Literatuur Kwaliteit en Effectiviteit van Interventies
Inhoudsopgave
College 1 en 2:............................................................................................................................................... 1
Herben, M.M.C. (2020). Effectief verbinden. Resultaatgerichte (door)ontwikkeling van interventies. Utrecht:
Universiteit voor Humanistiek. Academisch proefschrift. Te downloaden via:
https://repository.uvh.nl/uvh/handle/11439/3724 Hoofdstukken 1 en 2; p. 1-25 = 25 pagina’s.......................1
VNG, NJi, Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie en branche-organisaties Jeugdzorg Nederland, GGZ
Nederland, Vereniging OBC’s, VGN, Mogroep, NIP en ActiZ (14 december 2015). Harmonisatie outcome in
jeugdhulp, jeugdgezondheidszorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering. 18 pagina’s.................................9
https://vng.nl/files/vng/201601_harmonisatie_outcome_jeugd.pdf.................................................................9
College 3:..................................................................................................................................................... 17
Duynstee, R/ (2017). Flexibel behandelen met koffer vol bouwstenen. Mediator, 23 mei 2017. 1 pagina. Te
downloaden via: http://mediator.zonmw.nl/mediator-23-mei-2017/flexibel-behandelen-met-koffer-vol-
bouwstenen/......................................................................................................................................................22
Barth, R. P., et al. (2012). Evidence-Based Practice at a Crossroads: The Timely Emergence of Common
Elements and Common Factors. Research on Social Work Practice, 22(1) 108-119. DOI:
10.1177/1049731511408440. 12 pagina’s http://www.childfirst.ucla.edu/Barthetal(2012).pdf....................24
College 4 en 5:............................................................................................................................................. 35
College 6:................................................................................................................................................... 173
Rademaker, F., De Boer, A., Kupers, E., & Minnaert, A. (2020). Applying the Contact Theory in....................197
Inclusive Education: A Systematic Review on the Impact of Contact and Information on the Social
Participation of Students With Disabilities. Frontiers in Education, 5.
https://doi.org/10.3389/feduc.2020.602414..................................................................................................197
Colleges Jana Knot-Dickscheit
College 1 en 2:
Herben, M.M.C. (2020). Effectief verbinden. Resultaatgerichte (door)ontwikkeling
van interventies. Utrecht: Universiteit voor Humanistiek. Academisch proefschrift.
Te downloaden via: https://repository.uvh.nl/uvh/handle/11439/3724
Hoofdstukken 1 en 2; p. 1-25 = 25 pagina’s
Effectief verbinden. Resultaatgerichte (door)ontwikkeling van interventies
Koersen naar beschaving
“Wat is helpen van een medemens en hoe ver reikt de verantwoordelijkheid van de hulpverlening
om leden van onze samenleving die zijn afgedwaald terug te brengen?”
Inhoud
In het veld ondervond de promovenda als jeugdhulpverlener dat product- en resultaatgericht denken
regelmatig op gespannen voet staat met de kwaliteit en kan resulteren in een inperking van het
aantal uren per case. Dat leidt tot minder goed zicht op jongeren en gezinnen met als eind som: een
minder aansluitend aanbod.
Jeugdinterventies die niet (blijvend) worden onderzocht, verschijnen niet in, of verdwijnen na
verloop van tijd uit, de database van het instituut. Wat veelal betekent dat ze op den duur niet meer
worden toegepast. Dit proefschrift wil voorkomen dat twee effectieve preventieve jeugdinterventies
verloren gaan. Het toont aan dat met de interventies ‘Nieuwe Perspectieven’ en ‘ReSet’ significant
,positieve resultaten worden behaald. De kracht van deze methoden ligt in de nadruk die ze leggen op
een persoonlijke benadering en actieve ondersteuning. Herben stelt dat de kern van succesvolle hulp
is te vinden in het contact tussen hulpverlener en cliënt. “Je taak als hulpverlener is om te zorgen dat
een jongere of ouder die zijn ‘verantwoordelijkheid’ om wat voor reden dan ook niet neemt, die wel
gaat nemen, desnoods met langdurige ondersteuning. De professional zet een stap extra”.
