Klinisch redeneren
HBO-V G&T leerjaar 2
Inhoud
Klinisch redeneren les 1.1 ~ ProActive Nursing 1.............................................................................................................2
ProActive Nursing: Klinisch redeneren in zes stappen.................................................................................................2
Hoofdstuk 1 – Klinisch redeneren in zes stappen....................................................................................................2
Hoofdstuk 2 – De zes stappen nader bekeken.........................................................................................................2
Hoofdstuk 3 – Methoden, modellen en technieken................................................................................................5
Klinisch redeneren voor verpleegkundigen...............................................................................................................11
Hoofdstuk 2 – Wat is klinisch redeneren?.............................................................................................................11
Flitscollege analytische benadering...........................................................................................................................14
Klinisch redeneren les 1.2 ~ ProActive Nursing 2...........................................................................................................15
Klinisch redeneren en evidence based practice.........................................................................................................15
Hoofdstuk 1.3.3 – Intuïtie en analyse: het cognitief continuüm............................................................................15
Klinisch redeneren les 1.3 ~ Klinische redeneren bij ouderen.......................................................................................19
Klinisch redeneren bij ouderen. Functiebehoud in levensbeloopperspectief............................................................19
Hoofdstuk 4 – Screening en geriatrisch assessment..............................................................................................19
Hoofdstuk 5 – Klinisch redeneren met behulp van redeneerhulpen.....................................................................22
Bijlage 1: Anamnese 75+ volgens de gezondheidspatronen van Gordon..................................................................27
Bijlage 2: Redeneerhulpen versus ICF........................................................................................................................29
,Klinisch redeneren les 1.1 ~ ProActive Nursing 1
Leerdoelen:
- aan de hand van de methodiek van Bakker inzichtelijk maken welke klinische problematiek er speelt bij de
zorgvrager.
- op basis van de klinische problematiek beredeneren welke zorg er nodig is.
- bij een zorgvrager het klinisch verloop op korte en lange termijn inschatten.
- evalueren en reflecteren op de gebeurtenissen in het zorgtraject.
- bij de verschillende stappen van het redeneerproces bepalen welke redeneerhulpen ingezet moeten worden
bij een zorgvrager.
- bepalen welke factoren en vaardigheden een rol spelen bij het nemen van besluiten.
Literatuur:
- Bakker, M. & Heycop ten Ham, C. (2014). ProActive Nursing: klinisch redeneren in zes stappen. Den Haag:
Boom Lemma uitgevers. Pagina 1 t/m 50.
- Straalen, L. van & Schuurmans, M. (2016). Klinisch redeneren voor verpleegkundigen. Houten: Springer
media B.V. hoofdstuk 2 paragraaf 2.3 en 2.4.
- Bekijk het flitscollege over Analytische benaderingen
ProActive Nursing: Klinisch redeneren in zes stappen
Hoofdstuk 1 – Klinisch redeneren in zes stappen
Klinisch redeneren is het continue kritisch nadenken-meedenken over de situatie van de patiënt en de kleine en
grote beslissingen die voortvloeiende daaruit genomen moeten worden met betrekking tot de bestaande en de te
verwachte problematiek en de zorg.
De drie O’s van redeneren
Observeren: hierbij gaat het over allerlei mogelijke feiten die je waarneemt, zoals: klinische symptomen, klachten,
controles, laboratoriumwaarden, bloedwaarden, etc.
Ordenen: aan de hand van de observaties ga je je gedachten ordenen. Het gaat om vragen als: wat heb je nu
waargenomen, waar zit het probleem, wat is het probleem, zijn er verbanden met andere problemen en hoe breng
ik dit alles onder woorden?
Oordelen: dit gaat om diagnosticeren, constateren of vaststellen. De oordeelsvorming is door middel van een
stoplichtensysteem teruggebracht naar drie keuzes die staan voor de status van de problematiek:
Rood = Stop Je signaleert een actueel probleem, waarop actie ondernomen moet worden.
Oranje = Waarschuwing Je signaleert een verhoogd risico, een bedreigde functie
Groen = Veilig Er is geen probleem/geen disfunctie
Over het geheel van het redeneren zit nog een stap. Het overdenken, deze extra o drukt het heen-en-weer denken
uit. Je controleert of het redeneren wel klopt.
