Samenvatting anatomie, fysiologie en pathologie periode 2, voor toetsing KTF2
Inhoud
Les 1 – Functies en opbouw ademhalingsstelsel................................................................................. 2
Les 2 – ademhalingsfysiologie ............................................................................................................. 8
Les 3 – Regeling van de ademhaling.................................................................................................. 13
Les 4 – diverse pathologie van het ademhalingsstelsel .................................................................... 17
Les 5 – COPD en Pneumonie ............................................................................................................. 20
Les 6 – Endocriene stelsel; de basis................................................................................................... 22
Les 7 – Endocriene stelsel ; interactie met ........................................................................................ 29
Les 8 – Diabetes Mellitus ................................................................................................................... 31
Les 9 – Pathologie schildklier en bijnier ............................................................................................ 36
Les 10 – De huidlaag .......................................................................................................................... 38
Les 11 – Huidproblematiek................................................................................................................ 42
les 12 – Afweer en immuniteit .......................................................................................................... 45
les 13 – Allergie, anafylaxie & sepsis ................................................................................................. 50
,Les 1 – Functies en opbouw ademhalingsstelsel
Leerdoelen
1. Legt de functies van het ademhalingsstelsel uit
- Gaswisseling tussen de lucht en het bloed
- Verplaatsen van lucht naar het gaswisselingsoppervlak van de longen
- Bescherming van de longblaasjes (alveoli) tegen binnendringende ziekteverwekkers,
temperatuursverandering en uitdroging
- Vormen van geluiden voor communicatie
- Reukcellen in neusholte bevorderen reukzin
2. Beschrijft de structuren die lucht naar de longen voeren en hun functies
De belangrijkste onderdelen van het ademhalingsstelsel zijn; neus (neusholte en neusbijholten),
farynx (keelholte), Larynx (strottenhoofd), Trachea (luchtpijp), bronchiën, longen (incl. bronchiolen
en alveoli)
De luchtwegen worden verdeeld in een gedeelte voor de geleiding van lucht en een gedeelte voor
gaswisseling. Het geleidingsgedeelte begint bij de ingang van de neusholte en loopt door de farynx,
larynx, trachea, bronchiën en grotere bronchiolen. Het gaswisseling gedeelte bestaat uit kleinere
bronchiolen en de alveoli
Luchtwegen brengen lucht naar de longen. Maar filteren, verwarmen en bevochtigen de lucht ook.
Daardoor worden de alveoli tegen celresten, ziekteverwekkers en extreme uitwendige
omstandigheden beschermd. Tegen de tijd dat lucht de longen heeft bereikt, zijn alle vreemde
deeltjes en ziekenverwekkers verwijder en is de vochtigheid en temperatuur tot een acceptabel
niveau gebracht.
Het respiratoire slijmvlies bekleedt de buizen van het ademhalingsstelsel. Een slijmvlies is een
dekweefsel met slijmcellen. Het respiratoire slijmvlies bestaat uit respiratoir epitheel; dit is een
cilinderepitheel met trilharen dat veel slijmcellen bevat. Daarnaast bevat het een ondergelegen
2
,losmazig bindweefsel (lamina propria) dat slijmklieren bevat die klierproduct afgeven op het
dekweefsel oppervlak.
De uitwisselingsoppervlakken kunnen ernstig beschadigen als ingeademde lucht vervuild is met cel
resten of ziekteverwekkers. Dit wordt voorkomen door de slijmcellen en de slijmklieren die een
slijmlaag vormen op de blootgestelde plaatsen (van neusholte tot bronchi). Trilharen vegen dat slijm
met gevangen celresten en micro-organismen richting de farynx waar ze worden doorgeslikt en in de
maag worden blootgesteld aan zuren en enzymen die ze doen doden.
De Neus
Lucht komt de het ademhalingsstelsel binnen via de nares. Deze monden uit in de cavum nasi. Het
vestibulum nasis is de ruimte die door flexibele weefsels van de neus wordt omsloten. Hier steken
ruwe haren (=vibrissae) door de neusgaten naar buiten; deze beschermen de neusholte tegen grote
deeltjes die meekomen via de lucht; zand, stof, insecten etc.
