Samenvatting Ontwikkelingspsychologie
Hoofdstuk 1 Inleiding in de ontwikkeling van het kind
Ontwikkelingspsychologie: wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit bij
mensen, van conceptie tot ouderdom maar met accent op de jaren tot volwassenheid.
4 thema’s:
- Fysieke ontwikkeling: invloed hersenen, zenuwstelsel, spieren, zintuigen, behoefte
aan eten en drinken op ons gedrag
- Cognitieve ontwikkeling: intellectuele vermogens
- Sociaal – emotionele ontwikkeling: sociale relaties, interacties en emoties
- Persoonlijkheidsontwikkeling: duurzame gedragingen en karaktereigenschappen die
de ene person van de ander onderscheiden.
Cohort: groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek zijn geboren.
Cohorteffecten: invloeden van cohorten op de ontwikkeling.
Normatieve gebeurtenissen: gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen een
groep op dezelfde manier voltrekken.
Bijvoorbeeld historisch bepaalde invloeden zoals bijv. de vuurwerkramp, pandemie etc.
Leeftijdsgebonden invloeden: biologische invloeden en omgevingsinvloeden die gelijk zijn
voor mensen in een bepaalde leeftijdsgroep, ongeacht waar of wanneer ze opgroeien. Bijv.
puberteit.
Sociaal-culturele invloeden zoals etnische afkomst, sociale klasse etc.
Niet-normatieve gebeurtenissen: specifieke gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven van
een bepaald persoon terwijl de meeste anderen hier niet mee te maken krijgen.
Alfred Binet (Frans), verrichtte pionierswerk naar intelligentie, geheugen en hoofdrekenen.
Granville Stanley Hall was de eerste die het denken en gedrag van kinderen onderzocht.
Begin jaren 20 Genetic Studies of Genius (Terman Study of the Gifted) aan Stanford van start
die nog steeds loopt.
Continue verandering: Geleidelijke kwantitatieve (omvang, niet aard) ontwikkeling waarbij
prestaties op een bepaald niveau voortvloeien uit die op de vorige niveaus.
Discontinue verandering: ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt en waarbij
elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerder stadia.
Kritieke periode: een specifieke tijdsspanne in de ontwikkeling waarin een bepaalde
gebeurtenis de grootste, zelfs onomkeerbare, gevolgen heeft.
Men spreekt nu liever van gevoelige periode, door de plasticiteit: een afgebakende
tijdsspanne, meestal vroeg in het leven, waarin mensen extra gevoelig zijn voor bepaalde
omgevingsinvloeden en sterk ontvankelijk zijn voor het leren van specifieke vaardigheden.