Samenvatting Neuropsychologie GZ
College 1 (3)
Kalat 2.2 Chemical Events at the synapse
Sherrington deed onderzoek naar de reflexboog en het actiepotentiaal: kwam erachter dat het tijd
kost om van de ene neuron naar de andere neuron te gaan, dacht dat dit elektrische signalen waren
1950: Loewi kwam met tegenbewijs: synapsen waren geen elektrische prikkels, maar
chemische prikkels (geoefend bij kikkers) > dit was de start voor veel onderzoek naar
medicijnen
Neuron= een normale cel, maar is speciaal gericht op
communicatie (verwerken), bevat ook dendrieten en axon
Vier grote onderdelen voor informatieverwerking:
1. Dendrieten – 2. Cellichaam – 3. axon – 4.
Presynaptische terminals
Informatieoverdracht tussen cellen/neuronen: chemische
prikkels (informatieoverdracht binnen cellen via elektrische
prikkels):
Via synapsen (= verzorgt de informatieoverdracht tussen neuronen) en hun
neurotransmitters (= signaalstofjes die zorgen voor de overdracht)
- Synaps bestaat uit: axon-uiteinde – synaptische ruimte (ruimte tussen de twee cellen) –
eerste stukje van de dendriet van de volgende cel
- Presynaptische cel/neuron (neuron dat transmissie afgeeft) – post-synaptische
cel/neuron (degene die het in ontvangst neemt)
Beïnvloeden van communicatie tussen cellen: aanmaak NT – vrijkomen NT – heropname NT –
afbraak door enzymen in de synaps NT – mate van hechting aan receptoren
De volgorde van chemische gebeurtenissen (uitgebreide stappen) bij een synaps:
- Bij een synaps binden eiwitten het presynaptische neuron aan het post-synaptische
neuron en leiden moleculen naar hun receptoren
1. Het neuron= presynaptisch: neurotransmitter
wordt gemaakt in het cellichaam en axon,
verpakt in zakjes (vesicles)
2. Actiepotentialen= komt vrij in de synaps door
een actiepotentiaal (als resultaat van
elektrische stimulatie of synaptische invoer
openen de calciumkanalen zich > calciumionen
stromen in > depolarisatie > calciumpoorten
openen)
3. De vrijgekomen moleculen= post-synaptisch:
hecht zich aan receptoren, past maar 1 NT op
de receptor (denk aan sleutel-slot)
4. De neurotransmittermoleculen= scheiden zich
van hun receptoren, gaan kanaaltjes open en
positieve deeltjes gaan de cel in en veranderen
de activiteit van het postsynaptische neuron
(mechanismen variëren voor het veranderen
van die activiteit)
, - De neurotransmittermoleculen kunnen worden teruggevoerd naar het presynaptische
neuron voor recycling of ze kunnen weg diffunderen
5. Sommige postsynaptische cellen= sturen omgekeerde berichten om de verdere afgifte van
neurotransmitters door presynaptische cellen te regelen
Jarenlang geloofden onderzoekers dat elk neuron maar 1 neurotransmitter afgeeft,
maar de meeste blijken een combinatie van twee of meer NT tegelijk af te geven
Opslag van neurotransmitters
De meeste neurotransmitters worden gesynthetiseerd in de presynaptische terminal (=eindknopje
aan het eind van een axon, geeft informatie aan volgende cel), vlakbij het punt van afgifte
De presynaptische terminal slaat hoge concentraties van neurotransmittermoleculen op in
zakjes/vesicles, kleine, bijna bolvormige pakketjes (stikstofmonoxide uitzondering)
Het presynaptische uiteinde houdt ook veel neurotransmitter vast buiten de blaasjes
MAO (monoamineoxidase)= neuronen die serotonine, dopamine of noradrenaline afgeven bevatten
dit enzym, dat deze zenders afbreekt tot inactieve chemicaliën, waardoor wordt voorkomen dat de
zenders zich ophopen tot schadelijke niveaus
De eerste antidepressiva die psychiaters ontdekten, waren MAO-remmers
Door MAO te blokkeren, verhogen ze de toevoer van serotonine, dopamine en noradrenaline
door de hersenen (ook andere functie, maar nog niet helemaal duidelijk)
Activeren van receptoren van de post-synaptische cel
Neurotransmitters kunnen twee effecten hebben: excitatie/EPSP (+) of inhibitie/IPSP (-), bv.
