KernAC periode 1 samenvatting voor toetsing KTF1
Hoofdoelen
- beschrijft de CanMEDSrollen en hoe deze rollen in de diverse werkvelden tot uiting komen.
- beschrijft de stappen van het verpleegkundig proces en kan de anamnesefase toepassen op
een fictieve casus.
- benoemt de definitie, principes en (brede) opvatting van evidence based practice
nursing(ebpn).
- legt uit wat het begrip positieve gezondheid inhoudt en wat dit betekent voor het
verpleegkundig beroep.
- onderscheidt de functie-inhouden en deskundigheidsniveaus van het beroepenhuis.
- brengt de zorgvrager, diens naasten en sociale netwerk in kaart.
- herkent de overeenkomsten en verschillen op het gebied van religie en cultuur.
- benoemt basisprincipes en uitgangspunten van palliatieve zorg.
- beschrijft in eigen woorden de beroepscode, BIG, WGBO en tuchtrecht.
Les 1
Leerdoelen
1. beschrijft de eigen visie op gezondheid en gezondheidszorg vanuit eigen ervaringen en ideeën
2. Legt in eigen woorden de begrippen holistische zorg, zelfmanagement en zelfredzaamheid uit
3. Legt in eigen woorden de zes dimensies van positieve gezondheid uit
4. Onderscheidt in grote lijnen de verschillende levensfasen op basis van de kenmerken en patronen
5. legt in eigen woorden het model van EBP uit en de noodzaak van EBP uit.
6. Kan het verschil tussen een visie, theorie, concept, model, raamwerk en methode uitleggen
7. geeft voorbeelden van leefstijl-/risicofactoren (persoons-/omgevings- en maatschappelijk
gebonden factoren t.a.v. gezondheid)
8. legt in eigen woorden uit hoe een verpleegkundige een professionele relatie aangaat met een
zorgvrager
Holistische zorg
‘’ iets is holistisch wanneer er naar het geheel wordt gekeken en niet naar de som van verschillende
onderdelen waarvan iets is opgebouwd. Bij een holistische geneeswijze wordt het gele individu
betrokken. Volgens het holisme hangt alles met elkaar samen’’
Ieder is een uniek persoon en die moet dan ook als een unicum behandeld worden. Dit kan door
middel van patiëntgericht verplegen en door uit te gaan van een individu met eigen wensen en
behoeften. Betrek ze bij het zorgproces.
Zelfmanagement
‘’ zelfmanagement is het zodanig omgaan met de chronische aandoening (verschijnselen
(symptomen), behandeling, lichamelijk, emotionele (psychische) en sociale gevolgen en bijbehorende
aanpassingen in leefstijl) dat de aandoening optimaal wordt ingepast in het leven’’
,Zelfmanagement gaat niet alleen over goed kunnen omgaan met ziekte en de gevolgen daarvan,
maar vooral ook over een goed leven hebben met de ziekte. Hoe kan de chronische ziekte ingepast
worden in het dagelijks leven van iemand, die patiënt speelt hierbij een actieve rol; de zorgverlener
ondersteunt de patiënt daarbij.
Zelfredzaamheid
‘’ eigen regie , gaat over het vermogen om dagelijkse activiteiten zelfstandig te kunnen doen. Denk
aan dag invulling, administratie of relaties onderhouden’’
Het vermogen van iemand om voor zichzelf te kunnen zorgen. Men kan eigen problemen oplossen en
gaat zelfstandig door het leven.
Zelfredzaamheid is een term die in der oudenzorg en thuiszorg(care) en welzijn gebruikt wordt.
Zelfredzaamheid gaat meer over de algemene dagelijks activiteiten; jezelf wassen, je huis verzorgen,
contacten met andere onderhouden. In zorgstandaarden (1 ste en 2de lijns) wordt meer gesproken over
zelfmanagement.
6 dimensies van positieve gezondheid
Machteld Huber introduceerde in 2012 het concept
positieve gezondheid. In dit concept wordt gezondheid
niet meer gezien als de af- of aanwezigheid van ziekte,
maar als het vermogen van mensen om met de fysieke,
emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan
en zoveel mogelijk eigen regie te voeren. Dit is een
alternatief voor de definitie van World Health
Organisation (WHO)
6 Gezondheidsdimensies om het ‘gezondheidswelzijn’ te meten
1. Lichaamsfuncties;
- Medische feiten, medische waarnemingen, fysiek functioneren, klachten en pijn en energie
2. Mentale functies en – beleving
- Cognitief functioneren, emotionele toestand, eigenwaarde/zelfrespect, gevoel controle te
hebben, zelfmanagement en eigen regie en veerkracht
3. Spiritueel/existentiële dimensie
- Zingeving/meaningfulness, doelen/idealen nastreven, toekomstperspectief en acceptatie
4. Kwaliteit van leven
- Welbevinden, geluk beleven, genieten, ervaren gezondheid, lekker in je vel zitten,
levenslust en balans
5. Sociaal maatschappelijk participatie
- Sociale en communicatieve vaardigheden, betekenisvolle relaties, sociale contacten,
geaccepteerd worden, maatschappelijk betrokkenheid en betekenisvol werk
6. Dagelijks functioneren
- Basis Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL), instrumentele ADL, werkvermogen
en Health literacy
EBP (evidence based practice)
‘’ Evidence Based Practice (EBP) is een gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het
huidige beste bewijsmateriaal om beslissingen te nemen voor individuele patiënten. De praktijk van
,ecidence-based practice impliceert het integreren van individuele klinische expertise met het beste
externe bewijsmateriaal dat vanuit systematisch onderzoek beschikbaar is, in combinatie met de
voorkeuren, wensen en verwachtingen van de patiënt’’
Het gaat bij EBP om klinische beslissingen op basis
van;
1. Het beste beschikbare bewijs
2. De kennis en ervaring van de professional en
3. De waarde(n) en voorkeuren van de
individuele patiënt
Het nut van EBP;
- Hoge kwaliteit van zorg
- Ontwikkeling van verpleegkundig beroep
- Verantwoording van zorg
- Verlagen van zorglasten
- Versterkt positie verpleegkundige
- Eerder vergoeding zorgverzekeraar
- Kwalitatief goede zorg bieden
Leefstijlfactoren
‘’leefstijlfactoren worden ook wel gedragsfactoren genoemd. Bij leefstijlfactoren gaat het om gedrag
dat een gunstige of een ongunstige invloed kan hebben op de gezondheid. Zoals; roken,
lichaamsbeweging of alcoholgebruik.’’
