en de sociale continuïteit en veranderingen die verschijnen over tijd.
Eigenschappen van een persoon komen op twee manieren naar boven: (1) in de vorm,
kracht, inhoud en richting van proximale processen en (2) in ontwikkelingsuitkomsten. In het
bio-ecologisch model functioneren persoonskenmerken als indirecte producent van
ontwikkeling.
Criteria van proximale processen / ontwikkeling:
1. De persoon moet deelnemen aan activiteiten
2. Om effectief te zijn moeten deze activiteiten langdurig en regelmatig plaatsvinden
3. De activiteiten moeten lang genoeg doorgaan, zodat ze steeds complexer worden
4. Er moet tweezijdige invloed zijn
5. Proximale processen zijn niet beperkt tot mensen, maar vinden ook plaats met tussen
objecten en symbolen
6. De factoren (als persoonskenmerken) beinvloeden inhoud, timing en effectiviteit van
proximale processen
Voorwaarden voor een proximaal proces:
1. Er is sprake van interactie over een langere tijd
2. Vorm, inhoud en richting van proximale processen variëren in invloed
In het bio-ecologisch ontwikkelingsmodel van Bronfenbrenner staan de relaties van een
individu met zijn of haar (in)directe omgeving centraal. Menselijke ontwikkeling zou namelijk
het product zijn van interacties tussen het ontwikkelende individu en de omgeving. Hierbij is
zowel de kwaliteit als kwantiteit van belang.
Het is hierbij van belang om ook naar de impact van niet-sociale aspecten van de omgeving
te kijken en verder te kijken dan het microsysteem.
Het begrijpen van de menselijke ontwikkeling vereist meer dan alleen directe
gedragsobservaties (= development-out-of-context). Er moet onderzoek worden gedaan naar
multi-persoonlijke interactiesystemen waarbij aandacht is voor de omgevingsfactoren buiten
de directe omgeving.