SAMENVATTING ARTIKELEN ENTERTAINMENT, MEDIA EN WELBEVINDEN
WEEK 1
Knobloch-Westerwick, S., Gong, Y., Hagner, H., & Kerbeykian, L. (2012). Tragedy viewers count
their blessings: Feeling low on fiction leads to feeling high on life. Communication Research,
Abstract
Hypothesen werden afgeleid uit neerwaartse vergelijking en hechtingstheorie om de
tragedieparadox te onderzoeken: meer droefheid leidt tot meer tragediegenot. Deelnemers (n = 361)
keken naar een tragedie en rapporteerden affect, plezier, levensgeluk, en spontane gedachten
(gecategoriseerd in zelf- vs. sociaal-gericht). Meer verdriet leidde tot meer plezier, gemedieerd door
levensreflectie; zowel zelf- als sociogerichte gedachten mediëerden de invloed van verdriet op het
plezier in tragedies. Bovendien leidde meer verdriet tot een grotere toename van levensgeluk tijdens
de blootstelling, uitsluitend gemedieerd door sociaal-gerichte gedachten. De huidige bevindingen
suggereren dat door tragedie opgewekte droefheid aanzet tot (a) reflectie over het leven waardoor
tragediegenot toeneemt, evenals (b) specifiek gedachten over hechte relaties die, op hun beurt, het
levensgeluk verhogen, wat (c) en verhoogt zo het tragische plezier nog meer.
Het huidige werk heeft als doel te specificeren hoe verdriet door blootstelling aan tragedie kan leiden
tot genot door reflecties op te roepen over het eigen leven.
The Tragedy Paradox
Het schaarse empirische onderzoek dat probeerde te verklaren waarom mensen van tragedies
genieten, heeft consistent opgeleverd dat meer droefheid van blootstelling aan tragedies leidt tot
meer plezier aan de tragedie.
Hypothese 1 (H1): Hoe meer droefheid wordt opgewekt door tragedieblootstelling, hoe groter het
tragediegenot is.
een "zinvol" leven leiden in overeenstemming met persoonlijke waarden, in plaats van kortstondig
plezier na te streven. Voortbordurend op deze opvatting van geluk zouden portretten van sociale
deugden zoals altruïsme en sociale verbondenheid ondanks de ergste kwellingen en het ergste lijden,
zoals die vaak in tragedies voorkomen, plezierig moeten zijn voor degenen die waarde hechten aan
dergelijk gedrag.
Hypothese 2 (H2): Het in H1 gesuggereerde effect wordt gemedieerd door de door de tragedie
geïnduceerde reflectie van kijkers op hun eigen leven.
Neerwaartse vergelijking → Mogelijk wordt door het vergelijken van de eigen levenssituatie met de
erbarmelijke omstandigheden die in media-entertainment worden gezet in en leidt tot meer plezier.
Hoe negatiever de kijkers zich voelen over het betreurenswaardige lot van fictieve anderen, des te
beter zullen zij zich voelen over hoe het henzelf vergaat - als gevolg van zelfverbeterende gedachten
over neerwaartse vergelijkingen.
Hypothese 2a (H2a): Het in H1 gesuggereerde effect wordt gemedieerd door zelfgerichte gedachten
over iemands eigen levenssituatie.
Wat betreft sociaal gerichte reacties, is een andere mogelijkheid dat de dramatische vorm van
tragedie in het bijzonder medelevende reacties opwekt en gevoelens van verwantschap met anderen
triggert.
,Hypothese 2b (H2b): Het in H1 gesuggereerde effect wordt gemedieerd door sociogerichte
gedachten over iemands relatie met anderen.
Tragedy and Outlook on Life
Als Oliver's (2008) argument met betrekking tot eudaimonia stand houdt, dan zou de droefheid van
het kijken naar tragedies niet alleen invloed moeten hebben op de reflectie over iemands eigen leven
en het plezier dat men eraan beleeft, maar zou het ook de evaluatie van iemands leven moeten
beïnvloeden.
Hypothese 3 (H3): blootstelling aan tragedie verhoogt het levensgeluk (korte termijn).
