Organisaties in de rechtshandhaving
Hoorcolleges & werkgroepen
Prof. dr. Masja van Meeteren
Hoorcollege & werkgroep 1: Inleiding strafrechtspleging & Implementatie criminaliteitsbeleid
19-11-2021
Twee lijnen in dit vak:
1. Organisaties die actief zijn in de (strafrechtelijke) rechtshandhaving
2. Beleidsimplementatie: dit moeten alle organisaties die actief zijn in de rechtshandhaving doen > krijgen
het beleid van hogerhand en zij moeten het uitvoeren
Hoe werkt de strafrechtspleging?
- Proces
- Effecten
- Effectiviteit
Discussies over de werking van de stafrechtspleging in de praktijk:
- Law/policy in the books (bedacht door beleidsmakers) versus law/policy in practice (hoe het daadwerkelijk
wordt uitgevoerd) > bestaat een enorm gat tussen papier en praktijk;
Gaat over de interpretatie van regels
Streetlevel bureaucrats
Factoren:
o Werkomstandigheden en taakopvattingen
o Conflicterende denkwijzen en belangen
o Contacten met burgers en organisaties
- Er zijn verwachtingen over hoe de strafrechtsketen moet functioneren;
Jaren geleden: overheid had geen rol > feodale verhoudingen: landheren waren de baas en oefenden
gezag uit, legden een straf op bij een delict > arbitrair;
Daarna nam staat strafrecht in handen, zodat straffen proportioneel en minder arbitrair zouden zijn >
vanaf dit moment werd er niet zo getwijfeld aan het gezag van de staat;
Tot aan jaren ’60 > twijfels aan gezag;
Jaren ‘70: overheid ging steeds meer gedogen (softdrugsbeleid) > overheid kan ook dingen door de
vingers zien; tegelijkertijd enorme groei criminaliteit > er is meer prioritering nodig;
Alles wat bedacht was in de strafrechtspleging, bleek niet te werken > straffen bleken niet te leiden tot
rehabilitatie > machteloosheid;
Tegelijkertijd steeds meer aandacht voor de rol van het slachtoffer (jaren ’80), daarvoor was zijn rol
beperkt tot het afleggen van een verklaring; strafrecht was helemaal ingericht op het vervolgen van
daders;
In jaren ’80 ontstond het idee dat het aanpakken van criminaliteit niet alleen een aangelegenheid was
tussen overheid en dader, maar dat burgers/maatschappij daar ook bij betrokken zouden moeten zijn;
Ineens zijn er veel meer partijen die hun belang vertegenwoordigd zouden moeten zien;
Jaren ’90: ontwikkelingen rondom georganiseerde criminaliteit > het OM mocht nog van alles doen
(regels waren nog niet duidelijk, het Wilde Westen). Er kwam een grote parlementaire
enquêtecommissie > probleem van georganiseerde criminaliteit in Nederland is groot en Nederlandse
aanpak tot nu toe is niet succesvol; maakten deals met criminelen in ruil voor informatie (in de jacht op
de ‘big fish’). Er zijn naar aanleiding hiervan veel meer regels gekomen over wat er nou eigenlijk mag
in de opsporing. Er kwamen destijds ook voor het eerst vormfouten naar voren > belangrijke
criminelen konden niet veroordeeld worden. Dossiers moesten dus beter op orde zijn.
Eeuwwisseling: daling criminaliteit, opkomst terrorisme, opkomst NPM (outputgericht, indicatoren,
meten van prestaties van de strafrechtspleging, efficiëntie), tweede crisis in de opsporing > aantal
zaken met veel media-aandacht, fouten rondom tunnelvisie;
Nu: focus op kwaliteit en efficiëntie (het moet wel goedkoop; veel bezuinigingen), derde crisis in de
opsporing > bestaande problemen niet goed opgelost en nog steeds veel fouten gemaakt;
Dit maakt dat er veranderingen zijn gemaakt w.b. de eisen die aan de stafrechtspleging worden
gesteld. Ooit werd gezegd dat strafrecht het laatste redmiddel was. Kijken we daar nog steeds zo naar?
Roep op harde straffen, strafrecht wordt niet gezien als ultimum remedium. Er is ook een enorme roep
om preventie > straffen bleken niet zoveel uit te halen (jaren ’80, nothing works). Preventie richt zich
op voorkomen criminaliteit, niet op aanpakken daders. Tevens is er een roep om harder straffen (maar
moet wel binnen wettelijk kader blijven). Strafzaken mogen niet meer zo enorm lang duren (output-
indicatoren over hoe snel een zaak het systeem door moet). Het is niet de bedoeling dat zaken te veel
publieke middelen kosten (efficiëntie). De positie van het slachtoffer is belangrijk. Er is vraag naar
alternatieven, omdat strafrechtspleging in traditionele vorm weinig effectief bleek > de
strafbeschikking van het OM, inzet bestuursrecht. Digitalisering speelt veel bij politie en OM > heel
veel van opsporing kun je overhevelen aan systemen (algoritmen > voorspellen waar criminaliteit
wordt gepleegd). Cybercrime vergt andere methoden van opsporing dan de traditionele criminaliteit.
