Samenvatting psychologische stromingen
H1
Biopsychosociaal model= men kijkt naar het probleem vanuit de interactie tussen biologische,
psychische en sociale aspecten
Eclectisch en integratief werken= methodes en inzichten uit verschillende psychologische
scholen/stromingen gebruiken
Componenten:
- Ontwikkelingscomponent= iemands ontwikkeling, samenspel tussen biologische rijping,
omgevingsinvloeden en iemands innerlijk (begrepen worden vanuit zijn geschiedenis)
- Neurobiologische component= genetische aanleg en omgeving
- Affectieve component= onze gevoelens/emoties en de manier waarop we hiermee om hebben
leren gaan
- Cognitieve component= denkprocessen (functioneren geheugen, waarneming, aandacht)
- Gedragscomponent= onze gedragingen en hoe we dat geleerd hebben
- Interpersoonlijke component= de omgang met anderen, relaties/scheidingen
- Systematische component= sociale systeem waarin we leven/opgegroeid zijn
Evidence-based= wetenschappelijk bewezen effectief
, H3
(Psychodynamische benaderingen (PDB)= een patiënt ligt op een ligbed en verteld alles wat in hem opkwam.
Freud ondersteunde de patiënt om de onbewuste zaken toe te laten in het bewuste. Hierdoor heeft de
patiënt meer controle over het eerdere onbewuste. Later veranderde dit in de psychoanalytische therapie,
waarbij de patiënt en therapeut tegenover elkaar zitten en er meer interactie tussen beiden was.)
Unfinished business syndroom= het niet afmaken van emotionele zaken in je verleden
Doel van psychodynamische therapie= leren aan patiënten om beangstigende en onbekende
gevoelens toe te laten, ze te benoemen, begrijpen en ermee om kunnen gaan (affectregulering en
mentaliseren) + ongezonde patronen te verbreken
Conversiestoornis= onbegrijpelijke stoornis die zich uit in lichamelijke uitvalverschijnselen, zoals
verlamming, blindheid of doofheid. Toch kwam Freud erachter dat deze blokkades verdwenen als de
patiënt begreep en ervoer wat er aan de hand was. Hierdoor is uiteindelijk het beroep
psychotherapeut ontstaan.
Freud probeerde overal de betekenis van te achterhalen
Therapieën binnen psychoanalyse:
- Driftmodel, (Freud) problemen uit het verleden zijn niet opgelost en herleiden tot seksuele en
agressieve driften
- Objectrelatiemodel, benadrukt de eerste relaties in de vroege kindertijd en de manier waarop deze
relaties een deel van onszelf zijn geworden (met object word persoon bedoeld)
- Zelfpsychologisch model, tekorten uit de kindertijd worden benadrukt. Deze leiden tot een zwak
zelfgevoel/identiteit
- Interactioneel model, legt de nadruk op problematische conflicten tússen mensen. Problemen
worden verklaard vanuit een diepliggend interactieschema in de persoon die is ontstaan in de
kindertijd. Je ziet hier zowel cognitieve theorieën (cognitief schema) als systeemtheorieën (sociaal
systeem) terug
- Es= driften, onbeschoft
- Ego= controleert het innerlijk, middelpunt
- Superego= het ideaal-ik, netjes
Fasen tussen 'es' 'ego' 'superego':
- Orale fase, driften worden bevredigd door de mond (drinken, sabbelen, bijten)
- Anale fase, zindelijkheidstraining
- Fallische/oedipale fase, geslachtsverschil staat centraal. Het kind richt zich op volwassen rollen en
imiteert volwassenen
– Latentiefase, kind richt zich op de buitenwereld, school en leeftijdsgenoten
- Genitale fase, puberteit + adolescentieperiode (tot 23jaar)
Afweermechanismen:
- Verdringing= angstwekkende wensen, gedachten en impulsen worden weggestopt
- Ontkenning= je ziet de werkelijkheid niet onder ogen
- Reactieformatie= vanuit boosheid extra aardig tegen iemand doen of lachen om een pijnlijke
situatie
- Isolering= de gebeurtenis is er wel, maar het gevoel niet
- Intellectualisering= moeilijke innerlijke zaken worden met veel interessante en moeilijke woorden