Droefheid wordt verondersteld wordt dat het levensgeluk te doen toenemen door reflectie over het
leven.
Hypothese 4 (H4): De in H3 gesuggereerde toename van levensgeluk vindt zijn oorsprong in door
tragiek opgewekte droefheid en wordt gemedieerd door de reflectie van kijkers op hun eigen leven.
De neerwaartse vergelijkingstheorie suggereert dat het vergelijken van zichzelf met anderen in
erbarmelijke omstandigheden zelfversterkende effecten heeft. In dezelfde lijn vonden Wheeler en
Miyake (1992) dat zichzelf vergelijken met anderen die er slechter aan toe waren, het subjectief
welzijn verhoogde.
Hypothese 4a (H4a): De in H3 gesuggereerde toename van levensgeluk vindt zijn oorsprong in
tragedie-geïnduceerde droefheid en wordt gemedieerd door zelfgerichte gedachten over de eigen
levenssituatie.
tragedies maken belangrijke en gewaardeerde aspecten van het eigen leven saillanter. Meer in het
bijzonder kan de viering van blijvende hechte relaties in tragedies gedachten opwekken over de
eigen hechte relaties. dan is een positief effect van verdriet door blootstelling aan tragedies op
levensgeluk zeer aannemelijk.
Hypothese 4b (H4b): De in H3 gesuggereerde toename van levensgeluk vindt zijn oorsprong in
tragedie-geïnduceerde droefheid en wordt gemedieerd door sociaal-gerichte gedachten over
iemands relaties met anderen.
Uiteindelijk impliceert het idee van eudemonia als verklaring voor tragedie-genot dat de door
tragedie veroorzaakte droefheid leidt tot reflectie over de eigen levensomstandigheden, wat op zijn
beurt een verandering in levensgeluk veroorzaakt, die vervolgens het tragedie-genot beïnvloedt.
Hypothese 5 (H5): Tragedie-geïnduceerde droefheid zet aan tot (a) zelfgerichte gedachten over de
eigen levenssituatie en (b) sociaalgerichte gedachten over de relaties met anderen, die op hun beurt
het levensgeluk en vervolgens het tragediegenot verhogen.
Method → niet belangrijk.
Results
Impact of Sadness Increase on Tragedy Enjoyment → Hypo1 en hypo 2 worden ondersteund.
,Hypo h2a en h2b werden ondersteund. Hoewel
negatieve affectverandering opnieuw de
onafhankelijke variabele was, werden in plaats
van levensreflectie als mediator zelfgerichte
gedachten en sociaalgerichte gedachten gebruikt
als twee mediators (zie figuur 1). Een grotere
verandering in negatief affect leidde tot meer
zelfgerichte gedachten en meer sociaal-gerichte
gedachten. zowel de zelfgerichte gedachten
(coëfficiënt = .24, p = .041) als de sociaal-gerichte
gedachten verhoogde het tragediegenot. de
indirecte effecten van negatieve
affectverandering op tragediegenot significant
waren voor twee soorten mediërende
gedachten.
Om er zeker van te zijn dat deze patronen niet
het gevolg waren van algemene affectieve
betrokkenheid bij de film en specifiek waren
voor negatief affect, werden parallelle analyses
uitgevoerd met positieve affectverandering in
plaats van negatieve affectverandering. Hoewel
de verandering in positief affect een directe
invloed had op het plezier in de tragedie,
kwamen er geen indirecte effecten via
levensreflectie, zelfgerichte gedachten of
sociaalgerichte gedachten naar voren. De verandering in positief affect leidde ook niet tot meer
zelfgerichte gedachten of sociaalgerichte gedachten of meer gedachten van een van de meer
specifieke categorieën.
Impacts of Tragedy Exposure and Induced Sadness of Life Happiness → hypo 3 wordt ondersteund.
Hypo 4a wordt niet ondersteund, hypo 4b wordt wel ondersteund.
Tragedy-Induced Sadness Impact on Tragedy Enjoyment via Life Reflection and Life Happiness →
hypo 5 wordt ondersteund. Grotere toename van negatief affect leidt tot meer op zichzelf gerichte
gedachten. Er is dus geen direct effect, maar wel een indirecte.