serotonine (+), dopamine (+), glycine (-), GABA (-), glutamaat (+)
Het effect van een neurotransmitter hangt af van zijn receptor op de postsynaptische
cel/synaps
Een inhiberende synaps zorgt voor afremming, een exciterende synaps zorgt voor activering
Een ionotroop effect (= receptor opent direct een kanaal, zorgt voor korte aan/uit-effecten) –
een metabotroop effect (langzamer maar langer effect)
In tegenstelling tot de natrium- en kaliumkanalen langs een axon, die spanningsafhankelijk zijn, zijn
de kanalen die worden aangestuurd door een neurotransmitter zendergestuurd of ligandgestuurd
(een ligand is een chemische stof die ergens aan bindt) > dus ionotroop effect
Ionotrope effecten beginnen snel, soms binnen minder dan een milliseconde nadat de NT is
bevestigd, de effecten vervallen snel
De meeste prikkelende ionotrope synapsen van de hersenen gebruiken de neurotransmitter
glutamaat (= de meest voorkomende neurotransmitter in het zenuwstelsel)
De meeste remmende ionotrope synapsen gebruiken de neurotransmitter GABA (= opent
chloridepoorten, waardoor chloride-ionen met hun negatieve lading sneller dan normaal
door het membraan de cel kunnen passeren)
Variatie in receptoren
De hersenen hebben verschillende soorten receptoren voor elke neurotransmitter (verschillen in hun
chemische structuur, reacties op medicijnen en rollen in gedrag) > medicijnen specifieke effecten
Een bepaalde receptor kan verschillende effecten hebben voor verschillende mensen, of in
delen van de hersenen, door verschil in eiwitten die met de synaps zijn geassocieerd
Genetische variaties in synaptische eiwitten zijn in verband gebracht met variatie in angst,
slaap en andere aspecten van gedrag
Inactivatie en heropname van neurotransmitters, meerdere opties:
NT laat weer los > hecht zich daarna nog een keer en prikkelt post-synaptische cel weer
, NT kan ook worden afgebroken door enzymen > kan niet meer hechten op receptoren >
hierdoor wordt de synaptische ruimte niet overprikkelt
- Nadat acetylcholine een receptor activeert > wordt het afgebroken door het enzym
acetylcholinesterase in 2 fragmenten: acetaat en choline
- De choline verplaatst zich terug naar het presynaptische neuron > neemt het op > en
verbindt het opnieuw met acetaat (dat al in de cel aanwezig is om acetylcholine te
vormen)
- Zeer efficiënt recyclingproces, maar kost tijd en actiepotentialen putten de
neurotransmitter sneller uit dan dat het wordt aangevuld > vertraagd transmissie
NT wordt opgenomen door presynaptisch neuron A en wordt dan hergebruikt
Negatieve feedback van de post-synaptische cel (sturen boodschap terug):
1. Autoreceptoren= receptoren die reageren op de vrijgegeven zender door verdere synthese
en afgifte te remmen, cel A geeft in feite een eigen stopsignaal door gewenning
2. Negatieve feedback= Daarnaast reageren sommige post-synaptische neuronen op stimulatie
door chemische stoffen af te geven die teruggaan naar het presynaptische uiteinde om
verdere afgifte van de zender te remmen (bv. stikstofoxide, 2-AG)
- De actieve chemische stof in marihuana (cannabinoïden) binden zich aan deze
receptoren > krijgen een seintje het ontvangen te hebben > zo verminderen de
chemische stoffen zowel prikkelende als remmende boodschappen van veel neuronen
Het effect van de neurotransmitter hangt af: de hoeveelheid aanmaak – heropname – afbraak door
enzymen in de synaps (blokkeren of stimuleren) – aantal receptoren – effect op de cel
Elektrische synapsen= hierbij komt het membraan van een neuron direct in contact met het
membraan van een ander, dit contact = gap junction
- Een paar synapsen werken wel elektrisch, waar de snelheid belangrijk is (bv. voor
ritmische ademhaling)
Hormoon= een chemische stof die meestal wordt uitgescheiden door een klier, en door het bloed
wordt vervoerd naar andere organen en daar de activiteit van beïnvloed
Hormonen zijn vooral handig om langdurige veranderingen aan te brengen op meerdere
delen van het lichaam (een neurotransmitter seint daarentegen korte signalen)
