Gehandicapten zorg
Hoofdstuk: 1, 4, 7.3.3, 20, 21, 22, 26, 27, 28, 33, 35
Hoofdstuk 1.
1.2 Stoornis beperking en handicap.
WHO= richt zich op verbeteren van de gezondheid van de wereldbevolking. Houdt zich ook bezig
met classificaties. ICIDH is de ICF geworden kijken naar totale plaatje.
Stoornis
De afwezigheid of een afwijking van psychologische, fysiologische of anatomische structuur of
functioneren.
Een defect of het ontbreken van een orgaan of orgaanfunctie, rekening houdend met de leeftijd.
Stoornis kan optreden op het gebied van:
- Cognitie
- Zintuigen
- Taal
- Organen
- Ledematen
Beperking
Dit kan het gevolg zijn van een stoornis. Moeilijkheden die iemand heeft ten aanzien van gedrag of
het uitvoeren van activiteiten. Kan zich voordoen op het gebied van:
- Communicatie
- Verzorging
- Lichaamsbeweging
- Vaardigheden
- Gedrag
Handicap
Nadelige positie die iemand heeft met een beperking in de maatschappij. Participatie probleem.
Participatie problemen kunnen zich voordoen op de volgende gebieden:
- Scholing
- Arbeid
- Sociale leven
- Vrijetijdsbesteding
Voorkeur term beperking
Dit is vaak aangeboren, door ziekte, door ongeval en hierdoor kan je minder goed functioneren in
handelingen en of bewegingen. Als je nog prima kan functioneren in de maatschappij noem je het
beperking maar als je niet meer goed kan functioneren in de maatschappij en samenleving dan
noem je het een handicap.
1.3 verstandelijke beperking
Om te kunnen spreken van verstandelijke beperking is er sprake van een aantoonbaar lager IQ dan
70 in combinatie met beperkingen op gebied van :
- Conceptuele vaardigheden: vaardigheden op gebied van lezen, schrijven, taal
- Sociale vaardigheden: met andere mensen omgaan, samen te kunnen werken, ze begrijpen,
regels kunnen volgen.
- Praktische vaardigheden: vermogen om in de praktijk te kunnen handelen en hulpmiddelen
kunnen gebruiken. ADL-vaardigheden, HDL-vaardigheden, werken, ontspannen, reizen,
gezondheidsgedrag, gebruik computer en telefoon.
,Iemand met een IQ van 65 die een goed sociaal netwerk heeft kan soms in staat zijn goed voor
zichzelf te zorgen, terwijl iemand met IQ van 105 dat absoluut niet red.
Het is dus belangrijk om naar:
- IQ+ zelfredzaamheid (vermogen om zelfzorgactiviteiten uit te voeren zonder hulp van
anderen) te kijken.
Indeling in functioneringsniveaus.
Er is een indeling gemaakt in vijf categorieën.
1. Mensen met lichte verstandelijke beperking
- IQ ligt tussen 50 en 70. Valt vaak pas op in de schoolleeftijd.
- Redelijk in staat om zichzelf te redden in de maatschappij
- Kan zich redelijk uitdrukken, veel gevallen kunnen ze lezen, en met geld omgaan
2. Mensen met matig verstandelijke beperking
- IQ tussen de 35 en 55.
- Motoriek op redelijk niveau, wel grof en houterig.
- Taalontwikkeling op eenvoudig niveau.
- Eenvoudige problemen oplossen
- Leven in een meer beschermende omgeving met nadruk op voorlichting geven en
begeleiden
- Kunnen meestal aangeven wat ze willen, hebben veelal op alle gebieden ondersteuning
nodig.
+ eten drinken, uit en aan kleden, opkomen voor zichzelf
-reizen, werken, wonen.
3. Mensen met ernstig verstandelijke beperking
- IQ ligt tussen 20 en 40, op jonge leeftijd al veel verschillen met andere baby’s.
- Grote achterstand in ontwikkeling van motoriek en contact.
- Sommigen kunnen nooit lopen, sommige altijd bedlegerig.
- Meeste kunnen niet spreken.
- Contact omgeving beperkt
- Hele leven verzorging en verpleging nodig.
- Alle gebieden intensieve ondersteuning
- 1 derde heeft ook ernstige problemen met zien, horen, verplaatsen, bewegen, epilepsie.
4. Mensen met zeer ernstige verstandelijke beperking
- IQ lager dan 20
- Functioneren op basaal niveau, nauwelijks contact met omgeving
- Bedlegerig vaak
- Sondevoeding soms
- Lichamelijk zeer kwetsbaar à overlijden op zeer jonge leeftijd vaak
5. Mensen met sterk gedragsgestoorde licht verstandelijke beperking
- Specifieke benadering
- Naast een meer specifieke begeleiding met bijbehorende handvatten om een
behandelingsgerichte aanpak
- Goede begeleiding op hoog niveau
Misvattingen over verstandelijke beperkingen
Vaak word er over gesproken als: hulpbehoevend, zielig, gek, spontaan of altijd vrolijk.
Zo worden ze niet serieus genomen en krijgen geen ruimte om individueel te ontwikkelen in de
samenleving. Mensen denken dat ze:
, - Geen gevoelsmatige bewustwording hebben ‘’ het is maar goed dat ze er zelf geen weet van
hebben zeggen ze dan ‘
Toch hebben ze wel:
- Lichaamsbeleving dat uit zich in:
- Lust en onlust, lachen of huilen, geluiden maken, uitingen van agressie
- Destructief gedrag: richt op het schade aanbrengen aan de persoon, aan andere personen of
dingen.