Rechtbanken: in hoeverre mag digitaal materiaal gebruikt worden als bewijs? Privatisering > speelt in
Nederland nog niet zo’n hele grote rol, maar bijv. in VS en VK wel > de meeste gevangenissen worden
daar privaat gerund. In de Nederlandse strafrechtspleging zijn wel veel private actoren betrokken.
1
, - Fundamentele discussies > op strafrechtstheoretische niveau:
Crime control (criminaliteit aanpakken, burgers beschermen) versus due process (= garanderen van de
rechten van de verdachte, eerlijk proces) ontwikkelingen in laatste decennia meer richting crime
control;
Snelheid, productiedruk en efficiëntie versus zorgvuldigheid;
Veroordelen onschuldigen versus ten onrechte vrijspreken waar leg je de lat, wat is acceptabel?
Onze lat ligt vrij hoog > iemand veroordeeld krijgen vergt veel bewijs > door het idee van verdachten
beschermen, hetgeen op gespannen voet staat met het willen aanpakken van criminaliteit;
Onafhankelijkheid (zeker bij rechterlijke macht) versus publiek debat;
Juryrechtspraak (België, Duitsland, VS) versus professionele rechtspraak (vinden we vaak
onafhankelijker);
Repressie versus preventie;
Straf versus behandeling (TBS is geen straf, maar een behandelmaatregel) steeds meer proberen
verdachten geen TBS te krijgen, omdat het potentieel voor de rest van je leven duurt;
Restorative justice (de orde herstellen; bijvoorbeeld door dader en slachtoffer met elkaar te laten
praten) versus vergelding (oog om oog; zelfde hoeveelheid leed toebrengen) in Nederland is
restorative justice naast traditionele strafrecht, maakt daar geen deel van uit; zeker in het
internationale strafrecht is er veel ervaring met restorative justice;
De gevangenis werkt versus de gevangenis werkt niet hangt af van strafdoel (recidive, vergelding);
over het algemeen brengt gevangenis meer kwaad dan goed, maar met juiste therapieën/programma’s
kan er wel een positieve invloed van uitgaan.
Meestal kijken we naar de strafrechtspleging als een keten (opsporing vervolging berechting straf
uitvoeren hulpverlening, zodat men niet weer de fout ingaat). Er zijn tal van andere lijntjes tussen deze
organisaties te trekken. En er zijn veel meer andere organisaties – buiten de traditionele vijf – óók actief in het
strafrecht. Daarom kunnen we beter spreken van strafrechtspleging. De KMar doet bijv. opsporing bij
mensenhandel/smokkel.
Trias politica (Montesquieu):
- Leer van de machtenscheiding: macht corrumpeert en zou dus niet in één organisatie moeten zitten;
- In Nederland:
Wetgevende macht: parlement, gemeenteraden, deels regering
Uitvoerende macht: reclassering, gevangenissen, OM, politie, lokaal bestuur, deel regering (zeker ook
bij de ministeries)
Rechtspraak: moet onafhankelijk zijn
In de praktijk is deze machtenscheiding niet zó strikt.
- Wetgevende macht: maken het strafrecht > welk gedrag is strafbaar?
Moet onrecht zijn wat mensen wordt aangedaan, er moet leed worden veroorzaakt;
Het laatste redmiddel (eerst andere middelen);
Proportionaliteit tussen daad en straf;
Subsidiariteitsbeginsel: iets moet op een zo laag mogelijke manier aangepakt worden > niet direct
naar de Hoge Raad.
Politie:
- Strafrechtelijke rechtshandhaving > aansturing door OM in de regio
- Publieke orde (en hulpverlening) > aansturing door de burgemeester
Twee bazen kan lastig zijn: als OM en burgemeester allebei tegelijkertijd aanspraak doen op de capaciteit
van de politie
- Wanneer doet de politie het goed? Door NPM hebben we de neiging om te kijken naar
ophelderingspercentage of criminaliteitsniveau, maar dat is geen goed criterium. Criminaliteit daalt, maar
dat heeft eerder te maken met maatschappelijke ontwikkelingen dan met politiewerk. In termen van
effectiviteit is het heel lastig te zeggen wanneer de politie het goed doet.
Openbaar Ministerie:
- Klassieke taak is opsporing uitvoeren en zaken ter zitting brengen (waar de rechter oordeelt);
- Tegenwoordig zien we steeds meer dat ze zelf strafbeschikkingen opleggen. Vroeger: transactie >
boete/taakstraf, maar krijgt geen strafblad (er is geen schuld). Zo kon OM relatief makkelijk zaken
oplossen. Tegenwoordig is daar de strafbeschikking naast gekomen. OM stelt schuld vast en legt straf op.
Men kan hier tegen in beroep. Hier zie je spanningen tussen de scheiding der machten.
- Lijntje met de wetgevende macht > de aanwijzing: het ministerie mag suggesties geven over wie wel/niet
vervolgd wordt. Wordt in praktijk bijna nooit gebruikt, maar mogelijkheid bestaat wel. VB. als een politicus
discriminerende uitspraken doet > ministerie: jullie moeten hem vervolgen. OM hoeft dat niet perse op te
volgen, maar hebben op Europees niveau afgesproken dat we dat eigenlijk wel doen.
