Samenvatting literatuur: Besturen van Veiligheid
I
Week 1
College 1 Introductie en schets van het domein
Muller h1 en h3
Helsloot h2
College 2 Wat zijn risico’s, risicoperceptie-
Muller h2, h4, h5 en h9 risicoacceptatie, subjectief-objectief
Helsloot h3 en h8 veiligheidsbeleid
RIVM
Ministerie van BZK
Starr
Ter Mors, Terwel en Daamen
Helsloot
Werkcollege 1
Crisislab
Voorgaande literatuur
College 3 Kosten-batenanalyse als basis voor
Crisislab veiligheidsbeleid
Helsloot, Hanekamp en Haen
Helsloot h5, h7, h9, h12
OECD
Week 2
College 4 gastcollege Hanekamp: voorzorg en het
Helsloot h11 slagveld van experts
Taleb
Hanekamp
Pieterman
Helsloot en Hanekamp
College 5 Stelsel van vergunningverlening,
Muller h13 toezicht en handhaving in Nederland
Helsloot, Scholtens en Haen
Evaluatie ILT
Helsloot en Schmidt
Werkcollege 2
Hof et al
Voorgaande literatuur
College 6 Hoe werkt veiligheidsbeleid uit op de
VNCI werkvloer
Foxen, Helsloot en Groot
Week 3
College 7 Drijfveren veiligheidsbeleid
Muller h14
Helsloot en Scholtens
,Crisislab
College 8 Politieke-bestuurlijke omgang met
WRR risico’s
Plasterk
Raad voor leefomgeving en infrastructuur
Raad voor het Openbaar Bestuur
Werkcollege 3
Smeets en Baars
Schaap
College 12 Wat hebben we geleerd
Ale
Helsloot en Vlagsma
Pamflet
NSOB
,Muller h1 en h3
College 1
Hoofdstuk 1: Veiligheid als begrip: fundering van de
rechtsorde
Veiligheid in etymologisch en historisch perspectief
Veilig en zeker zijn partiele synoniemen
Veiligheid en onveiligheid hebben te maken met zekerheid en onzekerheid
De betekenis van veiligheid (securitas) heeft zich in de middelleeuwen en daarna steeds in
diverse contexten ontwikkeld
Securitas werd gebruikt om uitdrukking te geven aan bescherming van het leven, lijf en
eigendom
Na de middelleeuwen had het dezelfde betekenis, maar scheiding tussen binnenlandse en
buitenlandse veiligheid. Het ging niet alleen meer om bescherming van de burgers tegen
medeburgers (binnenlandse veiligheid), maar ook om bescherming van de gemeenschap als
geheel in defensief opzicht (buitenlandse veiligheid)
Binnenlandse veiligheid heeft hier door jaren heen een dubbele betekenis gekregen:
o Enerzijds de staat die de burger dient te beschermen
o Anderzijds dient de burger tegen de staat beschermd te worden
Dit sluit aan bij de notie van veiligheid die wij nu kennen. Daarnaast is optimale bescherming
verankerd in theorie, het sociaal contract. Hierin wordt veiligheid en vrijheid benadrukt.
Het sociaal contract
In het sociaal contract staat de bescherming van de mens tegen anderen in zijn leefomgeving
centraal
Gaat het niet om het leven van de mens, maar om het maken van afspraken die gevolgen hebben
voor de volledige vrijheid
Voor het beschermen van de volledige vrijheid hebben we als gemeenschap bepaalde middelen
nodig, deze worden ook centraal gesteld in het sociaal contract
Wanneer schaarste en de omvang van de bevolking toeneemt, kan er een strijd ontstaan tussen
groepen. Het sociaal contract biedt dan uitkomst
Tot slot brengt het sociaal contract het idee van centrale staatsmacht die straffend kan optreden
met zich mee. Socioloog Elias stelt dat het driftleven van de mens (dus aanvalsdrift) geleidelijk
verandert wanneer de centrale macht van een gebied toeneemt
Het denken in termen van sociaal contract bracht dus teven het denken over een centrale
machtsinstitutie met monopolie op fysiek geweld met zich mee (ontstond pas na de
middeleeuwen)
Tegelijkertijd bracht dit volledige vrijheid met zich mee, maar ook het monopoliseren. Dit
betekent een verbod op eigenrichting: een inperking van de vrijheid ten gunste van veiligheid
Theorie van Locke (de natuurwet) biedt een mogelijkheid om deze zaken vast te stellen in ‘recht’.
