Politieke communicatie en Journalistiek Kennis
Week 1. Inleiding Politieke communicatie en Journalistiek en de basisconcepten 1
Week 1. Literatuurvragen 8
Week 2. Protest en politieke participatie 10
Week 2. Artikelen 15
Week 2. Literatuurvragen 20
Week 3. Personalisering en infotainment 20
Week 3. Artikelen 28
Week 3. Literatuurvragen 30
Week 4. Hoorcollege Populisme en de media 31
Week 4. Artikelen 36
Week 4. Literatuurvragen 39
Week 5. Media en Politiek: politieke agendasetting 40
Week 5. Literatuurvragen 47
Week 6. Internationale journalistiek 48
Week 6. Artikelen 54
Week 6. Literatuurvragen 60
Week 7. Video 1 Future challenges of journalists, robots, and hybrid media systems 62
Week 7. Literatuurvragen 63
Begrippenlijst 65
1
,Week 1. Inleiding Politieke communicatie en Journalistiek en de basisconcepten
Politieke communicatie = “de interactie tussen politiek, media en het publiek”
Politieke communicatie gaat dus om relaties tussen politieke actoren, media/journalisten en burgers.
Vaak is de vraag: wie geeft de richting aan bij deze relaties? Wie controleert wie?
Wat zijn de functies van de media in een (ideale) democratie:
1. Informatie (monitoring, informeren van het publiek)
a. Als je bijvoorbeeld op een partij wil stemmen, moet je wel weten waar ze voor staan.
Je bouwt op de informatie van de media hiervoor.
2. Educatie (uitleggen wat feiten en events betekenen)
a. Wat betekent het waar die partij voor staat
3. Platform: media als virtuele plaats waar ideeën kunnen worden uitgewisseld. Een plaats waar
we kunnen discussiëren
4. Waakhond: controle en rapportering over wat de overheid (of bedrijven doet). De media gaat
ook op zoek naar wat er mis gaat bij de overheid en bij bedrijven, wat moet er veranderen en
wat moet het publiek weten. Het is belangrijk dat burgers bepaalde dingen weten zodat ze er
naar kunnen handelen.
5. Kanaal: politiek boodschappen en meningen moeten een kans krijgen, media stellen daarvoor
plaats ter beschikking.
Verschil platform en kanaal;
Platform is horizontaal (burgers onder elkaar discussiëren) en kanaal is eerder politieke partijen die
wat te zeggen hebben en willen overbrengen (verticale communicatie)
Hoe zien journalisten hun werk → Journalistieke rolopvattingen (David Weaver):
➔ Disseminator (informatieverspreiding)
➔ Interpreter (uitleggen en duiden)
➔ Adversarial (zich zeer kritisch opstellen tegenover politici en bedrijven)
➔ Populist mobilizer (probeert mensen mee te krijgen, engagement. Het gewone volk aan het
woord laten, niet alleen maar formele bronnen).
2
,Bedreigingen van deze 5 functies (de hierboven genoemde):
1. Bedreiging 1: Journalisten die vasthouden aan veilige routines, waardoor ze het publiek niet
het nieuws bieden dat ze nodig hebben.
a. Journalisten laten zich leiden door de opinies van de politieke elites. Als die het eens
zijn, komen er meestal geen andere stemmen meer aan het woord.
b. Redenen: routine, gemakzucht, veiligheid, vermijden van risico’s. De disseminator valt
snel in dit patroon, omdat hij alleen maar focust op de informatie en niet op kritiek.
i. Welke functies worden bedreigd
1. De platform en waakhondfunctie
2. Deels ook andere functies, voor zover bepaalde informaties en
meningen het nieuws niet helemaal halen
ii. Wat is de oplossing
1. Een andere journalistieke aanpak.
2. Bedreiging 2: Videomalaise → mensen gingen nieuws kijken via televisie heeft negatieve
effecten op mensen. Eerst lazen mensen altijd de krant voor nieuws, maar toen de tv op kwam
gingen mensen de tv gebruiken om nieuws te begrijpen. Er werd alleen minder nieuws
uitgezonden via tv, dan er eerst via de krant werd gecommuniceerd. Altijd wanneer er een
nieuw medium komt komen er twijfels en angsten op.
a. Bijvoorbeeld: meer cynisme, minder vertrouwen in (politieke) instituties, minder
“political efficacy” (= Het gevoel dat je politiek begrijpt en dat je er ook zelf zinvol aan
kan deelnemen).
b. Gevolg van deze negatieve effecten → “Dumbing down” = Mensen kunnen en willen
politiek nieuws niet meer verwerken.
i. Later ook Kritiek op de mediamalaise theorie:
1. Ook positieve effecten op media- inhoud mogelijk
2. Sommige eerder sensationele elementen zorgen er precies voor
dat meer mensen bereikt worden.
3. Journalisten proberen wellicht meer om alle burgers aan te spreken als
potentieel publiek
c. Maar de discussie blijft → zijn nieuwe media negatief? → voorbeeld; internet en met
name Facebook. Er is heel veel informatie (nieuws) op Facebook, maar Facebook wil
ook dat je zo lang mogelijk op hun platform blijft en je blijft op een platform als je
dingen voorgeschoteld krijgt die je interessant vindt en je vindt dingen waar je het eens
mee bent interessant dus Facebook zorgt er door hun algoritme voor dat je in een
filterbubbel komt.
d. Welke functies zijn bedreigd:
3
, i. Zeker de platformfunctie → als je in een filterbubbel terecht komt op sociale
media dan wordt je niet geconfronteerd met meningen waar je het niet mee
eens bent.
ii. Deels ook educatie functie en kanaalfunctie → je krijgt alleen maar informatie
waar je het al mee eens bent, als je in zo’n filterbubbel komt.
iii. Informatiefunctie een beetje
iv. Waakhondfunctie hoeft niet in gedrang te zijn
e. Wat is de oplossing:
i. Opnieuw vertrouwen opbouwen in media, filter bubbels en echo chambers
vermijden, politieke satire, regulering voor sociale media.
3. Bedreiging 3: Controle van de overheid over media inhoud.
a. Gebrek aan onafhankelijkheid
i. Voorbeelden; censuur, staatsomroepen
b. Gebrek aan intern en extern pluralisme
i. Intern pluralisme = in een nieuwsmedium dat er veel verschillende
stemmingen, meningen worden gegeven.
ii. Extern pluralisme = dat er verschillende nieuwsmedia allemaal een andere
mening/ stem geven
c. Welke functies worden bedreigd
i. Informatie en educatie → als er geen pluralisme is, dan worden bepaalde
meningen niet gehoord en dit geeft een onvolledig beeld. Mogelijke bias.
ii. Platformfunctie → sterk bedreigd (pluralisme)
iii. Waakhondfunctie → sterk bedreigd (tegen overheid)
iv. Kanaalfunctie → ook bedreigd voor niet overheidsgebonden politieke groepen.
d. Oplossingen
i. Meer persvrijheid. We onderscheiden twee soorten persvrijheid;
1. Negatieve persvrijheid → je wordt niet verhinderd om je recht uit te
oefenen, de persvrijheid is beschermd dus niemand kan dat recht van je
afnemen
2. Positieve persvrijheid → je wordt niet alleen niet verhinderd maar je
bent ook verzekerd dat je het recht kan uitoefenen, je moet er dus de
kans en mogelijkheden/middelen voor hebben
4. Bedreiging 4: De kwaliteit van de informatie (nieuws) onder druk van de commercialisering
a. Verschuiving in journalistiek van de normatieve naar de commerciële pool
4