, Discussion
Recent empirisch onderzoek naar het genre tragedie stuitte op de zogenaamde tragedieparadox -
meer droefheid als gevolg van tragedie leidt tot meer plezier. Hetzelfde patroon kwam naar voren in
het huidige onderzoek, wat H1 ondersteunt.
Verder bouwde het huidige onderzoek voort op Oliver's (2008) suggestie dat kijkers bevrediging
kunnen ontlenen aan tragedieblootstelling door reflectie over hun leven en de zinvolheid ervan. De
daaruit voortvloeiende hypothese dat meer droefheid leidt tot meer plezier door meer
levensreflectie (H2) werd eveneens ondersteund.
Voortbouwend op de concepten van neerwaartse vergelijking en hechting als cruciaal voor
psychologisch functioneren, probeerden we manieren van reflectie op het eigen leven uit te werken
door gebruik te maken van zelf- versus sociaal-gerichte gedachten die na de blootstelling werden
gerapporteerd als meer specifieke mediatoren waardoor verdriet tot meer plezier zou kunnen leiden.
De gesuggereerde bemiddelingseffecten traden inderdaad op voor beide vormen van
levensbeschouwing, wat H2a/b ondersteunt.
Om het eudaimonia-perspectief op tragediegenot een stap verder te brengen, onderzochten we hoe
levensgeluk werd beïnvloed door tragedieblootstelling en ontdekten dat het inderdaad toenam
tijdens de kijkperiode, wat H3 ondersteunt. Deze toename werd echter niet gemedieerd door
algemene levensreflectie. Bij onderzoek van de twee typen van levensreflectie, zelf- versus sociaal-
gerichte gedachten, bleken alleen sociaal-gerichte gedachten een significant bemiddelingseffect te
hebben op de toename van levensgeluk (wat H4b ondersteunt, maar niet H4a).
Een meerstaps-mediumanalyse toonde aan dat deze toename van levensgeluk ook het tragediegenot
bevordert - een effect dat zijn oorsprong vindt in gedachten over hechte relaties, getriggerd door de
tragedie-geïnduceerde droefheid (ondersteuning van H5).
Interessanter is dat de droefheid die uit het zien van tragedie voortvloeit, een opbeurend effect heeft
op het persoonlijke levensgeluk. Hoewel dit effect niet lang aanhoudt, leiden andere schijnbaar meer
relevante gebeurtenissen, zoals het winnen van de loterij, ook niet tot blijvende verbeteringen van
geluk (brickman, Coates, & Janoff-bulman, 1978). Daarentegen is bekend dat bevredigende
persoonlijke relaties in hoge mate bijdragen aan een bestendig persoonlijk geluk (Myers, 2000). Dit
fenomeen sluit goed aan bij de huidige bevinding.
Over de aard van geluk wordt al gediscussieerd sinds Aristoteles en andere Griekse filosofen in de
oudheid een onderscheid maakten tussen hedonisch genot en het nastreven van deugd als bronnen
van welzijn. Psychologisch onderzoek suggereert dat hechte relaties mensen gelukkig en vervuld
maken. Tragedies lijken een uitstekend middel te zijn om de prosociale waarden te versterken die
deze relaties bestendig en zinvol maken, omdat zij blijvende liefde, vriendschap en medeleven
vieren, zelfs in ultieme kwelling en lijden.
maar waarom moeten we verdrietig zijn om dankbaar te worden? Een zeer valabele interpretatie is
dat de algemene regel dat negatieve affectieve toestanden meer cognitieve elaboratie uitlokken
(e.g., bless, bohner, Schwarz, & Strack, 1990) van toepassing is. Daarentegen kan een positieve
affectieve toestand het individu het signaal geven dat zijn of haar huidige situatie niet-problematisch
is en dus leiden tot een minder betrokken cognitieve verwerking. Deze hedonische asymmetrie
suggereert dat de menselijke geest niet gemaakt is voor geluk maar om te overleven.