Uitwerkingen werkcolleges Ondernemingsrecht week 1 t/m 6
Opdrachten ondernemingsrecht week 1
Opdracht 1
a. Aan de eenmanszaak zijn geen oprichtingsformaliteiten verbonden. Zodra er
werkzaamheden zijn en je een naam hebt bedacht, is de eenmanszaak al opgericht. Doordat
de eenmanszaak niet wettelijk is geregeld zijn de regels omtrent de eenmanszaak erg
eenvoudig, wat een voordeel is. Daarnaast is een eenmanszaak fiscaal voordeliger dan een
bv tot een bepaalde omzet, omdat over het voordeel in een eenmanszaak
inkomstenbelasting wordt betaald en geen vennootschapsbelasting. (let op: fiscaal recht
behoort niet tot de verplichte stof van de studenten, maar het mag wel worden gebruikt bij
de beantwoording van deze vraag).
Het kenmerk van een eenmanszaak is dat één persoon hoofdelijk verbonden is. Die ene
persoon is voor het geheel, dus met het gehele eigen vermogen, aansprakelijk (zie ook art.
3:276 BW). Er wordt bij de eenmanszaak geen onderscheid gemaakt tussen het
privévermogen van de ondernemers en het zakelijk vermogen. Dit is een nadeel van de
eenmanszaak.
Het voordeel van de bv is dat deze met een notariële akte wordt opgericht. Dit betekent dat
je een bewijsvoordeel hebt m.b.t. het bestaan van jouw onderneming (de notariële akte) en
dat er bij de oprichting van de rechtspersoon een deskundige is betrokken, nl. de notaris.
Daarnaast zijn de bestuurder en aandeelhouders in een bv in beginsel niet met het
privévermogen aansprakelijk voor schulden van de bv. De bv is nl. een rechtspersoon en
daarom zelf aansprakelijk voor de aangegane verplichtingen, art. 2:5 BW.
De oprichting bij notariële akte is tevens een nadeel voor de bv; hieraan zijn immers kosten
verbonden. Daarnaast is de bv fiscaal onvoordelig bij een kleinere omzet, dus voor een
startende ondernemer als Eva.
b. Op grond van art. 5 sub b Hrw dient de eenmanszaak te worden ingeschreven in het
handelsregister. Op grond van art. 18 Hrw is de ondernemer (degene aan wie de
onderneming toebehoort) hiertoe verplicht. Dit dient binnen een week na de oprichting van
de eenmanszaak te gebeuren, althans een week na aanvang van de bedrijfsvoering, art. 20
lid 1 jo. 2 Hrw. Overtreding van deze verplichting levert op grond van art. 47 Hrw jo. art. 1
sub 4 Wet op de economische delicten een economisch delict op.
c. Een afgescheiden vermogen ontstaat alleen bij de personenvennootschap doordat hier een
geboden gemeenschap ontstaat na inbreng door de vennoten. De gemeenschap is gebonden
aan het drijven van de onderneming. Bij de eenmanszaak is er sprake van één vermogen: het
vermogen van de ondernemer. Het vermogen en de schulden van de eenmanszaak behoren
tot het vermogen van de ondernemer. Dit is dus het tegenovergestelde van een
afgescheiden vermogen.
Opdracht 2
a. Aan de basis van een personenvennootschap staat de maatschap. Zij vormt met haar
kenmerken de grondslag voor de vennootschap onder firma.
, De maatschap is de personenvennootschap is de maatschap die jij opricht als je een beroep
opricht. Dit is een samenwerking op grond van een beroep (art. 7A:1655 t/m 7A:1688). Als je
een bedrijf uitoefent, dan richt je een vof op. Door artikel 16 WvK zijn nog een aantal andere
artikelen van toepassing – art. 15 t/m 18 en 22 t/m 34 WvK.
b. Het vermogen van een vof is afgescheiden van het privévermogen van de deelgenoten, de
vennoten. Het is dus geen eigen vermogen van de vof, omdat deze geen
rechtspersoonlijkheid heeft, maar wel een afgescheiden vermogen. Het afgescheiden
vermogen is de inbreng van de vennoten (7A:1662 BW), zoals arbeid, geld of een
klantenbestand. Dit houdt in dat zaakscrediteuren zich eerst dienen te verhalen op dit
afgescheiden vermogen van de onderneming en pas wanneer dit onvoldoende blijkt, op het
privévermogen van vennoten (Boeschoten – Besier). De crediteuren kunnen zelf kiezen wie
ze aansprakelijk stellen, want iedere vennoot is hoofdelijk aansprakelijk.
c. Op grond van de impliciete volmacht mag iedereen besluiten nemen. Tenzij het een
beschikking is, dan moet je een expliciete volmacht krijgen.
d. Op grond van art. 17 WvK zijn alle vennoten in staat om de vof te vertegenwoordigen. Dit
kan je intern aanpassen maar dit moet worden ingeschreven in het handelsregister anders is
er derdenwerking.
e. Er is sprake van een beheersdaad waardoor er sprake is van een impliciete volmacht.
Hierdoor is een ieder bevoegd om de producten te kopen. Het gevolg hiervan is dat de vof
gebonden is.
f. Ja, Wim had daadwerkelijk het recht om op te treden namens de personenvennootschap.