Hoofdstuk 2 – De zes stappen nader bekeken
Stap 1: Oriëntatie op de situatie
De eerste stap is bedoeld om de actuele gezondheidssituatie (klinisch beeld) van de patiënt in kaart te brengen. Dit
kan je doen met behulp van de SBAR-methode. Hierbij verzamel je de benodigde informatie om deze vervolgens zo
kort en concreet mogelijk weer te geven.
S: de mentale en fysieke gezondheidstoestand
B: de bestaande of eerder doorgemaakte ziekten, allergieën, behandelingen, zwangerschap, huidige
behandeling en medicatiebeleid en eventuele behandelingsbeperking
A: de meetgegevens, observaties, bloedwaarden, de mogelijke oorzaken (werkdiagnose) en de urgentie
van de situatie
R: jouw aanbevelingen ten aanzien van consulatie, aanvullend onderzoek, aanpassingen klinisch beleid
en eventuele (over)plaatsing van de patiënt.
, Binnen de onderdelen van de SBAR worden ook andere modellen, indelingen of ordeningen gebruikt. We noemen al
dit soort modellen redeneerhulpen. Zoals bijvoorbeeld de EWS-score (Early Warning Signs) of de SIRS-criteria.
Stap 2: Klinische problematiek inzichtelijk
Nu je weet dat er iets aan de hand is ga je in deze stap kijken wat er mis is. Stap 2 wordt gedaan aan de hand van
zogenaamde zorgthema’s. Deze zorgthema’s vertegenwoordigen allemaal een bepaalde fysieke, mentale of
levensfunctie van de mens. Je begint met een inventarisatie van de betrokken zorgthema’s Stel daarin ook duidelijk
prioritieten. Zo is de volgorde te bepalen door ‘oorzaak en gevolg’ of door de ABCDE-methodiek.
Als verpleegkundige wordt van je verwacht dat je kunt beredeneren:
1. Welke zorgthema’s betrokken zijn
2. Wat de bestaande of te verwachten problematiek is
3. Wat de prioriteiten zijn
Stap 2 levert de zogenaamde toestandsdiagnose op. Per zorgthema geeft deze diagnose inzicht in het actuele
functioneren maar ook in de te verwachten problematiek.
Stap 3: Aanvullend onderzoek
Aanvullend onderzoek is gericht op: het bevestigen van de diagnose, het uitsluiten van de differentiaal diagnosen en
het (dis)functioneren van organen en orgaansystemen. Bij aanvullend klinisch onderzoek kun je denken aan de
volgende vormen:
- Anamnese: de door interview verkregen informatie over het ontstaan van de klachten en de symptomen. De
klachten kunnen uitgevraagd worden met de ALTIS-methode. (A = aard van de klacht, L = locatie, T = tijd, I =
intensiteit en S = samenhang).
- Lichamelijk onderzoek: het algemene en/of specifieke onderzoek naar de werking van orgaansystemen en
symptomen van een ziekte.
- Laboratoriumonderzoek: er zijn vele vormen: microbiologisch, serologisch, anatomisch/pathologisch.
- Beelvormend onderzoek: hieronder vallen alle onderzoeken die een beeld geven van de inwendige anatomie
van het lichaam of organen zoals: echo, röntgenologisch onderzoek, MRI-scintigrafie, CT-scan.
- Fysiologisch functieonderzoek: dit zijn onderzoeken waarbij fysische (natuurkundige) parameters gebruikt
worden als beoordeling. Voorbeelden zijn: biopsie, punctie, scopie, drukmeting, ECG, EEG, EMG,
longfunctietest.
Als verpleegkundige wordt van je verwacht dat je kunt beredeneren:
1. Welke vorm(en) van aanvullend onderzoek van belang is/zijn en wat er uitgezocht moet worden
2. Wat de verwachte uitkomsten zijn en wanneer uitkomsten urgent/ernstig zijn
Stap 4: Klinisch beleid
In deze stap wordt beredeneerd welke zorg nodig is. De interventies kunnen worden onderverdeeld in drie
gebieden: somatisch, psychosociaal en zelfzorgfuncties.
Als verpleegkundige wordt van je verwacht dat je kunt beredeneren:
1. Welke interventies en protocollen nodig zijn
2. Wie er geconsulteerd moet worden
3. Hoe de patiënt begeleid moet worden
4. Hoe de zelfzorgfuncties benaderd worden