Samenvatting tekstbegrip, blok 2 en 3, VWO 5.
[35] Hoofdstructuur.
Een tekst bestaat uit drie hoofddelen:
Inleiding
1. Belangstelling wekken.
2. Onderwerp introduceren
3. Hoofdgedachte formuleren
4. Opbouw aankondigen
5. Aanleiding schrijven noemen
6. Welwillend stemmen
Ervoor zorgen dat het publiek niet al te kritisch wordt, door je bijvoorbeeld bescheiden op te stellen.
Middenstuk
Hoofdgedachte uitwerken in deelonderwerpen. Per deelonderwerp een alinea, per alinea
een kernzin.
Slot
1. Samenvatting
2. Conclusie
3. Aanbeveling
4. Afweging
5. Oproep
[32] alinea verbanden.
1. Signaalzinnen
Aankondigend (ik zal verderop … benoemen)
Terugblikkend (eerder noemde ik …)
2. Herhaling
Aan het begin van een nieuwe alinea worden woord(groepen) herhaald (ook als
synoniemen.)
3. Overgangszinnen met een verwijswoord.
Een samenvattende zin aan het begin/einde v/d alinea. Bevatten een verwijswoord als die,
dat, deze etc.
4. Signaalwoorden.
Woord(groep)en die alinea’s verbinden. Ze geven ook aan om wat voor een verband het
gaat: zie [33]
[33] Soorten verbanden en signaalwoorden.
Tegenstellend verband.
Geeft een tegenstelling aan. Maar, daarentegen etc.
Opsommend verband.
Kondigt een opsomming aan: en, ook etc.
, Oorzakelijk verband.
Koppelt een oorzaak aan een gevolg. Als het buiten de menselijke vrije wil ligt, spreekt men
van een oorzaak niet een rede. Doordat, daardoor etc.
Redengevend verband.
Kondigt een reden aan. Reden leidt, in tegenstelling tot oorzaak niet noodzakelijk tot een
gevolg, iemand kan een keuze maken. Omdat, daarom, want etc.
Uitleggend verband.
Je legt iets uit. Dat wil zeggen, met andere woorden.
Concluderend verband.
Leid je een conclusie in. Dus, concluderend etc.
Samenvattend verband.
Geef je een korte samenvatting. Kortom, al met al, etc.
Voorwaardelijk verband.
Stel je een voorwaarde. Als, indien etc.
Vergelijkend verband.
Geef je een vergelijking aan. Net als, zoals etc.
Doel – middel.
Er is een middel nodig om het doel te bereiken. Met behulp van, om, etc.
Chronologisch verband.
Vergelijking met vroeger, je geeft een tijdsontwikkeling aan. Nu, later, eerst, etc.
[39] Tekststructuren.
Een samenhang van een tekst ontstaat door de tekst een bepaalde structuur te geven. Er zijn
verschillende tekststructuren.
1. Voor-en-nadelenstructuur.
Wat zijn de voor en nadelen?
In de inleiding wordt een verschijnsel (met duidelijke voor -en nadelen) beschreven. In het
middenstuk worden de voor -en nadelen behandelt en de conclusie bestaat uit een
afweging/conclusie/samenvatting.
2. Vroeger-en-nu-structuur.
Wat is er verandert?
Het gaat om een ontwikkeling in tijd. Er worden twee periodes duidelijk tegenover elkaar
gezet, het verleden en heden.