Samenvatting internationale handel
1. Internationale handel in een open economie
1.1 Het ontstaan van internationale handel
Specialisatie verhoogd de productiviteit van arbeid en kapitaal. Zo produceert Frankrijk wijn
omdat het een gunstig klimaat heeft, België bier omdat het de kennis hiervoor heeft. Er zijn
verschillenden theorieën over internationale handel en wanneer dit voordelig is voor een
land. Geen enkel van deze theorieën biedt een volledig antwoord op dit complexe vraagstuk.
Merkanteïsme: goud en zilver zijn de maatstaf in elk land. Hoe meer export hoe rijker het
land wordt. Wat het ene land verliest wint de ander. Zero sum activiteit
Positive sum?
1.1.1 De klassieke theorie van de absolute kostenverschillen van Adam
Smith
Deze theorie vertrekt bij de arbeidswaardeleer die stelt dat de waarde van een product
afhangt van de hoeveelheid arbeid die nodig was om het product te vervaardigen.
Schaalvoordelen worden in deze theorie genegeerd. Bij deze theorie wordt er veronderstelt
dat er geen internationale bewegingen van productiefactoren (arbeid, kapitaal,
technologie, know-how, …) mogelijk zijn. Hij wil het zo eenvoudig mogelijk houden, vandaar
dat er geen bewegingen zijn.
Volgens Adam Smith zal er bij internationale handel een voordeel zijn voor beide landen
als elk land zich specialiseert in het vervaardigen van een goed waar het een absoluut
voordeel heeft bij het vervaardigen daarvan. Als het goed geëxporteerd wordt, zal elk land
meer eenheden kunnen kopen dan wanneer elk land zelf producten zou maken. Als elk land
zich specialiseert waar ze goed in zijn, zullen ze met de beschikbare productiefactoren de
meeste producten kunnen maken. Smith concludeert dat het mogelijk is de productie te
verhogen als elk land zich specialiseert in de productie van goederen waarin het een
absoluut kostenvoordeel heeft. Meer goederen ter beschikking voor behoeftebevrediging.
1.1.2 De theorie van de comparatieve kostenverschillen van David
Ricardo
David Ricardo gaat verder met de theorie van Adam Smith. Hij zegt dat een land zich moet
specialiseren in de productie van goederen of diensten waarvoor het in het binnenland de
laagste kosten kent (oportuniteitskost), ook al is deze kost hoger dan in het buitenland. Voor
Ricardo betekent internationale specialisatie dat elk land zich toelegt op datgene wat dat
land het beste kan. Op deze manier kan een land dat minder efficiënt is, toch zijn plaats
vinden in de internationale handel.
Zijn model heeft ook enkele beperkingen.
, ● Er wordt geen rekening gehouden met kapitaal.
● Er is maar een loonniveau binnen een land.
● Geen mobiliteit van arbeid tussen landen (dus wel binnen de grenzen).
● Geen schaalvoordelen.
● Beide landen hebben dezelfde behoeften.
● Geen rekening gehouden met transportkosten.
Stel:
Wijn Textiel
UK 4 1
Portugal 6 3
UK heeft 4 keer minder arbeid nodig om een eenheid textiel te maken dan wijn. Portugal is
slechts dubbel zo productief in het produceren van textiel dan in wijn. Het comparatieve
voordeel van de UK zit hem in textiel en dat van Portugal in wijn. Op deze manier gaat de
welvaart er voor beide landen op vooruit.
Maar hoe ontstaan er comparatieve voordelen:
1. Relatieve beschikbaarheid van productiefactoren: Er zijn natuurlijke oorzaken
zoals klimaat, geografische ligging, aanwezigheid van grondstoffen, vruchtbaarheid
van de bodem. Ook bevolkingsdichtheid, scholingsgraad, aanwezigheid van
kapitaalgoederen en infrastructuur spelen ook een rol.
2. Toenemende schaalvoordelen: Een hogere productie kan leiden tot een daling van
de gemiddelde kosten en zo ontstaan schaalvoordelen. Productie op grote schaal
veronderstelt afzet op grote markten. Voor landen als België met een kleine
binnenlands markt, betekent dit dat er moet gewerkt worden met internationale
markten.
3. Monopolistische concurrentie: Marketing, productdifferentiatie en
consumentenvoorkeur zullen bijdragen tot comparatieve voordelen. Bv. in Amerika
houdt men van grote auto’s en in Europa eerder van kleinere stadswagens. Dit
bepaalt de specialisatie in beide continenten.
4. Technologische voorsprong: Een technologische voorsprong van een land ten
opzichte van een ander land beïnvloedt de export naar het buitenland. Dit voordeel is
meestal slechts tijdelijk omdat innovaties snel geïmiteerd worden. Daarom is het
belangrijk in een economie om te blijven innoveren.