De natuurwet (denk aan Tholen): je mag een ander niet schaden in het leven, mits een ander
daar zelf toestemming voor geeft. Het tweede recht houdt in dat hij die natuurwet overtreedt,
gestraft zal worden. Zowel veiligheid als bescherming wordt hiermee verankerd
De rechtstheoretische inbedding van veiligheid
De historie van ‘veilig’ en ‘zeker’ bracht ons bij het sociale contract, dit zal ons weer leiden naar
het recht. Uitgangspunten van het sociaal contract zijn te herkennen in ons huidige recht:
o Eerste uitgangspunt: rechtsdenken; in hoe we kijken naar de mens in het recht. Hierbij
gaat het voornamelijk om individuele rechten
, o Tweede uitgangspunt: rechtssubjectiviteit; rechten en plichten van de persoon in het
recht. Hierdoor zijn we in staat relaties tot anderen vorm te geven binnen
geïnstitutionaliseerd verband
Theorie van Beccaria: de mens heeft als persoon in het recht immers slechts een deel van zijn
soevereiniteit afgestaan en niet het meest omvattende: zijn leven. De soevereine macht door het
sociaal contract niet beslissen over leven en dood van een van de deelnemers. Hobbes volt
hierop door te zeggen dat als soevereine macht diens leven bedreigt, die plicht tot
gehoorzaamheid voor dit individu vervalt
Doel: samen leven van mensen mogelijk te maken: orde creëren die veiliger is dan de
natuurtoestand
Afspraken uit het sociaal contract die wel als recht betitelen, moeten doelmatig zijn: heeft de
functie een bepaalde orde te bewerkstelligen
Niet elke sociale orde waar recht wordt geïntroduceerd is een rechtsorde. Dient te voldoen aan
bepaalde vereisten: een democratische staat (de twee uitgangspunten)
Zowel burgers als instituties dienen zicht te houden op deze afspraken. Dit biedt de samenleving
een bepaalde zekerheid: rechtszekerheid; de posities die op basis van het recht ontstaan en
bestaan mogen niet zomaar vervallen en gewijzigd worden
De drie klassieke waarden van Radbruch
De waarden uit het sociaal contract sluiten nauw aan bij de drie klassieke waarden van Radbruch
waar recht aan moet voldoen: rechtvaardigheid, doelmatigheid en rechtszekerheid. Deze drie
waarden staan met elkaar in verbinding, hierbij gaat het om zoeken naar een juist evenwicht
voor iedere situatie
I. Rechtvaardigheid:
Recht moet rechtvaardigheid verwezenlijken en in dit geval gericht zijn op gelijkheid en
mensenrechten. Hierbij geeft Radbruch niet aan of het gaat om relatieve gelijkheid (= gelijkheid
afhankelijk van persoonlijke behoeften) of absolute gelijkheid (= exact gelijke delen). We hebben
dus meer nodig dan rechtvaardigheid om tot inhoudelijke bepaling te komen
II. Doelmatigheid:
Recht staat volgens Radbruch dus op zichzelf, invulling geef je eraan door je doelen. Dit brengt
ons tot zijn tweede punt: inhoud geven aan, betekenis verlenen aan (doelmatigheid)
Inhoudelijke bepaling van recht is situationeel bepaald. Een bepaald cultuur kan dus invulling
geven aan het recht. Menselijke betekenisverlening is van essentieel belang, het geeft een beeld
van warden die in een bepaalde samenleving voorkomen (= relativisme)
III. Rechtszekerheid:
Hierbij staat centraal dat de gemaakte afspraken en verworven en toegekende posities recht
worden gedaan, zonder dat de inhoud in het geding raakt. Met de toevoeging van
rechtszekerheid wordt het probleem van strijd tussen inhoud en vorm duidelijk. Waarden
kunnen elkaar aanvullen, maar tegelijkertijd ook botsen met elkaar (denk aan: privacy versus
veiligheid, doel veiligheid: verbinden van individuele rechten + rechtssubjectiviteit bescherming
van fundamentele rechten)
Hoofdstuk 3: Vormen van veiligheid
Sociale veiligheid = criminaliteit, overlast en security
Fysieke veiligheid = externe veiligheid en safety
Nationale veiligheid = crisisbeheersing en rampenbestrijding en bescherming van vitale belangen
Digitale veiligheid = ICT-veiligheid of informatiebeveiliging
Sociale veiligheid
= de mate waarin men vrij van dreiging van de openbare ruimte gebruik kan maken