- Ergeren aan personen, beschermen eigen spullen
- Als je hart tot hart contact heb kan je reacties opmerken als glimlachen, sprankeling in de
ogen, stil moment van vreugde. Ze voelen dit dus ook echt aan.
Grote groep verstandelijke beperkte hebben tot op zeker hoogte zeker weet van hun beperking en
de gevolgen die dit heeft.
1.4 lichamelijke beperking
Overwegende motorische beperking. Onderverdeling naar oorzaak en niet naar ernst:
- Beperking als gevolg van hersenletsel, aangeboren of niet-aangeboren
- Aangeboren beperkingen: spina bifida (open rug), niet functionerende of ontbrekende
lichaamsdelen
- Beperkingen door ziekte of aandoeningen zoals: multiple sclerose, cerebraal vasculair
accident, spierdystrofie
- Beperkingen door ongevallen zoals dwarslaesie.
Vaak zelfstandig genoeg om hun leven te leiden en vorm te geven ondanks de beperkingen. Vaak
met hulpmiddelen.
Zelfredzaamheid is bepalend voor de omvang en de inhoud van de behoefte aan wonen, zorg,
begeleiding, dagbesteding.
Het leidt tot verschillende zorgvragen onder meer op gebied van:
- Hulpmiddelen
- ADL
- Verpleging
- Begeleiding
- Huishoudelijke verzorging en behandeling.
Voor bevordering van participatie van kwetsbare groepen willen gemeenten hun verantwoording
nemen en een voorwaardenscheppende rol vervullen. Voorbeelden:
- Extra geld uittrekken voor bieden van aangepaste vervoersmogelijkheden
- Extra subsidie geven waardoor arbeidsplaatsen kunnen ontstaan voor mensen met
beperking
- Bevorderen verdraagzaamheid in samenleving door geven van intensieve voorlichting
- Ondersteunen van sportverenigingen in de vorm van geld, kennis voor aangepast sporten
Zorgvragers met lichamelijke beperking leven hun eigen leven, waarin jij op verzoek de
noodzakelijke invulling bied.
Aangeboren of verworven?
Aangeboren
- Bij de geboorte al aanwezig.
- Hij weet niet anders dan te leven met de beperking
- De ouders moeten vaak wennen en schrikken eerst. Ze kunnen hier erg onzeker door
worden.
- Soms zijn lange ziekenhuis opnames nodig en dat staat de vertrouwensband in de weg.
, - Ontwikkelen is zwaardere taak met beperkte uitrusting
- Manier van opvoeden zal moeten aansluiten bij het kind, dan pas krijgt kind ruimte
Oorzaken kunnen zijn:
- Erfelijke / genetische oorzaken zoals chromosoomafwijkingen
- Stofwisselingsstoornissen en andere aanlegstoornissen, met als gevolg misvormingen van in
ieder geval zenuwstelsel
- Stoornissen tijdens zwangerschap als gevolg exogene invloeden zoals infectieziektes bij
moeder, medicijngebruik, straling
- Stoornissen tijdens geboorte, bijvoorbeeld zuurstoftekort en hersenbloeding
- Stoornissen direct na geboorte, bijvoorbeeld zuurstoftekort, hersenbloedingen, direct
ontstane ernstige geelzucht.
- Stoornissen in eerste levensjaar zoals hersenvliesontsteking, zuurstoftekort, hersenbloeding,
trauma.
Op latere leeftijd verworven stoornis
Voor de aandoening plaatsvind heeft de zorgvrager nog een normaal leven. zo kan je van ene op
andere dag je oude leven kwijt zijn. Mogelijke oorzaken zijn:
- Ziekten, hersenvliesontsteking, kwaadaardige tumoren
- Ongeval zoals verdrinking of een verkeersongeval
- Ernstige mishandeling bijvoorbeeld het shaken baby syndroom
- Ernstige langdurige ondervoeding
- Vaatstoornissen (CVA)
Het proces dat de zorgvrager doormaakt kan je vergelijken met een rouwproces.
- Begin je houd vast aan wensen dat het wel weer goed komt
- Als gevolgen duidelijker worden kan verzet en woede of afgunst optreden
- Uiteindelijk kom je in fase dat je het aanvaard. Sommigen bereiken dit niet.
- Houding, opvattingen, familie, vrienden en van werk zijn hierbij belangrijk.
Je noemt dit ook wel een niet-aangeboren hersenletsel.
Soort stoornis en beperking
Dit is van belang voor de manier waarop zorgvrager zichzelf en de reacties van omgeving ervaart. Is
er sprake van een motorische stoornis (verlamde benen?) een orgaanstoornis (COPD) of een
gehoorstoornis? Dit geldt ook voor de ernst en zwaarte van de stoornis of beperking.
Zichtbaarheid van een stoornis of beperking
De omgeving kan rekening houden met je als ze de stoornis of beperking kunnen zien. Maar soms
reageren mensen dan met afschuw. De zorgvrager kan deze houding merken en dat word als
negatief ervaren. Als het niet opvalt dan heb je kans dat je minder belemmering in je omgeving
ervaart maar dan is de kans groot dat er geen rekening mee wordt gehouden en dat kan frustratie
en verdriet bij zorgvrager meebrengen en onbegrip vanuit de omgeving.
Achteruitgang door stoornis of beperking
Sommige aandoeningen kennen een progressief verloop. Dan heb je voortduren lichamelijke
achteruitgang. Het verwerkingsproces wordt hierdoor belemmerd. Het geeft extra gevoelens van
onmacht en onzekerheid.
Hoofdstuk 4 verpleegkundig proces
4.2 instrument voor kwaliteit
Ondersteuningsplan is belangrijk instrument.