Hoofdstuk 4: De tijd van Steden en Staten.
4.1: De opkomst van steden.
Kenmerkend aspect: De opkomst van handel en ambacht de basis legde voor het herleven van een
agrarisch-urbane samenleving.
Verstedelijking:
Vanaf de 11e eeuw kwamen in Europa weer steden op. De urbanisatie, verstedelijking, was een
langdurig proces, maar hoe ontstonden deze steden?
Der veiligheid groeide doordat er een einde kwam aan de invasies en plundertochten van de
Vikingen en andere invallers. De handel kwam weer tot bloei en nederzettingen konden groeien.
Ook kwamen er verbeteringen rondom de landbouw. Door nieuwe middelen en methodes zoals het
drieslagstelsel en specialisatie steeg de voedselproductie en ontstond er aanbod dat werd verkocht
op plekken waar er vraag naar was.
Niet iedereen hoefde meer boer te zijn en dit overschot aan voedsel zorgde voor markten die
werden gehouden op centrale plekken. Deze plekken groeide tot steden omdat er voortdurend
mensen heen trokken, voor de horigen was dit een stapje richting de vrijheid, ze konden vluchten
aan de verplichtingen van hun boer. -> steden groeien!
Ook was er bevolkingsgroei, dus meer mensen woonden op een plek.
En de economie ging zich meer ontwikkelen.
Een geldeconomie:
Doordat nu niet iedereen meer boer moest zijn vestigden zich rond de steden ambachtslieden. Deze
verkochten hun producten op de mark en ook specerijen uit ander gebieden werden hier verkocht.
Door de opbloei van de handel had de geldeconomie een kans om op te bloeien. Er kwamen weer
munten in de omloop, die in heel Europa werden gebruikt.
Zo ontstonden compagnieën, waar mensen veel geld in een onderneming staken. Andere dingen was
de wisselbrief een brief waar je geld in een andere stad mee kon opnemen en ook de Giro: Het
overmaken van geld.
In Italië ontstonden ook banken: handelaren die geld gingen uitlenen tegen rente.
4.2 De stedelijke burgerij
Kenmerkend aspect: De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van
steden.
Zelfstandige steden:
De eerste bewoners van steden legden vaak een eed af waarin ze elkaar steun beloofden. Later
gingen ze onderhandelen met de heer over voorrechten als burgers: privileges. Ze hoefden
bijvoorbeeld geen klussen meer te verrichten voor de heer.
, In een later stadium gingen burgers onderhandelen met graven, hertogen of koningen over
stadsrechten. Zoals het recht om zichzelf te kunnen verdedigen, stadsmuren te bouwen, tol te heffen
en een eigen bestuur en wetten.
Dit krijgen ze allemaal niet voor niets, de adel hield invloed via de baljuw een soort van rechter en de
steden moesten belasting betalen om deze rechten te behouden. Hierdoor werd de koning rijker en
kreeg dus meer macht in hadden omdat hij niet alleen maar afhankelijk was van de adel. Hij had nu
geld.
De macht5 van de brugerij groeit, de vorsten en hoge adel profiteren van de welvaart in steden
(groei geldeconomie) en worden afhankelijk van deze steden.
Lage adel levert macht in, zij verliezen de greep op het platteland: Horigheid/hofstelsel verdwijnt
geleidelijk, want horigen trekken naar de stad, daar zijn ze vrij. Herendiensten zijn omgezet in
geldbetalingen. Toch waren de boeren minder vrij dan de burgers.
De stedelijke samenleving:
Als je een jaar en een dag in de stad woonde kon je burgerij kopen. Maar langt niet iedereen
behoorde tot de burgerij, vrouwen, arbeiders, los werkvolk en bedelaren konden geen burger
worden. Geestelijken ook niet. Zij hadden kerkelijk recht.
Burger kon lid worden van gewapende schutterij dit is de gewapende burgerwacht, zij zorgen voor
veiligheid.
Voor elke ambacht had je een gilde deze regelden beroepsopleidingen, kwaliteit en stelde prijzen
vast. Ook hadden ze een sociale taak, zorgen voor bejaarden, weduwen, invaliden en iedereen
binnen het gilden.
Rijke kooplieden waren vaak het machtigst, zij maakten in de steden de dienst uit. Vaak leverde een
beperkt aantal families de schepenen leden van het stadsbestuur en rechtbank.
Steden waren net als kastelen omringd door muren, wachttorens, poorten en ophaalbruggen deze
zorgden voor bescherming. ’s Avonds gingen deze dicht uit angst voor aanvallen. Sommige steden
hadden een leger van huursoldaten, om de stad te beschermen, maar hier zorgde de schutterij ook
voor.
4.3 Staatsvorming en centralisatie:
Kenmerkend aspect: Het begin van staatsvorming en centralisatie.
Centralisatie: ontwikkeling waarbij een land steeds meer vanuit een hoofdstad wordt bestuurd.
Staatsvorming: vorming van een overheid met ambtenaren en een door de overheid betaald leger.
Frankrijk:
In het begin, hadden de koningen in Frankrijk niet zoveel te zeggen maar in de loop van de tijd
verloop van de tijd vergrootte zij hun macht.
De ‘honderdjarige oorlog’ (1337-1453) een langslepend conflict tussen Engeland en Frankrijk.
Frankrijk wint uiteindelijk, Jeanne d’Arc speelt een grote rol.