HOOFDSTUK 3 DE TIJD VAN
MONNIKEN EN RIDDERS
Paragraaf 1,2,3,4
Kenmerkende aspecten
- HET ONTSTAAN EN VERSPREIDING VAN DE ISLAM
- DE VRIJWEL VOLLEDIGE VERVANING IN WEST-EUROPA VAN DE AGRARISCHE URBANE
CULTUUR DOOR EEN ZELFVOORZIENENDE AGRARISCHE CULTUUR, GEORGANISEERD VIA
HOFSTELSEL EN HORIGHEID
- FEODALE VERHOUDINGEN IN HET BESTUUR’
- DE VERSPREIDING VAN HET CHRISTENDOM IN EUROPA
HET ONTSTAAN VAN DE ISLAM
In 610 kreeg Mohammed de boodschap dat hij de verzen van Allah in de Koran moest noteren.
Tot aan zijn dood in 632, verscheen de engel Gabriel aan hem, die hem de verzen van Allah doorgaf.
Mohammed was niet alleen geestelijke macht, maar ook wereldlijke machthebber. Hij zou in 622 , het begin
van de islamitische jaartelling, uit zijn geboorteplaats Mekka zijn verdreven naar de stad Medina. Daar kreeg hij
het politieke en godsdienstige gezag in handen, waardoor de islamitische staat ontstond.
In 630 gaf Mekka zich over aan Mohammed.
UITBREIDING VAN HET ARABISCHE RIJK
De islamitische wereld was geen eenheid verschillende stromingen en verschillende rijken, kalifaten, waar
het bestuur vaak generaties in één familie bleef.
De belangrijke volgelingen kozen een
nieuwe leider, kalief. Tussen 632 en 650
onderwierpen Arabische legers het
Perzische rijk. Ze veroverde ook Syrië,
Palestina en Egypte. Rond 650 viel de
Arabische expansie stil door
burgeroorlogen binnen het kalifaat. Na de
moord op kalief Ali in 661 kwamen de
Omajjaden aan de macht. Deze familie
stichtte in de hoofdstad Damascus (Syrië)
een erfelijke dynastie, waarbij de titel en de positie van kalief erfelijk werd. Dit leidde tot opstanden wat er
voor zorgde dat er 2 stromingen ontstonden
- Soennieten steunden de omayyaden. Zij volgde de gedachte van aboe baker (je hoeft niet van af te
stammen van Mohammed om leider van de islamitische wereld te zijn.
- Sjiieten volgelingen van alo (alleen afstammelingen van Mohammed kunnen leider zijn van het
islamitische rijk)
,Vanaf de 7de eeuw rukte het islamietische leger weer op en veroverde zij veel gebieden zoals: Pakistan,
Afghanistan, Marokko, Iberisch schiereiland. Dit kon allemaal zo snel doordat deze gebieden verzwakt waren.
Ze hadden onderling oorlog gevoerde en er was de pestepidemie.
DE ARABISCHE SAMENLEVING EN CULTUUR
In 750 werd een groot deel van de Omajjadenfamilie vermoord door de Abbasidenfamilie die een nieuwe
kaliefendynatie vestigde en de nieuwe hoofdstad Bagdad (Irak) stichtte. Hierdoor ontstond er politieke
versnippering, maar desondanks bleef de Arabische wereld economisch en cultureel met elkaar verbonden. Het
Arabische rijk had een landbouw stedelijke samenleving.
In 1492 voltooiden de christelijke vorsten hun reconquista (herovering) met de inname van de islamitische
wetenschap in 9e en 10e eeuw op het hoogte punt.
VERDERE VERSPREIDING VAN DE ISLAM
De politieke verspreiding van de islamitische wereld hield op, maar de verspreiding van de Islam. Noordwest-
Afrika bracht de islam in Senegal en Mali. Daarnaast hadden Arabische handelaren ook rol zij brachten de islam
over tot in Oost- Afrika, Zuid- Oost-Azië en China.
Vanaf de 10e eeuw vielen islamitische krijgsheren vanuit Centraal-Azië de hindoeïstische en boeddhistisch
koninkrijken in Noord-India aan.
In 1258 verwoestte de Mongolen, nomadische ruitervolken uit Noord-Azië, ze Bagdad, waarbij
honderdduizenden inwoners werden vermoord.
WEER EEN LANDBOUWSAMENLEVING
Het West-Romeinse rijk ging ten onder hier waren verschillende oorzaken voor:
- Volksverhuizingen van de Germanen vanuit het Noorden (veroorzaakt door de komst van de Hunnen).
- Economische crisis en inflatie.
- Leger te zwak en te klein.
- Te weinig belastinginkomsten.
- Zwakke keizers (burgeroorlogen en staatsgrepen).
- Natuurlijke grenzen van het Rijk moeilijk te verdedigen.
- Christelijke boodschap van pacifisme.
In 476 n.C. wordt Rome veroverd door de Germanen, dit betekende het einde van het West-Romeinse rijk.
De verzwakte bevolking werd gediscrimineerd.
