Bedrijfseconomie BEC-10306
HC1 - Plaatsbepaling bedrijfseconomie
Bedrijfseconomie is de specialisatie binnen micro-economie die verschijnselen in en rondom
bedrijven probeert te verklaren en voorspellen. Kan niet zonder accounting, boekhouding,
maar ook gedragswetenschappen.
Economie is het bestuderen van keuzes die mensen maken bij de productie, consumptie en
verdeling van schaarse goederen en diensten
Administreren: verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens voor het besturen van
de organisatie
Boekhouden: financiële gegevensverwerking en informatievoorziening
Accounting: gebruik van gegevens voor verslaglegging en planning en beheersing van
bedrijfsprocessen
Organisatie: samenwerkingsverband van bv mensen met een bepaald doel (ook
stichting/vereniging)
(Bedrijfs)huishoudingen: een organisatie waarin het economische principe als leidraad voor
de ontplooide activiteiten fungeert -> profitorganisatie (winst) + maatschappelijke
onderneming (scholen/ziekenhuizen) + non-profitorganisatie (geen winst)
Doel afzetten tegen output -> effectiviteit
Doel afzetten tegen input -> economie
Input afzetten tegen output -> efficiency
Ondernemingsmodellen:
- Bezitsmodel: klein, arbeid door ondernemer +werknemers,
eenmanszaak/VOF/maatschap, risicodragend vermogen bij ondernemer, intern +
informeel informatiesysteem, strategisch management bij ondernemer
- Klassieke, gesloten model: middelgroot, arbeid door werknemers, BV, risicodragend
vermogen bij ondernemersfamilie, intern + formeel informatiesysteem, strategisch
management bij ondernemer
- Modern, open model: groot, arbeid bij werknemers, NV, risicodragend vermogen bij
aandeelhouders, intern en extern + formeel informatiesysteem, strategisch
management bij Raad van bestuur
Leidinggevende niveaus: strategisch management (topmanagement, kijkt over 10 jaar) ->
tactisch management (middelmanagement, kijkt over 1 jaar) -> operationeel management
(lager management, kijkt naar dagelijkse zaken)
Krachten in keten: verticale integratie (fusie, overname) + differentiatie (verticale
specialisatie) + parallellisatie (diversificatie) + horizontale specialisatie
Balans: overzicht van kapitaal (bezittingen, activa) en vermogen (passiva) op een betaald
moment
Resultatenrekening: overzicht van kosten, opbrengsten en winst over een bepaalde periode
Jaarrekening: balans, resultatenrekening en toelichting
HC 2 Kosten: definitie, functies en begrippen
Kosten reflecteren de geldswaarde van de voor het produceren en verkopen van goederen
of diensten noodzakelijkerwijze opgeofferde productiemiddelen
Ruim kostenbegrip heeft de verspillingen in zich (bv. overig hout)
Eng kostenbegrip heeft enkel de kosten (deze moet gebruikt worden bij berekenen kostprijs)
, Input (grondstof) -> productieproces (combineren grondstof, arbeid etc) -> output
(producten en/of diensten)
Productie in technische zin (hierboven als technisch proces)
Productie in economische zin (als waardevermeerdering)
Kostprijs: hoeveelheidsgrondslag x prijsgrondslag
Vermogenskosten: geïnvesteerd vermogen x rentevoet
Leningen (vreemd vermogen) vs eigen vermogen. Opportunity costs (wat is het alternatief,
bv aandelen)
Uitgaven: Op een bepaald moment. Betalingen van liquide middelen, neemt je banksaldo
toe of af? Dan uitgave. Altijd sprake van geld dat de onderneming verlaat. (aflossing,
investering)
Kosten: Over bepaalde periode. Opofferingen van productiemiddelen tijdens
productieproces. (afschrijving + rente)
Kasboek: inkomsten vs uitgaven
Resultatenrekening: kosten vs opbrengsten
Kosten en opbrengsten hebben invloed op het EIGEN VERMOGEN
Inkomsten en uitgaven hebben invloed op LIQUIDE ACTIVA
Opbrengsten – kosten = winst/verlies (resultatenrekening)
Tarieven stellen aan product
Kostprijsberekening: kosten per eenheid product
Kostprijs: totale kosten / totaal aantal geproduceerde eenheden
Verkoopprijs nooit volledig zelf bepalen -> concurrenten/alternatieven/overheid
Voorcalculatie -> nacalculatie -> verschillenanalyse (kijken waar de winst/verlies vandaan
komt)
Kosten naar variabiliteit: Constante kosten (kosten waarvan het totaal niet of sterk
vertraagd reageert op veranderingen. Relatief constant -> als er hele grote veranderingen
zijn kunnen ze wel veranderen. Op korte termijn onveranderlijk (sunk costs) ) vs variabele
kosten (kosten waarvan het totaal toe- of afneemt bij een zelfs geringe toe- of afname van
productieactiviteiten). Differentiële kostprijs: kosten van bijv 100 extra producten vs
marginale kosten: kosten als er 1 product bij komt
Kosten naar toerekenbaarheid: Directe kosten (kosten die specifiek ten behoeve van een
bepaald soort product zijn gemaakt) vs indirecte kosten/overhead (kosten die niet speciaal
voor een soort product zijn gemaakt, maar voor de gehele productie en afzet (huur))
Kosten naar soort opgeofferd productiemiddel: Kosten van grond (rentekosten) vs kosten
van grond- en hulpstoffen (rentekosten, waarde verbruik, voorraadkosten) vs kosten van
arbeid (brutoloon, beloning stelsels) vs kosten van duurzame productiemiddelen
(afschrijving, rente, onderhoudskosten)
Afschrijvingsmethoden: 1. Vast percentage van de aanschafprijs. 2. Vast percentage van de
boekwaarde (waarde zoals op de balans, gaat sneller). 3. Annuïteitenmethode (annuïteit:
afschrijving + rente, blijft altijd gelijk)
HC 3 Kostenverbijzondering
Kostenverbijzondering: het zo volledig en correct mogelijk toerekenen van de totale
bedrijfskosten aan de kostendragers.
Handelsonderneming: kostendrager -> diverse producten, inkoopprijzen zijn primaire kosten
Dienstverlenende onderneming: kostendrager -> projecten en/of diensten, loon
belangrijkste kost