Hormonale invloeden lijken veel op synaptische transmissie
Er zijn veel soorten hormonen, 2 soorten: proteïne/eiwit hormonen en peptide hormonen
- Bestaan uit ketens van aminozuren (ketens van proteïne zijn langer), binden zich aan
receptoren van celmembraan, waar ze een tweede boodschapper in die cel activeren
Hypothalamus= motivatiecentrum (regulatie, eten, temperatuur),
heeft wijdverbreide verbindingen met de rest van de hersenen
(hormonen als vasopressine en oxytocine)
Heeft een constant circulerend niveau van hormonen door
middel van negatieve terugkoppeling systeem (top-down
systeem)
Bv. hoeveelheid schildklierhormoon is laag > hypothalamus
geeft TSH-hormoon af > stimuleert hypofyse om TSH af te
geven > waardoor schildklier meer hormonen afscheidt
Hypofyse= een hormoonproducerende klier verbonden aan de basis
van de hypothalamus door een steel – in reactie op de hypothalamus
synthetiseert de hypofyse hormonen die het bloed transporteert naar organen door het hele lichaam
- Bestaat uit: een voorkwab en achterkwab (geven verschillende sets hormonen af)
, 14.1 Substance abuse
Drugs: bijna alle drugs werken bij de synapsen, stoffen veranderen de chemie in de synaps:
Agonist= als de stof de werking van neurotransmitters versterkt, werkt mee
Antagonist= als het de werking juist afremt, blokkeert een receptor
- 1. Natuurlijke stof – 2. Agonist/antagonist – 3. Na inname – 4. Voor inname
– 5. Verandering in de cel – 6. Cel – 7. Receptor
Een mix (voor sommige effecten versterkend en andere remmend of bij
bepaalde doses)
Affiniteit (= neiging om zich aan de receptor te binden, hoog: bindt sterk, laag:
bindt zwak) – effectiviteit (= neiging om de receptor te activeren, hoog: veel
effect, laag: weinig effect) > dit kan per drug verschillen
- Het effect van een stof is een interactie tussen affiniteit en effectiviteit (kan
ook verschillen per persoon vanwege verschil in receptoren)
Een stof met een hoge affiniteit en lage effectiviteit is een antagonist en
als er twee stoffen zijn met hoge en lage affiniteit, wint degene met hoge
affiniteit
Synaptische mechanismen
Drugs beïnvloeden synapsen op verschillende manieren in verschillende stadia van iemands
ervaringen.
De rol van dopamine: bijna alle drugs verhogen de activiteit van dopamine en noradrenaline
synapsen > verhoogde afgifte van dopamine en noradrenaline in de nucleus accumbens (=
stukje van de hersenen wat tot een bevredigend gevoel leidt
als het gestimuleerd wordt)
Natuurlijke prikkels als opgewondenheid, suiker of muziek
zorgen ook voor loslaten van dopamine in de nucleus
accumbens (bij depressie hier minder respons) > stimuleren
zo het beloningssysteem in het brein
- Drugs ‘kidnappen’ het beloningssysteem, waardoor
enorm veel dopamine vrijkomt
- Verslavende stoffen: nicotine – alcohol – heroïne –
gaming – gokken
Er zijn echter steeds meer aanwijzingen dat onderzoekers de rol van
dopamine te veel hebben benadrukt:
1. Hoewel alcohol, marihuana, nicotine en opiaten over het
algemeen de afgifte van dopamine verhogen, verhogen ze deze niet veel, en de hoeveelheid
dopamine-afgifte correleert niet sterk met het plezier van de ervaring/roes of de kans op
verslaving
2. Farmaceutische bedrijven hebben tientallen jaren geprobeerd, maar slaagden er niet in om
medicijnen te vinden die verslavingen zouden verlichten via effecten op dopamine
- Medicatie die dopamine synapsen blokkeren verhinderen niet het beloningsgevoel
Soorten drugs
Stimulerende middelen: zorgen voor opgewondenheid, alertheid, activiteit en minder vermoeidheid
Remmen het transport van dopamine, serotonine en noradrenaline, waardoor de
heropname wordt verminderd en de effecten van de neurotransmitters worden verlengd
Amfetamine= zorgt ervoor dat in plaats van dat dopamine heropgenomen wordt, er nog meer van
wordt afgegeven > draait de functie om > nucleus accumbens meer gestimuleerd
Cocaïne= blokkeert de heropname/transport van dopamine, serotonine en noradrenaline > waardoor
dopamine niet ‘terug kan’ > meer prikkeling (Methylfenidaat/Ritalin zelfde effect)