Wijzigingen in het zorgstelsel en een wijzigende visie op hulpverlening leiden ertoe dat een groep
hulpverleners de verantwoordelijkheid te snel teruggeeft. Ze beëindigen hun interventies met als
argument dat de hulpbehoevenden ‘onvoldoende meewerken’ en laten zich sterk leiden door de
heersende protocollen en regels.
Conclusie
Een van de belangrijke conclusies die wordt getrokken is het belang van de aandacht die uitgaat naar
tekortkomingen in de kern van het bestaan van jongeren en gezinnen. Met hulp die, naar
verhouding, met veel casemanagers en andere regievoerders ten opzichte van uitvoerders
functioneert, is op dat gebied een blinde vlek ontstaan. Binnen zowel ‘Nieuwe Perspectieven’ als
‘ReSet’ krijgt de hulpverlener de tijd om samen met gezinsleden op te trekken. “Door een jonge
moeder naar het loket te begeleiden kan de zorgverlener, wanneer wenselijk, direct bijsturen en een
brugfunctie vervullen naar reguliere voorzieningen”. Dat lukt niet bij hulp vanuit een spreekkamer of
hulp die om de minst geringste reden wordt opgeschaald.
Naast bewijsvoering van de succesvolle elementen van beide methodieken schenkt deze dissertatie
inzicht in de manier waarop methodieken onderzocht kunnen worden.
Hoofdstuk 1 Aanleiding tot het onderzoek
1.1 Aanleiding tot het onderzoek
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de jeugdhulp. Gemeenten zijn wettelijk verplicht om aan te
geven welke outcome-criteria er worden gehanteerd voor het meten van het resultaat van de
verleende diensten. De wens om bij te dragen aan kwaliteitsverbetering in de jeugdhulp was tevens
aanleiding voor dit promotieonderzoek dat zich in aanvang heeft gericht op de uitvoering en
resultaten van de methodiek3 ReSet4. Het empirisch onderzoek naar de werkzaamheid van ReSet
vond plaats tussen 2014 en 2018 in overeenstemming met het kennis- en adviesbureau Jeugd
Samenleving en Ontwikkeling (JSO). Het onderzoek werd verricht bij vier organisaties, allen
uitvoerders van de ReSet-begeleiding in de provincie Zuid-Holland.
ReSet is in Zuid-Holland gestart als een pilot en is in de praktijk door JSO tussen 2006 en 2010 in
samenwerking met thuiszorgorganisaties verder ontwikkeld. ReSet biedt Intensieve Pedagogische
Thuishulp (IPT); een ambulante, laagdrempelige5 begeleidingsvorm bedoeld voor gezinnen met ten
minste één thuiswonend kind tot 19 jaar. De ReSet-gezinnen hebben multipele vragen waaronder
opvoedvragen. ReSet heeft als doel dat ouders de opvoeding van de kinderen weer zelfstandig ter
hand kunnen nemen. In 2015 is de kans benut om het promotieonderzoek volgens een
overeenkomstig onder- zoeksdesign uit te breiden met een studie naar de methodiek Nieuwe
Perspectieven (NP)6 bij één aanbieder van de NP-begeleiding in Haaglanden waar ik op dat moment
nog fulltime werkzaam was als intensief trajectbegeleider.
De NP-methodiek is door Bureau Instap na intrede begin jaren negentig tot 2002, net als ReSet, in
Nederland op basis van pilots in de praktijk (verder) ontwikkeld. Er zijn in die periode in
samenwerking met professionals binnen verschillende disciplines (scholen, justitie, GGD, politie),
overheden en onderzoekers, ongeveer 80 pilot projecten. In 2002 is de methodiek ondergebracht bij
het expertisebureau VanMontfoort, de huidige licentiehouder. NP is een laagdrempelige,
persoonlijke, intensieve, netwerkgerichte en handelingsgerichte7, begeleidingsvorm met
geïntegreerde elementen van de presentie- theorie. NP richt zich op kwaliteitsverbetering van het
leven van jongeren tussen de 12 en 24 jaar oud in een kwetsbare positie met multipele vragen. Bijna
de helft daarvan is dak- en / of thuisloos en meer dan de helft heeft contact met politie- en / of
justitie (gehad).