Een ongezonde leefstijl is de basis voor vele ziekten. Een slechte lichamelijke en geestelijke conditie
kan zelfs zorgen voor een vervroegd overlijden, het is dus belangrijk dat je werkt aan een gezonde
leefstijl. De vier belangrijkste leefstijlfactoren zijn roken, alcohol, beweging en voeding.
Risicofactoren
‘’ is een getal of omstandigheden die een kans op ziekte vergroten’’
Bijvoorbeeld risicofactoren van hart- en vaatziekten zijn roken, leeftijd, hoge bloeddruk, hoog
cholesterol. Maar andere riscofactoren kunnen zijn; overgewicht, diabetes, erfelijke aanleg, geslacht,
te weinig beweging, stress, ongezonde voeding, drugs, depressie, fijnstof, alcohol enzovoort.
Verpleegkundig proces
‘’het verpleegkundigproces is een cyclisch proces in de zorg waarin de verpleegkundige op een
systematische wijze de zorg plant, uitvoert en evalueert op basis van de vooraf verzamelde voor de
zorg relevante gegevens’’
De ken van het verpleegproces is dat de verpleegkundige eerst informatie verzameld bij de
zorgvragen (patiënt, cliënt, bewoner)
(vormen) van preventie
‘’voorkomen van…’’ ‘’het bevorderen en behouden van goede gezondheid’’
, Preventie naar fase waarin de ziekte zich bevindt is ingedeeld in primaire, secundaire en tertiaire
preventie.
1. Primaire preventie
- Activiteiten die voorkomen dat gezonde mensen een bepaald gezondheidsprobleem,
ziekte of ongeval krijgen
- Bijvoorbeeld ; vaccinatie, gezond eten, handen wassen (hygiëne)
2. Secundaire preventie
- Vroege opsporing van ziekten of afwijkingen bij personen die ziek zijn, verhoogd risico
lopen of een bepaalde genetische aanleg hebben. De ziekte kan daardoor eerder worden
behandeld, zodat deze eerder geneest of niet erger wordt.
- Bevolkingsonderzoek prostaatkanker of borstkanker bij voorbeeld
3. Tertiaire preventie
- Voorkomen van complicaties en ziekteverergering bij patiënten. Ook het bevorderen van
de zelfredzaamheid van patiënten valt hieronder
- De leefstijl aanpassen bijvoorbeeld
(zinloze) rituelen in de zorg
‘’ in de verpleging worden nogal wat handelingen gedaan, die eigenlijk niet zoveel nut hebben.
Verpleegkundigen voeren vaak handelingen uit die zijn voorgekomen uit ervaring, maar die volgens
de wetenschap niet nuttig zijn’’
Enkele voorbeelden zijn; het gebruik van schapenvacht ter voorkoming van decubitus, patiënt
nuchter houden voor operatie, standaard preoperatief scheren. ‘
Les 2
Leerdoelen
1. Beschrijft de risico’s van onveilig seksueel gedrag
2. Beschrijft de 5 meest voorkomende soa’s (oorzaak/verschijnselen/behandeling
3. Kan aan de hand van de schijf van vijf de algemene richtlijnen gezonde voeding uitleggen
4. Kan het belang van de verschillende voedingsstoffen uitleggen
5. Legt de invloed van eigen eetgewoonten en leefstijl op de gezondheid uit
6. plaatst de onderdelen van het verpleegkundig proces (anamnese, diagnose, resultaten,
interventies, evaluatie) in de juiste volgorde.
7. Kan op hoofdlijnen de embryonale groei t.a.v. orgaanontwikkeling per trimester uitleggen
8. geeft vijf voorbeelden van leefstijl- en/of risicofactoren die invloed kunnen hebben op de
gezondheid van het ongeboren kind en de moeder.
9. schetst meerdere voorbeelden van gebruiken en rituelen van zwangere zorgvragers met een
andere culturele achtergrond dan de eigen culturele achtergrond.
Verslaving
Overgewicht
Voeding
Opvoeding en hechting
Beweging