Samenvatting taal blok 2
Taal en didactiek: Spelling
1.1 ons schriftsysteem en leren spellen
Nederlands heeft een alfabetisch schriftsysteem: afzonderlijke klanken van een woord
noteren, waarbij gebruikgemaakt wordt van de letters van het alfabet. De oudste manier om
taal vast te leggen was door middel van tekeningen en afbeeldingen. Dit heet een
pictografisch schriftsysteem. Dit wordt tegenwoordig nog steeds gebruikt, bijvoorbeeld bij
verkeersborden. Ook in het onderwijs wordt nog gebruik gemaakt van het pictografische
schriftsysteem. Kinderen met een vertraagde taalontwikkeling kunnen we helpen door ze
eenvoudige zinsstructuren aan te bieden met behulp van pictogrammen.
Pictogrammen zijn uitstekend voor het weergeven van concrete dingen, maar voor het
uitbeelden van abstracte zaken zijn ze minder geschikt. Het pictografische systeem
ontwikkelde zich tot een logografisch schriftsysteem. Hierbij staat elk plaatje voor één
woord. Taal wordt op een schematische manier weergegeven: de woorden en ook voor- en
achtervoegsels krijgen aparte voorbeelden. Het Chinees is een logografisch schriftsysteem.
Ongeveer 1000 voor Christus ontdekten de Feniciërs dat je alle woorden kunt ontleden in
een beperkt aantal klanken. Hun vondst om per klank één teken af te spreken leidde tot de
ontwikkeling van ons alfabet. Zij schreven alleen de medeklinkers op, zoals dat nu nog
gebeurt in bijvoorbeeld het Hebreeuws. De Grieken hebben het alfabet verder ontwikkeld
en hebben de klinkers aan het systeem toegevoegd. Alfabetisch schriftsysteem een
schriftsysteem waarbij taal wordt weergegeven door de afzonderlijke spraakklanken van een
woord te noteren.
Een foneem is een spraakklank die betekenisverschil veroorzaakt. In de klankgroepen gaaf
en raaf is het verschillen tussen de g en de r verantwoordelijk voor het verschil in betekenis.
De g en de r zijn dus verschillende fonemen. In het alfabetisch schriftsysteem geven wijs dus
geen spraakklanken maar fonemen weer.
Voor elk foneem in het Nederlands is er een apart teken. We maken daarvoor gebruik van de
letters in het Latijnse alfabet. Het Nederlands kent 34 verschillende fonemen en het Latijnse
alfabet heeft maar 26 verschillende letters. Om alle fonemen te kunnen weergeven heeft
men in zijn toevlucht gezocht in het combineren van letters het foneem oo in boos en boor
geven we weer door twee letters o. in de middeleeuwen gebruikte men voor de oo ook wel
de lettercombinatie oi. Fonemen worden dus niet alleen weergegeven door letters, maar
ook door lettercombinaties. Daarom hanteren we liever de term grafeem voor de
schriftelijke weergaven van een foneem. Een grafeem is dus een letter of een
lettercombinatie die verwijst naar een foneem. De e, en de ee, zijn grafemen die de
middelste klank van het woord ben en been weergeven. In het Nederlands kennen we 36
grafemen, dit komt doordat de ij-klank ei en ij kan zijn en de ou-klank au of ou kan zijn. De
kinderen in groep 3 leren in totaal 36 verschillende grafemen.
Het is lastig om fonemen te herkennen. Het herkennen van fonemen is geen kwestie van
goed luisteren, maar meer aan abstract denken. Bir en dur voor beer en deur. In deze
woorden schrijven ze de spraakklank en niet het foneem. Een ander problemen vormen de
,grafemen die uit twee verschillende letters bestaan. Kinderen hebben moeite om de
volgorde van de letters binnen zo’n grafeem te onthouden (peos en tiun). Een derde
moeilijkheid is dat de koppeling tussen de fonemen en de grafemen niet eenduidig is. Het
foneem aa schrijven we in principe als aa, maar in de loop der tijd ging men in open
lettergrepen de aa ook wel als a spellen.
Het alfabetisch schriftsysteem heeft ook veel voordelen. Het aantal tekens dat iemand moet
leren is veel minder dan bij een logografisch schriftsysteem. Het Nederlands kent 34
fonemen vs 40.000 karakters van het Chinees.
1.2 Hoofdregels van de Nederlandse spelling
Fonologisch principe: elk foneem wordt door een apart grafeem weergegeven. We noemen
dit ook wel het beginsel van de standaarduitspraak. We spellen een woord dus me de
klanken die we horen in de standaarduitspraak in een woord. Met standaarduitspraak wordt
bedoeld: een uitspraak die niet gekleurd is door de woonplaats, leeftijd of andere
kenmerken van een bepaalde spreker. Het fonologisch principe houdt ook in dat elk grafeem
voor één en hetzelfde foneem staat. Woorden die alleen volgens het fonologisch principe
worden gespeld, noemen we klankzuiver. Kat, vaas, struik en bang.