5. Politieke beslissingen in binnen-en buitenland: Een overheid kan haar
binnenlands markten afschermen of bevoordelen door bijvoorbeeld
belastingverminderingen, subsidies, …
1.1.3 De theorie van de relatieve factorbegiftiging van Heckscher en
Ohlin
Dit model gaat ook uit van volmaakte mobiliteit van productiefactoren binnen landen (één
enkel binnenlands loon-en intrestniveau) en geen mobiliteit van factoren op internationaal
niveau.
,Een land is bijvoorbeeld relatief kapitaalovervloediger dan een ander land wanneer de
verhouding van de hoeveelheid beschikbaar kapitaal op de hoeveelheid beschikbare arbeid
(ratio kapitaal/arbeid) er hoger is. Producten kunnen zo gerangschikt worden volgens hun
relatieve factorintensiteit.
Volgens de neoklassieke theorie van substitueerbaarheid, kan een product zowel op een
arbeidsintensieve manier als op een kapitaalintensieve manier worden geproduceerd. De
Hekscher-en Ohlintheorie veronderstelt wel dat de rangschikking van de producten
naargelang van hun relatieve factorintensiteit behouden blijft. Een omkering van de
factorintensiteit (bv. een product wordt kapitaalintensiever en relatief arbeidsintensiever
geproduceerd) is niet mogelijk. Hekscher en Ohlin gaan er ook van uit dat de technologische
kennis en de consumentenpreferenties in beide landen hetzelfde zijn.
Volgens Hekscher en Ohlin hebben landen een comparatief voordeel in producten die
relatief intensief zijn in hun relatief overvloedige productiefactor. Bv een product heeft
relatief veel arbeid nodig, maar een land heeft een overvloedig aanbod aan arbeid. Dan
heeft dit land een comparatief voordeel.
Als een land zijn grenzen opent en focust op zijn overvloedige productiefactoren, dan
wordt deze productiefactor schaarser en wordt de schaarse productiefactor overvloediger.
Internationale handel brengt op lange termijn de verhoudingen van de factorvergoedingen
in handeldrijvende landen naar elkaar toe. De prijzen van de exporteerbare goederen zullen
door het openstellen van de grenzen stijgen omdat de productiefactor schaarser wordt.
, 1.1.4 De exportmultiplicator van J.F. Giblin
Giblin heeft een exportmultiplicator gedefinieerd. Zijn formule geeft weer met welke factor
het nationale inkomen (bbp) stijgt, wanneer de investeringen in export met een eenheid
stijgen.
Als de export stijgt, zal het inkomen van de mensen die in de exportsector zitten ook stijgen.
Hierdoor zal de vraag naar goederen en diensten in een land stijgen. Dit is een
vermenigvuldigingseffect. De mate van de vermenigvuldiging zal afhangen van het
spaargedrag en de hoeveelheid import. Hoe minder er gespaard en geïmporteerd wordt uit
het buitenland, hoe groter het effect zal zijn van de investeringen in export op het nationaal
inkomen.
De exportmultiplicator kan als volgt worden weergegeven:
𝛥𝑌
𝐾𝑥 =
𝛥𝑋
1.1.5 De nieuwe productiviteitstheorie van Michael Porter
Ondernemingen moeten zich binnen hun sector positioneren. De twee basisprincipes van
competitief voordeel zijn kostenleiderschap en differentiatie. Bij beide principes is meer
winst de uitkomst. Het is van belang voor een onderneming om een competitieve strategie te
bepalen. De grootste strategische fout is ‘to be stuck in the middle’. Ook wel bekend als
company based strategy.
Bij multidomestic industries is de concurrentie in een land onafhankelijk van de
concurrentie in een ander land. De concurrentie en het competitieve voordeel worden land
per land bepaald.
Bij global industries wordt de competitieve positie in een land beïnvloedt door de
competitieve positie in een ander land. Er is een hevige internationale concurrentie en er is
een belangrijke internationale handel.
Porter geeft vier belangrijke determinanten aan die vormgevend zijn voor de omgeving
van de lokale onderneming en die een nationaal competitief voordeel geven.
● De positie van verschillende productiefactoren in een land.
● De vraag naar het product op de thuismarkt.
● De aan-en afwezigheid in een thuisland van verbonden of ondersteunende
ondernemingen of sectoren.
● De wijze waarop de ondernemingen georganiseerd zijn en geleid worden en de vorm
van lokale concurrentie.
Deze determinanten worden samengevoegd in de ruit van Porter of de diamant van
Porter.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lenaertsmathew. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.