Het aanschaffen van de auto is een beschikkingsdaad. De vof is hierdoor wel verbonden,
maar de auto komt voor rekening van Henk omdat hij een expliciete volmacht nodig had van
Wim.
g. Ja, de vof wordt rechtsgeldig vertegenwoordigd op grond van art. 17 WvK
h. 1 Ja, Wim had daadwerkelijk het recht om op te treden namens de maatschap. Het
aanschaffen van de auto is een beschikkingsdaad. De maatschap is hierdoor wel verbonden,
maar de auto komt voor rekening van Henk omdat hij een expliciete volmacht nodig had van
Wim
2 De maatschap had alleen verbonden konden worden indien Henk een volmacht van Wim
zou hebben gehad. – 7A:1679 en 7A:1681
i. De wet stelt op grond van artikel 3:70 jo. 3:78 BW dat de onbevoegd handelden vennoot
dient in te staan voor zijn bevoegdheid.
Wim kan in een samenwerkingsovereenkomst vastleggen dat Wim niet
vertegenwoordigingsbevoegd is. In art. 25 lid 1 en 3 WvK geldt de derdenbescherming pas op
het moment dat de samenwerkingsovereenkomst is ingeschreven. Dit staat in artikel 19
Handelsregisterbesluit
j. Als geldschieter wordt de commanditaire vennoot conform artikel 20 lid 2 WvK geacht niet in
de zaken van de vennootschap te werken. Het is hem verboden handelingen te verrichten
die de gewone gang van zaken in de betrokken vennootschap met zich meebrengt, ofwel die
in het licht van de doelstelling van de vennootschap tot de normale werkzaamheden binnen
de onderneming behoren. Indien hij dit wel doet, dan is hij krachtens artikel 21 WvK
aansprakelijk voor alle schulden en verbintenissen van de personenvennootschap.
Opdracht 3
, a. Onjuist, iedere vennoot mag op grond van art. 7A:1676 lid 1 BW voor de vof
beheershandelingen verrichten (= het besluit nemen), maar dat betekent nog niet dat hij ook
de vof bindt ofwel vertegenwoordigd. De vennoot handelt pas ‘in naam van’ de vof, bindt de
vof met andere woorden, als hij vertegenwoordigingsbevoegd handelt, art. 17 WvK. In
beginsel is iedere vennoot volledig vertegenwoordigingsbevoegd volgens de wet, maar in de
overeenkomst kunnen hier beperkingen of voorwaarden aan verbonden worden.
b. Juist, op grond van art. 17 lid 2 WvK is een vennoot niet vertegenwoordigingsbevoegd voor
handelingen ‘welke niet tot vennootschap betrekkelijk zijn’, tenzij alle vennoten met de
handeling instemmen.
c. Onjuist, de wet zegt in art. 7A:1670 lid 1 BW dat het aandeel in de winst en het verlies
evenredig aan hetgeen hij in de vennootschap heeft ingebracht. Dit artikel is via art. 16 WvK
ook van toepassing op de vof. Hiervan kan in de overeenkomst van de vof worden
afgeweken.
d. Onjuist, op grond van art. 21 WvK is de commanditaire vennoot dan aansprakelijk voor alle
binnen de vof verrichte handelingen.
Opdracht 4
a. Art. 7A:1638 BW wordt de vof ontbonden indien een van de vennoten opzegt. Er is verder
niks geregeld wat betreft van de voortzetting van de vennootschap indien het getal van de
vennoten veranderd. Indien dit wel was geregeld, dan zat het als volgt. Op basis van de wet
zijn er geen mogelijkheden voor voortzetting van een personenvennootschap als een
vennoot uittreedt. In een arrest van de hoge raad wordt gezegd dat een wijziging in getal van
de vennoten niet hoeft te leiden tot ontbinding indien er wordt overeengekomen dat de
personenvennootschap wordt voortgezet en dat het hierbij niet uitmaakt wanneer dit wordt
afgesproken, of in welke vorm.
b. Het is verstandig om schriftelijk vast te leggen dat de vof wordt voortgezet bij deze wisseling
van vennoten.
Verblijvingsbeding indien één der vennoten uittreedt, dan zal hetgeen wat achtergebleven
blijft, zal worden gewaardeerd. Zoals het waarderen van een klantenbestand op geld dat je
toentertijd hebt ingebracht, je daar geld voor terugkrijgt.
Voortzettingsbeding als er iemand opzegt, dan kan de vof doorgaan.
c. Zodra er een extra vennoot bijkomt, zou de vof ontbonden worden. In praktijk kan je hierom
heen door voordat mark toetreedt, een voortzettingsbeding overeen te komen met de
andere vennoten.
Opdracht 5
a. Wanneer je als een beherend vennoot toetreedt tot een commanditaire vennootschap ben
je ook aansprakelijk voor schulden die zijn ontstaan voordat je toetrad. Het is daarom
belangrijk om vooraf de financiële positie van de vennootschap goed te beoordelen en alle
stukken in te zien.
De cv is op grond van art. 19 WvK voor wat betreft de beherende vennoten een vof. Op
grond van art. 7A:1680 BW zijn maten slechts voor gelijke delen aansprakelijk.
b. Bij een maatschap zijn alle vennoten in gelijke delen aansprakelijk voor alle schulden. Bij een
vof is elke vennoot hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden.