Samenvatting belastingrecht
Paragraaf 9.1 t/m 9.3.7 en 9.3.8 t/m 9.5.3 en 9.6 en 9.8
Paragraaf 9.1
Inleiding
Paragraaf 9.2
Binnenlandse belastingplicht: een lichaam is binnenlands belastingplichtig als het:
- In Nederland is gevestigd, en
- Genoemd staat in art. 2 lid 1 VPB
In Nederland is gevestigd: waar een lichaam is gevestigd wordt volgens art. 4 AWR naar de
omstandigheden beoordeeld. De belangrijkste omstandigheid is de plaats waar de feitelijke leiding
van het lichaam is gevestigd.
Er bestaat echter een uitzondering op deze regel: een lichaam wordt geacht in Nederland te zijn
gevestigd als het is opgericht naar Nederlands recht. Het maakt dan niet uit waar het lichaam feitelijk
is gevestigd. Dit wordt de ‘’fictieve vestigingsplaats’’ genoemd art. 2 lid 4 wet VPB
Genoemd staat in art. 2 lid 1 wet VPB: in art. 2 lid 1 wet VPB staan alle lichamen genoemd die
belastingplichtig zijn als zij in Nederland zijn gevestigd:
a. Nv, bv, open cv en andere vennootschappen waarvan het kapitaal in aandelen verdeeld is
(letter a)
b. Coöperaties en verenigingen op coöperatieve grondslag (letter b)
c. Onderlinge waarborgmaatschappijen en verenigingen die op onderlinge grondslag als
verzekeraar of kredietinstelling optreden (letter c)
d. Verenigingen en stichtingen die op voet van de Woningwet zijn toegelaten als instellingen die
in het belang van de volksverhuizing werkzaam zijn (woningcoöperaties) (letter d)
e. Hiervoor niet genoemde verenigingen en andere dan publiekrechtelijke rechtspersonen,
indien en voor zover zij een onderneming drijven (letter e)
f. Fondsen voor gemene rekening (letter f)
g. Publiekrechtelijke rechtspersonen, niet zijnde de staat, die niet al op grand van de
onderdelen a, b, c, en e belastingplichtig zijn, voor zover zij een onderneming drijven
Buitenlandse belastingplicht: niet in Nederland gevestigde lichamen die Nederlands inkomen
genieten art. 3 wet VPB
,De wet VPB kent een aantal subjectieve vrijstellingen. Als een lichaam subjectief is vrijgesteld,
betekent dit dat het lichaam niet belastingplichtig is. De subjectieve vrijstellingen komen nu aanbod
met bijbehorend artikel in de wet.
Art. 5 wet VPB onder nadere voorwaarden zijn subjectief vrijgesteld:
- Natuurschoonlichamen die ten doel hebben het in stand houden van landerijen die vallen
onder de definitie van de Natuurschoonwet
- Pensioenlichamen die ten doel hebben het verzekeren van pensioenen en VUT-regelingen
van werknemers ; dit geldt overigens niet voor pensioenlichamen waarvan de aandelen voor
10% of meer in bezit zijn van de directieleden of hun familieleden
- Ziekenhuizen, bejaardenhuizen, opvangtehuizen en kredietverstrekkers aan economisch
zwakke groepen van de bevolking
- Landbouwbedrijven, onderlinge verzekeraars en uitvaartverzekeraars, op voorwaarde dat
het streven naar winst van bijkomstige betekenis is
- Ziekenhuisverplegingsfondsen en ziektekostenverzekeringsmaatschappijen, voor zover zij
geen winst beogen
- Uitvoeringsinstanties van wettelijke sociale verzekeringen
- Openbare leeszalen en bibliotheken
Art. 6 wet VPB zoals vermeld, zijn verenigingen belastingplichtig indien en voor zover zij een
onderneming drijven of in concurrentie treden met andere ondernemers. Sportverenigingen en
buurthuizen zullen dus niet zo snel belastingplichtig zijn. Art. 6 wet VPB zegt dat verenigingen en
stichtingen die een bescheiden winst maken volledig zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting
Een vereniging of stichting is vrijgesteld, als:
- De winst in het betreffende jaar niet hoger is dan €15.000,00; of
- Samen met de winsten in de afgelopen 4 jaren niet hoger is dan €75.000,00 (dus in totaal 5
aaneengesloten jaren)
Hierbij geldt overigens ook dat verenigingen en stichtingen die een maatschappelijk of sociaal belang
nastreven, de winst mogen verminderen met de minimumloonkosten van vrijwilligers
art. 9 lid letter h wet VPB
Art. 6a wet VPB is ingevoerd om (grote) beleggingsinstellingen die in Nederland waren gevestigd
en dreigden zich ergens anders te gaan vestigen, voor Nederland te behouden. Op grond van dit
artikel is een vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI) niet belastingplichtig voor de
vennootschapsbelasting.