,In het laatste decennium is er volop aandacht voor het meetbaar maken van resultaten in de
jeugdzorg. Evidence-Based handelen op basis van effectieve interventies lijkt de standaard te worden
voor professioneel werken in de jeugdzorg. Van Yperen, Veerman & Bijl (2017) onderscheiden twee
wegen als het gaat om het vullen van de kennislacune met betrekking tot de effectiviteit van
interventies. Een top-down benadering waarbij Evidence-Based8 interventies breed in de praktijk
worden geïmplementeerd. De wetenschap informeert hier als het ware de praktijk en draagt zo bij
aan werkwijzen die wetenschappelijk onderbouwd zijn. De andere benadering is een bottom-up
aanpak (ook wel aangeduid als practice-based evidence) waarbij men aansluit bij de uitvoering van
interventies in een bestaande context en tijd. Volgens Van Yperen e.a. (2017) kunnen de top-down
en bottom-up benaderingen elkaar goed versterken. Zij spreken in dat kader over resultaatgericht
ontwikkelen van interventies (RGOi). RGOi kenmerkt zich als: “het beschrijven, theoretisch
onderbouwen, monitoren en op effectiviteit onderzoeken van interventies” en heeft als doel:
dóórontwikkeling van interventies en praktijken om aanhoudende en doorlopende versterking te
realiseren van wat al bestaat. RGOi gaat uit van de volgende vier principes: 1. aansluiting (de
activiteiten zijn afgestemd op het ontwikkelingsniveau van de interventie); 2. inbedding (de
resultaatbepaling is als onlosmakelijk onderdeel ingebed in de professionele praktijk); 3. benutting
(de verzamelde gegevens worden ruim benut, ook in het primaire proces); 4. samenwerking (het gaat
om een gezamenlijke zoektocht waarin elk niveau (primaire proces, team, organisatie, beleid) zijn
eigen aansluiting, inbedding en benutting kan verzorgen). Deze principes zijn toegepast in
voorliggend onderzoek. In samenwerking met begeleiders, managers en licentiehouders is in
voorliggend onderzoek steeds aangesloten bij het ontwikkelingsniveau van de onderzochte
methodieken (NP en ReSet), de resultaatbepaling heeft onderdeel uitgemaakt van de professionele
praktijk en de uitkomsten zijn zo gepresenteerd dat ze konden worden benut in de dagelijkse
praktijk.
1.2 De effectladder als methodisch kader
Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) is in 2005 gestart met het inrichten van een beoordelingssysteem
voor de kwaliteit en effectiviteit van interventies. Deze hoogleraren hebben in 2008 een effectladder
(zie tekstvak 1) opgesteld ter ondersteuning van het beoordelingssysteem voor de kwaliteit van
interventies die kan dienen als kader voor praktijkgestuurd effectonderzoek. De effectladder geeft de
stappen aan om tot een effectieve interventie te komen. In aansluiting op het ontwikkelingsniveau
van de onderzochte interventie wordt per trede (van voorwaardelijk tot aan werkzaam) aangegeven
welke aanpak passend is en wat er nodig is om de stap naar het volgende ontwikkelingsniveau te
maken. De erkenningscommissie vraagt om een goede beschrijving van het doel, de doelgroep, de
aanpak, factoren die de uitvoerbaarheid beïnvloeden, de theoretische onderbouwing en onderzoek
naar de werkzaamheid. In geval van erkenning door de commissie, kan men komen tot vier
kwalificaties10 op de effectladder: 1. goed onderbouwd (N=17011); effectief volgens: 2. eerste
aanwijzingen (N=35); 3. goede aanwijzingen (N=25) of 4. sterke aanwijzingen (N=7). Na een positieve
beoordeling door een van de onafhankelijke. commissies, worden effectieve interventies opgeslagen
in een (of meerdere relevante) databank(en), zoals de Databank Effectieve Jeugdinterventies. Bij
opname in een databank dient er elke vijf jaar een herbeoordeling plaats te vinden. Voor verlenging
van de opname (of een heropname) van een interventie in een van de databanken voldoet in
principe een proces- verslag met daarin en evaluatie van de doelen, de doelgroep, de aanpak, de
randvoorwaarden en een theoretische onderbouwing.
Effectladder:
Nog geen bewijskracht (niveau 1: voorwaardelijk)
Goed onderbouwd of theoretische aanwijzingen (niveau 2: veelbelovend)
Effectief volgens eerste aanwijzingen (niveau 3: doeltreffend)
Effectief volgens goede aanwijzingen (niveau 4: plausibel)
Effectief volgens sterke aanwijzingen (niveau 5: werkzaam)
, De effectladder is dus in de basis een ontwikkelingsmodel waarbij doorontwikkeling centraal staat.