Het maxilla (kraakbeen), os nasale (neusbeen) , os frontale (voorhoofdsbeen), os ethmoidale
(zeefbeen) en het os sphenoidale (wiggenbeen) vormen de laterale en bovenste wanden van de
neusholte. Daarnaast wordt de linker en rechter neusholte gescheiden door een
neustussenschot(=septum nasale). Het voorste gedeelte van het tussenschot bestaat uit hyalien
kraakbeen. Het benige achterste gedeelte bestaat uit het vomer (ploegschaarbeen) en het os
ethmoidale (zeefbeen). Een benig hard gehemelte, dat uit gehemeltebeen en kraakbeen bestaat,
deze vormt de bodem van de neusholte en scheidt de mondholte van de neusholte.
Een zacht gehemelte loopt achter het harde gehemelte door en vormt de bodem van de nasofarynx.
(hierin mond de neusholte uit). De superior, media en inferior concha (neusschelp) lopen vanuit de
zijwanden van de neusholte in de richting van de septum nasale. Vanuit het vestibulum nasi stroomt
de lucht naar de inwendige neusopeningen meestal door smalle groeven tussen de aangrenzende
neusschelpen. Hiermee gaat lucht in een stroomversnelling, waardoor kleine deeltje in contact
komen met het slijm op de bekleding. Het bevordert dus de filtratie van stof en deeltjes, maar ook
het verwarmen en bevochtigen van de lucht.
De neus is zoals hierboven omschreven bekleed met respiratoir slijmvlies/respiratoire mucose. Dit
slijmvlies bestaat uit een respiratoir epitheel, cilinderepitheel met trilharen dat veel bekercellen
bevat. Slijm wordt gecreëerd door slijmklieren en bekercellen. De ademhalingsoppervlakken van de
3
, neusholte worden ook met slijm gespoeld dat in de neusbijholten (sinus paranasales of paranasale
sinussen) worden gevormd. Sinusholten zijn os frontale, os sphenoidale, os ethmoidale en maxilla) en
door traanvocht dat door de traanbuis wordt afgevoerd. Wanneer ingeademde lucht giftige dampen,
grote hoeveelheden stof en vuil, allergenen of ziekenverwekkers aanwezig zijn, wordt meestal meer
slijm geproduceerd waardoor een ‘’loopneus’’ ontstaat
De farynx
Maakt deel uit van het ademhalingsstelsel en van het spijsverteringsstelsel. Loopt vanaf inwendige
neusopeningen naar de larynx en oesophagus en bestaat uit 3 onderdelen; nasofarynx, orofarynx en
laryngofarynx
De nasofarynx
Is via inwendige neusopening verbonden met de neusholte en loopt door tot aan de achtersterwand
van het zachte gehemelte. Op de achterste wand van de nasofarynx. Deze is met trilhaalepitheel
bekleed. Er bevinden zich aan weerszijden een keelamandel en een doorgang naar de buis van
Eustachius
De orofarynx
Loopt vanaf het zachte gehemelte naar de basis van de tong op het niveau van os hyoideum. In de
laterale wanden van de orofarynx liggen gehemelteamandelen
De laryngofarynx
Het smalle gedeelte loopt op het niveau van de os hyoideum en tot de oesofagus. Stoffen die het
spijsverteringstelsels binnengaan passeren via de orofarynx en de laryngofarynx. Deze zijn beide
bekleed met meerlagig/gelaagd plaveiselepitheel, dat bestand is tegen mechanische slijtage,
agressieve stoffen en binnendringende ziekteverwekkers.
De larynx
De lucht komt via de farynx in de larynx via een smalle opening in de glottis (stemspleet) wordt
genoemd. De larynx bestaat uit 9
kraakbeendelen die door banden,
(skelet)spieren of een combinatie op zijn
plaats gehouden worden de 3 grootste
zijn; het strottenklepje, het
schildkraakbeen en de ring-vormig
kraakbeen.
Het strottenklepje (epiglottis) steekt uit,
tijdens het slikken komt de larynx omhoog
en vouwt het strottenklepje naar achteren
over de stemspleet, wat voorkomt dat
vloeistof of voedsel in de luchtweg komt.
Het schildklierkraakbeen (cartilago
thyroidea) vormt de voorste en laterale
oppervlakken de opvallende rand vormt
de adamsappel. De schildklierkraakbeen
ligt hoger dan de ringvormig kraakbeen
(cartilago crioïdea), deze ondersteund de
larynx aan de achterkant. De laatste twee beschermen de stemspleet en de toegang van de trachea
en zijn aanhechtingsplaatsen van spieren en banden.
4