In het oosten – landbouwstedelijkesamenleving
In het westen – landbouwsamenleving
,Gevolgen
Val van het west romeinse rijk
Centraal gezag vanuit Rome vervalt
Wegen worden niet meer onderhouden
Geen orde en veiligheid
Boeren zoeken bescherming bij grootgrondbezitters
Einde geldeconomie – hierdoor ontstaat er een ruilhandel
Steden in verval – einde van de landbouwstedelijkesamenleving
DE HORIGHEID
Je had verschillende groepen boeren
- Vrije boeren
- Horige
- Slaven
Vrije boeren – pachten een stuk land, betaalde pacht door het leveren van producten of diensten, mochten
deelnemen aan rechtsprekende vergaderingen en zij hadden dienstplicht.
Horige – hoorde bij het landgoed. Zij bewerkte het land van de heer, maar mochten hun grond niet zonder
toestemming van de heer verlaten. De horige hadden wel rechten.
• Horigen gaven hun land aan de heer en werkten voor hem. Ook bleven ze op hun eigen grond werken,
hiervoor betaalden zij pacht aan de heer. (vaak een deel van de oogst)
• De horigen deden ook herendiensten (klusjes voor de heer) De horigen waren hun vrijheid kwijt. Ze
hoorden bij de grond en mochten dus niet verhuizen.
HET HOFSTELSEL
De oogsten waren vaak klein waardoor de gehele bevolking betrokken war bij het produceren van voedsel
Dit systeem met kleine boerengemeenschappen die werken en keven op grootgrondbezit van hun heer noem
je het, hofstelsel.
De landbouw samenleving was autarkisch mensen leven van de opbrengst van het eigen land en
consumeerde het grootste gedeelte zelf van de opbrengst.
INDELING VAN DE GEBIEDEN
- Vroonland was grond van de heer beheerd door de rent meester
- Hoofdhoeve een boerderij met bijgebouwen waar
werkzaamheden worden verricht door lijfeigenen
- Hoeven horige leefden de boeren
- Onontgonnen woeste deze grond behoorde tot het domein van
de heer
Een machtige edel of rijk klooster bestak vaan tientallen domeinen
De koning had wel honderden domeinen deze domeinen zijn
zelfvoorzienend.
,FRANKISCHE KONINKRIJKEN
Rond 500 veroverde de Frankische (Germaanse) koning Clovis bijna heel Gallië. Hij maakt een einde aan het
Romeinse heerschappij en sticht een Christelijk Frankrijk.
Er waren voor de Frankische koningen een aantal problemen
- Alleen geestelijkheid kon lezen en schrijven geschreven wetten waren niet meer handig
- De wegen waren slecht onderhouden kon moeilijk door ze rijk heen reizen
- De handel verdween kon geen belasting meer heffen
Als oplossing stelde koning Clovis vazallen (leenmannen aan. Hierdoor ontstond er een nieuwe
bestuursvorm het feodalisme.
FEODALISME / LEENSTELSEL
Karel de Grote
Karel de Grote verdeelde zijn rijk in een paar honderd districten (gouwen) die elk een graaf of hertog aan het
hoofd heeft
Aan de grenzen van het rijk waren er extra militaire beveiliging, marken, die door de markgraven werden
bestuurd.
De ridder werden in de tijd van Karel door technische verbeteringen (lansen, maliënkolder en stijgbeugels)
beter
Karel trok door het rijk om te controleren of om oorlog te voeren
De koning geeft een stuk land of ambt aan een leenman in leenman in ruil daarvoor beschermd de leenman
hem met ‘raad en daad’
Vervolgens verdeelde de leenman zijn stukken land ook weer over leenmannen
De leenman kreeg niet alleen grond in leen, maar ook bestuursfuncties of geldijke inkomsten
De leenmannen gafen na hun dood hun stuk land terug
Na zijn dood was het de bedoeling dat hij ze stuk land weer terug zou geven. Echter gebeurde dit in veel
gevallen niet en gaf de leenman het stuk land door aan zijn zoon
Voordelen leenstelsel leenman/leenheer
- Leenman krijgt in komsten en mag er wonen
- Trouwe dienaren die de heer taken uit de handen nemen
Nadelen leenstelen leenman/leenheer
- Grond was te leen en moest na zijn dood worden terug gegeven
- Leenheer verliest zeggenschap
Zwaktes van feodalisme :
- Na zijn dood was het de bedoeling dat hij ze stuk land weer terug zou geven. Echter gebeurde dit in
veel gevallen niet en gaf de leenman het stuk land door aan zijn zoon
- Verhouding tussen leenheer en leenman werd steeds minder persoonlijk
, - Leenmannen benoemden zelf ook weer leenmannen waardoor het rijk steeds verder versnipperde
Verschillen tussen de romeinen en franken
romeinen franken
Centrale hoofdstad Rondreizen hofhouding en hoofdstad
Overheid zorgt voor orde en veiligheid Wegen worden niet onderhouden, hierdoor hadden
heerser een klein gebied met gezag
Er werd gehandhaafd volgens geschreven regels Alleen geestelijke konden, lezen dus er was een
bestuur zonder regels
feodalisme
DE KERKEN VAN ROME EN CONSTANTINOPEL
De rooms-katholieke kerk werd vanuit Rome bestuurd. Dit kwam doordat het christen is ontstaan in het
Romeinse rijk. Al voordat het christendom de staatsgodsdienst werd, hadden bisschoppen de leiding over de
kerk in grote Romeinse steden. Elke bisschop benoemd in zijn bisdom de lage geestelijken en zij zagen erop toe
dat de kerkelijke regels werden nageleefd. De hoogste bisschop was de paus in Rome
De Byzantijnse keizers wouden niet alleen wereldlijke macht (de macht van keizers en koningen) maar ook
geestelijke macht (de macht van de paus en bisschoppen).