- Rechterlijke macht gaat soms ook beetje richting uitvoering > bijv. als ze bepalen dat er een huiszoeking
gedaan mag worden.
Rechterlijke macht:
- Gerechtshoven, rechtbanken
- Onafhankelijk
2
, - Wanneer effectief? Werkdruk is hoog en ze moeten veel zaken doen. De doorlooptijd bij de Meervoudige
Kamer mag 6 maanden zijn, bij de Politierechter 6 weken. Effectiviteit is bij de rechter dus als het een
beetje snel gaat. Maar we hebben ook het idee van zorgvuldigheid > spanning.
Het strafrechtsysteem functioneert als een trechter: van geregistreerde delicten (politie) tot sancties (door rechter
en OM). Er blijft een stuk minder over dan dat erin komt. Bij elke schakel vallen er een heleboel mensen af > OM
vervolgt niet, er is geen bewijs, vrijspraak, etc. Veruit meeste zaken komen bij de politierechter.
Executie van straffen:
- Reclassering: hulpverlening na de straf, maar ook adviseren aan rechter over straffen en begeleiden van
taakstraffen. Reclassering is van oudsher altijd privaat geweest. Tegenwoordig niet meer > Reclassering
Nederland. Al hebben Leger des Heils en stichting Verslavingsreclassering GGZ (privaat) ook een rol in de
reclassering.
- CJIB: de belangrijkste > de geldboetes (ook in de vorm van transacties) worden heel veel opgelegd,
financiële sancties zijn de meest opgelegde sancties. De transacties zijn enorm gedaald. OM werkt nu veel
meer met strafbeschikkingen. Strafbeschikking kan niet voor alle delicten worden opgelegd (niet voor
moord). Strafbeschikking wordt veel opgelegd bij verkeersdelicten (bijv. door rood rijden). Een
strafbeschikking kan bijvoorbeeld ook een taakstraf zijn.
Neveneffecten: selectiviteit in de strafrechtspleging
- De politie treedt bijvoorbeeld selectief op, door etnisch profileren > selectiviteit in de strafrechtsketen;
- Dit kan ook plaatsvinden bij OM en rechter > zijn mensen die hun eigen kijk op de werkelijkheid
meenemen, waarmee ze kunnen zorgen voor ongewenste neveneffecten in de strafrechtspleging;
- In principe hoort selectiviteit erbij > we kunnen niet alles aanpakken; maar we moeten wel voorkomen dat
in de strafrechtspleging selectiviteit altijd gebiased is richting groepen: vrouwen worden minder hard
gestraft dan mannen voor vergelijkbare zaken, hetzelfde geldt voor etnische minderheden. Dat wil je
voorkomen.
Effectiviteit: de metafoor van Steenhuis (1984)
- Het strafrechtelijk bedrijf > NPM-perspectief, populair, maar men kijkt tegenwoordig ook wel meer naar
kwaliteit
- Inkoop (de zaken; de meeste zijn echter brengzaken) productie assemblage verkoop
- Afnemende meeropbrengst: op een gegeven moment is er sprake van afnemende meeropbrengst > meer
blauw op straat levert vanaf een bepaald punt niet meer zoveel op; je moet op het punt gaan zitten waar
het klein beetje meer nog wel zin heeft, maar niet zoveel daarachter.
- Afstemmingsverliezen tussen de productiefasen (schakels)
Praktische opdracht
Casus mensenhandel: uitbuiting > gedwongen prostitutie (en verdiensten afstaan), arbeidsuitbuiting
(niet/nauwelijks betaald krijgen), criminele uitbuiting (zelfde als arbeidsuitbuiting, maar daarbij gaat het om het
uitvoeren van criminele handelingen, zoals stelen onder dwang). Rijk roept gemeenten op om hun eigen
mensenhandelbeleid op te stellen.
Actielijn 4: versterken van de gemeentelijke aanpak van mensenhandel – taken gemeente:
- Signaleren
- Strafrechtelijke/bestuursrechtelijke instrumenten toepassen en barrières opwerpen ter
voorkoming/aanpakken
- Hulpverlening: slachtoffers opvangen
Inkomensvoorzieningen
Huisvesting
Toeleiding naar school, werk of dagbesteding
Signaleren Juridische Hulpverlening / Regievoerder Kennis
instrumenten nazorg arbeidsuitbuiti
ng
Politie (wijkagent) Lokale driehoek Vakantiepark (voor Inspectie SZW RIEC
(preventiekant) opvang)
Baliepersoneel van OM (opsporing) Gemeente (bijstand) Coördinatiecentr
gemeenteloketten um
mensenhandel
BOA’s Rechterlijke Scholen (scholing)
macht
(berechten)
Wijkbewoners Reclassering Maatschappelijk
(terugkeren naar werkers (school, werk
maatschappij na of dagbesteding?)
gevangenisstraf)
Schoolpersoneel Vrijwilligersorganisatie
s (voor dagbesteding)
Vliegveldpersoneel/douane Jeugdzorg
3