De vrijgestelde beleggingsinstelling is vrijgesteld van vennootschapsbelasting én hoeft geen
dividendbelasting in te houden op uitgekeerde winsten. Daar staat wel tegenover dat een
vrijgestelde beleggingsinstelling geen recht heeft op teruggaaf van ingehouden belasting op dividend
dat de vrijgestelde beleggingsinstelling zelf heeft ontvangen.
, Om de VBI-regeling te mogen toepassen, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
1. Het lichaam heeft één van de volgende rechtsvormen
- Een nv
- Een fonds voor gemene rekening
- Lichaam naar recht Nederlandse Antillen, Aruba of lidstaat EU
2. De beleggingsinstelling kan worden aangemerkt als beleggingsinstelling in de zin van art. 1.1
Wet op het Financieel Toezicht
3. Het enige doel volgens de statuten en de enige feitelijke werkzaamheid van de vrijgestelde
beleggingsinstelling is het beleggen van gelden of andere goederen, met als doel het
realiseren van waardestijgingen en rendement van haar vermogen
4. De vrijgestelde beleggingsinstelling belegt uitsluitend in financiële instrumenten, zoals
effecten, deelnemingsrechten, geldmarktinstrumenten, rentetermijncontracten, swaps,
opties en afgeleide financiële instrumenten met het oog op overdracht van kredietrisico dan
wel verrekening
5. De deelnemers in de vrijgestelde beleggingsinstelling moeten voldoen aan het
collectiviteitsvereiste. Met andere woorden: er moet meer dan één deelnemer zijn
6. De beleggingen van de vrijgestelde beleggingsinstelling moeten zijn gedaan met toepassing
van het beginsel van risicospreiding (verschillende bellegingsproducten)
7. Op verzoek van aandeelhouderes kunnen hun aandelen direct of indirect worden ingekocht
of worden terugbetaald (op vooraf bekendgemaakt tijdtippen), ten laste van de bezittingen
van de vennootschap
Art. 6b wet VPB ten slotte zijn volledig van belastingplicht vrijgesteld de lichamen die (nagenoeg)
uitsluitend (90% of meer) activiteiten verrichten in de uitvoering van:
- Het academisch ziekenhuis (letter a)
- Bekostigd onderwijs (letter b)
Paragraaf 9.3.1
Art. 22 wet VPB tarief vennootschapsbelasting 2021
- Winst t/m 245.000 15%
- Winst boven 245.000 25%
Rekening houden met voorheffingen, zoals dividendbelasting en kansspelbelasting
art 25 lid 1 wet VPB
Bijzonder tarief 0% voor fiscale beleggingsinstelling (FBI) art. 28 wet VPB
Bijzonder tarief 7% in innovatie box art. 12b en 12ba tot en met 12 bg wet VPB
De grondslag voor de heffing van vennootschapsbelasting kan in drie stappen worden bepaald:
- Stap 1: de fiscale winstberekening
- Stap 2: de fiscale winst bepalen
- Stap 3: het belastbare bedrag bepalen