SAMENVATTING BLOK 2
Sociale kaart = overzicht van alle welzijnsorganisaties (in de buurt, maar ook landelijk). Een
stageopdracht van jullie heeft hiermee te maken. Zo’n lijst moet je regelmatig bijwerken, er
komen organisaties bij, vallen organisaties af.
Doel is om mensen met hulpvragen snel te verbinden met hulpverlenende organisaties.
Denk aan het bieden van zorg, denk aan dagbestedingen, etc.
Zelfredzaamheid = in staat zijn zelfstandig te leven en je eigen problemen op te lossen
Als sociaal werkers en begeleiders is het altijd je doel om de zelfredzaamheid van je cliënten
te vergroten. Het geeft een cliënt veel eigenwaarde. Je kent dat gevoel als je heel ziek bent
en niets kan, dan is je zelfredzaamheid ook lager en je voelt je rot dat je niet kan doen.
Zelfredzaamheid is een begrip dat goed past bij de participatiesamenleving.
Participatiesamenleving = samenleving waar de burger zelf verantwoordelijk is voor het
zoeken naar oplossingen van zijn problemen en zoeken naar verbinding met anderen.
Vraag: Nederland is nu een participatiesamenleving, weet iemand wat Nederland vroeger
was? Vroeger was Nederland een verzorgingsstaat (ooit van gehoord?), overheid regelde
alles zo’n beetje voor de mensen. Dat werd te duur, en zo zijn we meer naar een
participatiesamenleving gegaan, waar mensen voor zichzelf moeten zorgen.
Burgerparticipatie = burgers kunnen meedenken en hebben invloed op wat er in hun
omgeving gebeurt. Daar gaat het om bij de participatiesamenleving, burgers participeren.
Als we naar deze begrippen kijken, lijkt het of we alles helemaal alleen moeten doen. Zo is
het nou ook weer niet.
Sociaal netwerk = mensen in je omgeving waarmee je contact hebt
Denk aan familie, vrienden, collega’s, maar ook vrijwilligers, je begeleider en huisarts. Als
sociaal werkers onderzoek je het netwerk van je cliënt en versterk je dit waar nodig.
Samenredzaamheid: als iemand kan functioneren samen met zijn sociale netwerk
In de participatiesamenleving is je sociale netwerk dus heel belangrijk.
2 methoden om het netwerk van je cliënt in kaart te brengen:
,-Groslijst: lijst van personen die je cliënt kent, aardig of belangrijk vindt. Het is eenvoudige
manier om te inventariseren. Vaak begin je hiermee.
-Netwerkcirkel van Lensink: je maakt zichtbaar welke mensen een rol spelen in het leven
van je cliënt en hoe ‘nabij’ ze bij de cliënt staan. Werk ook heel goed met mensen met een
verstandelijke beperking, maar je kunt het bij iedereen toepassen die inzicht in zijn netwerk
kan gebruiken.
Vormen van samenwerking:
-Monodisciplinair team: bestaat uit één beroepsgroep (bijv. groep sociaal werkers)
-Multidisciplinair team: bestaat uit meerdere vakgebieden (bijv. verpleegkundige,
behandelaar, voedingsassistent). Denk aan instellingen die 24-uurs zorg bieden zoals een
ziekenhuis.
Ander voorbeeld van een multidisciplinair team is een sociaal wijkteam. Deze wordt voor
bepaalde wijken door de gemeente samengesteld op basis van wat er in een wijk nodig is.
-Intradisciplinaire / interdisciplinaire samenwerking: binnen hetzelfde vakgebied / met
verschillende vakgebieden (binnen een team of daarbuiten)
-Ketenzorg (als verschillende instanties verbonden zijn, denk aan ziekenhuis, verpleeghuis,
ggz voor een cliënt met psychiatrische problemen)
Samenwerken = gemeenschappelijk werken aan eenzelfde taak of doel
Wij mensen zijn sociale wezens, het is vooral door samen te werken dat we veel bereiken. In
mijn vorige baan als consultant moest ik veel samenwerken. Ik kwam een bedrijf binnen en
moest snel onderdeel van een team worden. Vond ik niet altijd even makkelijk, maar
samenwerken is competentie die je kunt ontwikkelen. Als Sociaal Werker werk je met
mensen dus is het een belangrijke competentie.
Vraag: Welke vaardigheden zijn belangrijk om goed samen te werken?
-luisteren, vragen stellen, ander begrijpen
, -je staat open voor feedback en kunt anderen feedback geven
-je help anderen teamleden
-je bent assertief: je eigen mening (respectvol) durven te zeggen
-proactieve houding (je doet actief mee, doet voorstellen, etc.)
-empathie (inleven in de ander)
Wijkanalyse = hulpmiddel om de situatie in de wijk in kaart te brengen
Je gaat onderzoeken wat er leeft in de wijk, wat de knelpunten zijn, waar de kansen liggen,
om vervolgens op zoek te kunnen gaan naar oplossingen.
Sociaal wijkteam = team van hulpverleners met een vaste plek in de wijk. Deze moet aan
bepaalde eisen voldoen en wordt gemaakt op basis van de behoeften in de wijk. Dit is
relatief nieuw, gemeenten doen experimenten, maar werkt goed omdat zo’n team dicht bij
de mensen staat.
-De uitvoering van een wijkanalyse gebeurt in stappen
- Onderzoeksvraag opstellen (wat ga je onderzoeken)
- Samenwerken (onderzoeken met wie je kunt samenwerken
- Actieve partijen, buurtcentra) informatie zoeken (op internet krantenartikelen
interviews)etc.)
- Aspecten van de wijk bepalen (wat is belangrijk voor je onderzoek, bijv. de
bevolkingssamenstelling is belangrijk als er groepen botsen.
- Faciliteiten zijn belangrijk als er hangjongeren zijn etc.)
- Partners interviewen, wijkbijeenkomst organiseren (je gaat in gesprek met de
wijkbewoners)
- Kansen en krachten benoemen (wat zijn de positieve onderdelen, en wat zijn de
verbeterpunten), beantwoorden onderzoeksvraag (conclusie) en verslaglegging.
Je bent bezig met een wijkanalyse. Wanneer kies je voor gesloten vragen en wanneer voor
open vragen als de wijkbewoners en partners gaat interviewen?
Gesloten vragen: als je duidelijk en kort antwoord wilt, als je snel een antwoordt wilt, als je
van veel mensen een antwoordt wilt, als je je conclusie in cijfers wilt uitdrukken
(kwantitatieve data). 50 bewoners willen een buurtcentrum.
Open vragen: als je op zoek bent naar nieuwe informatie, als je de ander het gevoel wil
geven dat je echt luistert, en je een klein aantal mensen wil interviewen, als je niet op zoek
bent naar cijfers maar wat mensen denken
5 methodieken m.b.t. wijkgericht werken:
-Eigen Kracht-conferentie:
-Sociale netwerkstrategie: