Hoorcollege psychologisch denken
Wat is psychologie? Psychologie is de wetenschap van het gedrag en de geestelijke
processen van het individu. Geestelijke processen betekend wat je denkt.
Wetenschap is gebaseerd op bevindingen en op feiten. Er is ruimte voor een weerwoord.
Experimentele en toegepaste psychologie
Wat doen psychologen?
Op basis van experimenten doen psychologen nieuwe kennis op over psychologie en wie we
zijn. Het geeft essentiële kennis waar we later wat aan hebben. Toegepaste psychologie gaat
over psychologie waarbij je niet op zoek gaat naar nieuwe kennis, maar de kennis die je al
hebt toepast in de praktijk.
Psychologische waarnemingshoeken/perspectieven
1. Biologisch perspectief à gedrag en gedachten verklaren aan de hand van het
lichaam/ erfelijkheid/drugs. Het zoekt oorzaken in het functioneren van de genen, de
hersenen en het zenuwstelsel en hormoonstelsel. Het lichaam kan apart van de geest
worden bestudeerd.
2. Cognitief perspectief à De nadruk ligt op mentale processen, zoals leren, geheugen,
perceptie en denken als vormen van informatieverwerking. Het is dus de manier
waarop je informatie verwerkt. Denk aan: geheugen, gedachten, manier van denken,
intelligentie, denken. De wetenschappelijke methode kan worden gebruikt om de
geest te bestuderen
3. Behaviorisme à Een invalshoek die de bron van onze handelingen zoekt, in stimuli
vanuit de omgeving, in plaats van innerlijke mentale processen. Dus de invloed die de
omgeving op jou heeft. De directe omgeving bijvoorbeeld het licht, een tafel etc.
4. Whole person à een aantal psychologische perspectieven die draaien om een
globaal inzicht in de persoonlijkheid. Het is dus de verklaring zoeken in de wil van de
persoon zelf, wilskracht. ‘Hij wil gewoon niet luisteren’
Drie dementies van whole person
a. Persoonlijkheid: individuen kunnen worden begrepen in termen van hun
temperament en blijvende karaktertrekken. Je wilt iets omdat je zo bent
b. Psychodenamica: legt de nadruk op het begrijpen van het menselijk functioneren
in termen van onbewuste behoeften, verlangens, herinneringen en conflicten.
c. Humanistisch: legt de nadruk op de mogelijkheden, groei, potentie en vrije wil
van de mens. De mens doet iets omdat je zo geboren bent.
5. Ontwikkelingsgericht perspectief à legt de nadruk op erfelijkheid, en op
voorspelbare veranderingen die zich voordoen tijdens de levensloop. Het gedrag
wordt verklaard aan de hand van de opvoeding en ontwikkelingsfasen. Omgeving
(familie, vrienden etc.)
6. Cultureel à legt de nadruk op het beland van sociale interactie, sociaal leren en een
cultuurperspectief. Cultuur is een complete mix van taal, opvattingen, gewoonten,
waarden en tradities die wordt ontwikkeld door een groep mensen en die wordt
gedeeld met anderen in dezelfde omgeving. De uitleg aan de hand van cultuur.
(Land/tijd waar je in leeft) heel abstract/algemeen.
Biopsychologie
Evolutie is een geleidelijk proces van biologische veranderingen van een soort dat zich
aanpast aan zijn omgeving. Een natuurlijke selectie is de omgeving selecteert de best
aangepaste organismen. De natuur selecteert wie overleefd en wie niet. We lijken zoveel op
, elkaar omdat de natuur een selectie heeft gemaakt van wie er wel en niet mag overleven.
Dit is een evolutionaire verklaring voor psychologische processen.
Nature is wat in je zit, het is aangeboren. Nurture is wat je hebt geleerd van je omgeving.
Erfelijkheid
DNA is een lang, complex molecuul dat informatie bevat over alle genetische eigenschappen.
Elke cel heeft 23 chromosoomparen. Een chromosoompaar bestaat uit genen (segmenten
van een chromosoom: Delen van een chromosoompaar met informatie over het
vervaardigen van specifieke eiwitten. Het is bepalend voor erfelijke lichamelijke en
psychische eigenschappen).
Er zijn genetische verklaring voor psychologische processen
Genotype: Hoe je eruit ziet wordt voor een deel bepaald door je erfelijke eigenschappen die
je hebt doorgekregen van je ouders. Vastgelegd in je chromosomen
Fenotype: Wat draag je, wat verander je aan je lichaam; wat doet de omgeving waarin je
leeft met je-welke keuzes maak jij. Fenotype zie je aan de buitenkant
Je fenotype is het resultaat van je genotype, omgevingsfactoren en keuzes die je maakt.
Voordat je je haar verft is het genotype, na het verven is het fenotype.
Interne communicatie
Er zijn twee communicatie systemen
1. Het zenuwstelsel à netwerk van neuronen
Bestaat uit het perifere zenuwstelsel en het centrale zenuwstelsel. Het centrale
zenuwstelsel bestaat uit je hersenen en je ruggenmerg. Je perifere zenuwstelsel
bestaat uit het autonome zenuwstelsel (wordt bestuurd door zelfregulerende
functies van interne organen en klieren) en het somatische zenuwstelsel (wordt
vrijwillig bestuurd door bewegingen van de skeletspieren). In de klieren van het
autonome zenuwstelsel heb je het sympathische zenuwstelsel (stimuleert, valt ook
onder stress) en het parasympatische zenuwstelsel (afremmen, rust)
2. Het endocriene (hormoonstelsel)
Hormonen zijn betrouwbaar maar langzaam. Hormonen hebben een specifieke
functie. Hormonen zitten in verschillende hormoonklieren: bijnieren (zorgen voor je
stofwisseling), je schildklier (zorgt voor je lichamelijke groei) en de ovaria/testes
(zorgt voor seksuele reacties en ontwikkeling).
Het brein
Alle dieren hebben een hersenstam (het reptielen brein). Deze zorgt voor de vitale functies
zoals aandacht, slaap, beweging, angst en veiligheid. Je hebt ook het zoogdierenbrein (het
limbisch systeem). Dit hebben alleen zoogdieren. Deze zorgt voor emoties, herinneringen en
belonen/plezier. Als laatste heb je de cerebrale cortex (de hersenschors). Dit hebben alleen
mensen. De hersenschors zorgt voor het denken en leren, kritisch bewustzijn, geheugen en
taal. Je cerebrale cortex is pas rijp op je 23ste. Dit zorgt ook voor het plannen en organiseren.
In de prefrontale cortex zit je frontaalkwab en deze heeft spiegelneutronen. Dit is de
neurologische basis voor empathie.
Stimulatie en transductie
Stimulus is een knop in de hersenen die jou iets laat doen. Door een stimulus weet jouw
lichaam of je het wilt ja of nee. Het wordt gestimuleerd om bijvoorbeeld adrenaline aan te
maken want je wordt ergens zenuwachtig door. Stimulatie is een prikkeling van de zintuigen
en transductie is het omzetten van de stimulus informatie in een neutrale impuls. Het
coderen van energie. Sensatie is een patroon van neurale impulsen. Perceptie is dat de
sensorisch boodschap een menselijke en persoonlijke betekenis krijgen.