Drama
1.1 visie op drama
Drama sluit aan bij het spontane spel van kinderen. onder spontaan spel verstaan we het
spel waarin het kind spontaal leert over zichzelf en de hem omringende wereld.
De kinderen leren door te doen.
We spreken van dramatiseren, van ‘doen alsof’: het spel is echt, maar tegelijkertijd is het
maar gespeeld.
1.3 Wat is dramatisch spel?
Dramatisch spelen in het basisonderwijs is te definiëren als spel met één of meer spelers die
iemand spelen, die ze zelf niet zijn. In dramatisch spel bouwen kinderen voort op de
spelvaardigheden van spontaan spel die al tot hun beschikking staan.
1.5 Kerndoelen kunstzinnige oriëntatie
Kerndoelen
54 – De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken, om er
gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren.
55 – De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.
56 – De leerlingen verweven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van
cultureel erfgoed.
1.6 Waarom drama in het basisonderwijs?
Leerlingen leren over een door drama;
Bevordering pedagogisch klimaat;
Een leerling is gedurende een dramales fysiek, affectief en cognitief betrokken bij
spel.
Creativiteit gaat niet alleen om het creëren van oplossingen. Voor een dramales is het
minstens zo belangrijk dat creativiteit ook in het contact tussen de leerlingen meerwaarde
kan creëren.
2.1.1 Dramacompetenties
Drama kent drie vakspecifieke gebieden waarin de leerkracht zijn competenties dient te
ontwikkelingen: productie (verbeelden zelf spelen), receptie (kijken en luisteren naar wat
anderen spelen) en reflectie (nadenken, spreken over en evaluatie van spel).
Productie
Drama begint bij het ‘doen alsof’. Spontaan spel krijgt op school een vervolg in ‘dramatisch
spel’. Het zelf spelen en actief met een rol aan de slag gaan, noemen we productie. Het
benodigde materiaal (lichaam en omgeving) staat altijd tot je beschikking.
Receptie
Naast het zelf uitvoeren is het belangrijk dat leerlingen leren kijken en luisteren naar wat en
hoe anderen uit de groep spelen. Goed kijken en luisteren vragen aandacht tijdens een spel,
en het is van belang dat er criteria zijn geformuleerd om naar dat spel te kijken.
,Reflectie
Het reflecteren, nadenken en praten over spel, kan het leerrendement van de leerlingen
vergroten. Een gesprek kan verhelderend zijn en biedt mogelijkheden elkaar beter te leren
kennen.
2.2 21-eeuwse vaardigheden en het basisonderwijs
Samenwerken
Gezamenlijk een doel halen, elkaar aanvullen, inspireren en ondersteunen.
Probleemoplossend vermogen
Herkennen dat problemen bestaan en tot een plan van actie kunnen komen om het op te
lossen.
ICT-geletterdheid
Vaardigheden voor het effectief en efficiënt gebruikmaken van technologie.
Creativiteit
Het vermogen om nieuwe ideeën, benaderingen, oplossingsstrategieën en inzichten buiten
de gebaande paden te creëren en te optimaliseren.
Kritisch denken
Het vermogen om onafhankelijk van anderen een eigen visie of onderbouwde mening te
formuleren.
Communiceren
Het effectief en efficiënt overbrengen en ontvangen van een boodschap.
Sociale en culturele vaardigheden
In staat zijn om met mensen van verschillende etnische, sociale, organisatorische en
politieke achtergronden effectief samen te leren, te werken en te leven.
,4.2 Drie inhoudelijke elementen binnen het vak drama
Binnen het vak drama wordt er gewerkt met een cirkelmodel dat de basisstructuur van het
vak weergeeft: MVB-Model (materie, vorm en betekenis).
Materie
Hierbij gaat het om uitdrukkingsmogelijkheden van het lichaam, zoals houding, beweging,
mimiek, stem en het verkennen van de basis-spelelementen (wie, wat waar, waarom,
wanneer).
Bij materie gaat het om de spelwerkelijkheid vanuit het voorstellingsvermogen en de inleving
in de rol.
Vorm
Hierbij gaat het om de dramatische lijn (spanningsboog) en uitdrukkingsvormen zoals
speltechnieken en speelstijlen om kleur te geven aan een boodschap. Binnen vorm kunnen
er twee componenten worden aangewezen die het dramatisch spel op gang brengen:
verbeelden en vormgeven.
Betekenis
Hierbij gaat het om het vormgeven in drama aan de persoonlijke verbinding met een
onderwerp of thema waardoor zeggingskracht ontstaat.
Drama heeft parallellen met wat mensen in de werkelijkheid en in hun fantasie ervaren.
, 4.4 Opbouw van reflectie in de leerlijn
Reflecteren is een van de drie elementen binnen drama. Het is een cognitief proces dat
plaatsvindt om van ervaringen te leren door persoonlijke verkenning en samenwerking met
anderen.
In de leerlijn drama is de volgende opbouw voor reflectie terug te zien:
Beschrijving: beschrijven spel en hun gedachten daarbij
Rechtvaardiging: reden geven, motivering voor spel of een standpunt
Kritiek: uitleg geven van aspect en lichten deze toe
Discussie: leerlingen vertellen naast evaluatie ook wat beter zou kunnen en waarom
deze veranderingen nodig zijn.
4.5 Samenspel
Samenspel helpt kinderen om goed om te gaan met zichzelf en de anderen, en heeft ook
betrekking op de relatie en interactie tussen ik en jij.
Het gaat om vaardigheden die in iemands hele mens-zijn en in zijn deelname aan de
maatschappij van belang zijn.
4.6 21e-eeuwse vaardigheden en drama
Onderzoekend vermogen: leerlingen kunnen over drama leren en het geleerde
toepassen.
Receptief vermogen: leerlingen spelen niet alleen, maar kijken ook naar dramatisch
spel. Hierbij is het van belang dat ze leren zich voor het spel van anderen op te
stellen.
Creërend vermogen: de leerlingen kunnen zelf dramatisch spel bedenken,
produceren en presenteren.
Reflectief vermogen: leerlingen kunnen dramatisch spel van zichzelf en anderen
analyseren, interpreteren en waarderen
Sociaal vermogen: leerlingen kunnen hun emoties op een duidelijke en sociaal
aanvaardbare manier uiten. Ze waarderen en respecteren de emoties van andere
leerlingen en spelen en werken samen.
5.1 De vijf W’s
In een verhaal is er altijd sprake van een persoon (wie) die iets doet (wat), op een bepaalde
plek (waar), in een bepaalde tijd (wanneer) met een bepaalde reden (waarom).
Spelelementen zitten in elke dramaopdracht. Het zijn de bouwstenen voor het vak, bij spel
hoort een verhaal. In een verhaal is er sprake van een verbeeldende werkelijkheid, Die
verbeelde werkelijkheid noemen we de fictieve werkelijkheid; doen alsof.
Wie – het personage
Als speler doe je alsof je iemand anders bent. Je speelt een rol en wordt een personage.
Een personage spreekt tegen anderen of tegen zichzelf.
Wat – de fictieve handeling
Aan dramatisch spel ligt een verhaal ten grondslag dat in handelingen van personages wordt
uitgewerkt. Het kan een bestaand of geïmproviseerd verhaal zijn. De handelingen die
worden verricht moeten passen bij het verhaal en de bijbehorende personages.