Latere pausen hielden vasten aan deze tweezwaardenleer, maar in het Byzantijnse rijk streefden keizers naar
een cesaropapie: een staat waarin de wereldlijk leider ook de geestelijke leider is.
Het meningsverschil over de macht van de paus en de keizer leidde tot een scheuring tussen het westerse en
oosterse christendom dit noem je een schisma. Hierdoor ontstonden er twee aparte kerken:
- Katholieke kerk, onder leiding van de roomse paus
- Orthodoxe kerk, onder leiding van de Byzantijnse keizer
VERSPREIDING VAN HET CHRISTEN IN EUROPA
In 469 werd de Frankische koning Clovis gedoopt.
Waarom bekeerde Clovis zicht tot het Christendom?
- Meer eenheid van de bevolking en trouwer aan de koning omdat kerk gezag steunt van de koning
- Bescherming en steun van de vorsten
Missionarissen zorgen voor de verspreiding van het Christendom
Kloosters zijn gesticht om zodat mensen zich helemaal aan het geloof kunnen wijden in het leven
- Kloosters verspreiden het christendom
- Doorgeven en bewaren van klassieke cultuur (schriften)
- Centrum van kunst en wetenschap
- In ruil voor steun aan de Frankische vorsten, kregen kloosters grote stukken grond en daarmee
werden zij onderdeel van het feodalisme.
Kloosters hebben een belangrijke rol in het ontstaan van Europees-christelijke cultuur.
Vanuit Engeland (omstreeks 600) en Ierland ( omstreeks 450) heeft het geloof zich verspreid.
, - In 695 wordt monnik Willibrord aartsbisschop van Utrecht
- In 754 wordt Bonifatius vermoord door de Friezen
- Omstreeks 800 is een groot deel van Nederland gekerstend tot het Christendom
De verspreiding van het christendom door de rest van Europa in de 9 e en 10e ging moeilijk doordat te Vikingen
tegen werkte
SAMENSMELTING
Om het christendom populairder te maken zorgde onder andere keizer Constantijn ervoor dat er in het geloof
een aantal dingen werden toegevoegd. Zoals de rustdag op zondag en de geboorte van Christus op 25
december (de geboorte dag van de zon).
Karolingische renaissance
Karel de Grote laat een betrouwbare tekst van de bijbel samen stellen. Sticht kloosters en scholen. Daarnaast
stimuleert hij het kopiëren van oude handschriften om er voor te zorgen dat de klassieke cultuur bewaart blijft.
Op latere leeftijd bleef Karel de Grote steeds vaker in Aken moest het nieuwe culturele hart worden van het
Frankische rijk (het Athene van het Noorden).
HOOFDSTUK 4 DE TIJD VAN
STEDEN EN STATEN
Paragraaf 1,2,3,4,5
Kenmerkende aspecten
- DE OPKOMST VAN DE HANDEL EN AMBACHT DIE DE BASIS LEGDE VOOR HET HERLEVEN
VAN EEN LANDBOUWSTEDELIJKE SAMENLEVING
- DE OPKOMST VAN DE STEDELIJKE BURGERIJ EN DE TOENEMENDE ZELFSTANDIGHEID
VAN STEDEN
- HET BEGIN VAN STAATSVORMING EN CENTRALISATIE
- HET CONFLICT IN DE CHRISTELIJKE WERELD OVER DE VRAAG OF DE WERELDLIJKE OF DE
GEESTELIJKE MACHT HET PRIMAAT BEHOORDE TE HEBBEN
- DE ESCPANSSIE VAN DE CHRISTELIJKE WERELD NAAR BUITEN TOE, ONDER ANDERE IN DE
VORM VAN KRUISTOCHTEN
VERSTEDELIJKING
Na de val van het West-Romeinse rijk was er weer aan landbouw stedelijke samenleving, maar rond 1000
ontstonden er weer steden. Dit had verschillende oorzaken
- Er kwam een einde aan de plundertochten van Vikingen en andere invaller
- Ontstaan van geldeconomie
- Boeren gingen weer overschotten produceren doordat de landbouw bevorderen
- De bevolking werd groter
- De bouw van dijken