Het ideële gedachtegoed is dat interventies in de loop der jaren door middel van onderzoek naar een
hoger niveau worden getild. Daarbij kan het soms nodig zijn dat de onderzoeker-ontwikkelaar ‘een
stap naar beneden daalt’ en van daaruit verder bouwt aan een betere versie.
1.3 De huidige stand van zaken
In 2015 zijn er gezamenlijk nieuwe kwaliteitscriteria vastgesteld voor het beoordelen van
interventies. De erkenningscommissie heeft voor de periode 2015-2018 als doelen gesteld:
- Harmonisatie van verschillende erkenningstrajecten
o Naast Nederlandse databanken bestaan er diverse internationale databanken.
Kennisinstituten zetten op landelijk niveau in op harmonisatie maar op stedelijk
niveau ontstaat de Toetscommissie Interventies Jeugd (TIJ): met als opdracht het
toetsen van Rotterdamse jeugdinterventies en adviseren over de mogelijke
effectiviteit ervan.
- Inzicht bieden in de kwaliteit, uitvoerbaarheid en effectiviteit van interventies
o Er is niet echt goed zicht op de Nederlandse jeugdinterventies. Een aanzienlijk deel
van de Nederlandse interventies blijkt (nog) niet in aanmerking te komen voor
opname in een van de databanken.
- Opwaartse druk creëren in kwaliteitsontwikkeling
o Niveau ‘eerste aanwijzingen voor effectiviteit’ toegevoegd.
- Accumulatie en uitwisseling van kennis over (theoretische) werkzame principes of elementen
o Kennisuitwisseling blijft achter.
1.4 Hoofdvragen van de dissertatie
“Welk onderzoeksdesign is geschikt voor het doen van praktijkgestuurd onderzoek en
(door)ontwikkeling van effectieve interventies?”
“Wat zijn de uitkomsten van de twee preventieve jeugdinterventies: ReSet en Nieuwe
Perspectieven?”
Om deze twee vragen te beantwoorden is een onderzoeksopzet ontwikkeld waarmee verschillende
ondersteuningsbehoeften op meerdere domeinen (opvoeding, inkomen, schulden, gezondheid en
dagbesteding) en op verschillende niveaus (micro, meso, macro) in samenhang kunnen worden
bestudeerd. Daarmee is geprobeerd om te komen tot een design dat recht doet aan de complexe
praktijk van het sociaal werk dat tevens bijdraagt aan de internationale roep om een Evidence-Based
aanpak in het sociale domein. Om de bruikbaarheid van het onderzoeksmodel beter te kunnen
beoordelen zijn de resul- taten van beide methodieken op de onderscheiden uitkomstmaten op een
overeenkomstige wijze beschreven. Daarmee geeft dit proefschrift inzicht in de toepassing, de
resultaten, de werkzame factoren en eventuele belemmeringen in de uitvoering van NP en ReSet. Op
basis van een praktijkgestuurde opzet draagt het onderzoek bij aan het verder expliciteren van twee
preventieve jeugdinterventies. Dit promotieonderzoek sluit aan bij het eerste niveau van de
effectladder (een beschrijving van de doelen, de doelgroep, de aanpak, de randvoorwaarden en een
theoretische onderbouwing). Onderzocht zijn daarnaast 1. of NP en ReSet worden aangeboden en
uitgevoerd zoals vastgelegd in de methodiek- beschrijving (modelgetrouwheid) en 2. of er na
toepassing van de interventie veranderingen hebben plaatsgevonden conform het doel van de
interventie (doelrealisatie). Daarnaast is onderzocht of, wanneer en bij welke doelgroep meer
modelgetrouw handelen leidt tot een toename van de resultaten. Daarmee is een eerste aanzet
gedaan voor de eerste aanwijzingen voor effectiviteit. De resultaten van dit promotieonderzoek
geven tevens voeding aan een verder debat over (effect)onderzoek naar de werkzaamheid van
interventies.
Hoofdstuk 2 Effectieve Jeugdzorg; Theoretisch kader
Theoretisch deel 1 – Evidence-Based Practice (EBP)