Het morfologisch principe/ beginsel van de vormovereenkomst.
Wanneer we bij de spelling van een woord niet uitgaan van de klank, maar vaan de
vorm van woorden.
Woorden zijn vaak opgebouwd uit kleineren elementen die elk een eigen betekenis hebben.
Zulke betekenis dragende elementen nomen we morfemen. Het woord onwijs bestaat uit
twee morfemen, on en wijs. Waarbij wijs de betekenis heeft van verstandig en on- een
ontkenning aangeeft. Vrije morfemen morfeem als woord voorkomt. Er zijn morfemen
die niet als woord voorkomen, maar altijd aan een bestaand woord worden moeten worden
toegevoegd. Dat zijn gebonden morfemen. Deze noemen we voorvoegsels als ze voor een
woord geplaatst worden en achtervoegsels als ze achter een woord geplaatst worden. Het
morfologisch principe is op te splitsen in twee regels:
- De regel van de gelijkvormigheid
Dit houdt in dat we een woord of voor- of achtervoegsel steeds op dezelfde manier
schrijven. We schrijven web, omdat we in het meervoud webben een duidelijke b-
klank horen. In werkzaam horen we s, maar omdat het achtervoegsel -zaam is
schrijven we het toch met een -z. De regel van gelijkvormigheid bepaalt dus dat een
morfeem altijd op dezelfde manier wordt gespeld. Deze regel wordt niet consequent
toegepast in de Nederlandse spelling. Huis zou anders op een -z moeten eindigen en
lief met een -v. Maar in de Nederlandse taal eindigt een woord nooit op een -z of -v.
- De regel van overeenkomst
de opbouw van een woord in de spelling duidelijk wordt.
Als woorden op dezelfde manier zijn gevormd, worden ze ook op dezelfde manier
geschreven. Het woord grootte klinkt net als grote, maar we schrijven het met twee
t’s om aan te geven dat dit woord op dezelfde manier is opgebouwd als lengte.
Daarom is hij vindt met een -t omdat hij werkt ook met een -t is. Ook deze regel
wordt niet consequent toegepast wat zet eindigt niet op twee t’s, maar dat doen we
niet omdat we nooit een dubbele medeklinker aan het eind van een wordt schrijven.
, De regels lijken op elkaar, maar de regel van de gelijkvormigheid blijft de vergelijking tot één
en hetzelfde morfeem.
Het syllabische principe
Heeft betrekking op de spelling van het syllaben in een woord. Een syllabe is een
klankgroep, een gedeelte van een woord. Dat is anders dan een morfeem, een
morfeem heeft altijd een betekenis, klankstukken of syllaben niet, of ze moeten al
samenvallen met een morfeem.
Een syllabe is ook wat anders dan een lettergreep. Een lettergreep is een visuele verdeling
van een woord. Je kunt een woord pas in lettergrepen verdelen als je al weet wat de
correcte spelling aan een woord is. Bakker bak-ker. Als we het in klankstukken verdelen,
krijgen we ba + kur. Binnen het syllabisch principe gelden weer twee regels;
- Verenkelingsregel
Normaal wordt in het Nederlands een lange klank door twee letters weergegeven:
aa, ee, oo en uu. Als een klankstuk eindigt op een lange klank, dan schrijven we maar
één letter. In ramen eindigt het klankstuk raa op een lange klank dus schrijf je er
maar 1.
- Verdubbelingsregel
Als een klankstuk eindigt op een korte klank, a, e, o of u dan wordt de medeklinker
die daarop volgt verdubbeld. Koffer eindigt het klankstuk op ko en dan krijg je er
daarna twee ff.
Voor kinderen zijn deze regels lastig. Ze moeten hiervoor verschillende abstracte
handelingen verrichten. Ze moeten ene woord verdeling in klankstukken, ze moeten
spraakklanken kunnen herkennen als een korte of lange klinker en ze moeten een regel
toepassen.
Het etymologisch principe
Dat de herkomst bepalend is voor de schrijfwijze van een woord of spraakklank.
Het Middelnederlands kende het persoonlijk voornaamwoord hi naast het zelfstandig
naamwoord hei of heide. De twee woorden werden toen ook verschillend uitgesproken: hie
of hei. In het moderne Nederlands is dat verschil in uitspraak verdwenen. Het verschil in
herkomst vena woorden als hij en hei heeft men in de spelling tot uitdrukking willen
brengen. Vandaar dat wij twee schrijfwijzen kennen voor de ij. Dat geldt ook voor de ou.
Leenwoorden vallen ook onder het etymologisch principe. We schrijven radio voor raadiejoo
en interview voor inturvjoe.
2.2 Spellingstrategieën
Spellingsstrategieën zijn de manieren die een speller gebruikt om tot de juiste schrijfwijze
van een woord te komen. Over het algemeen maakt men een tweedeling in directe
(wanneer het spellen geautomatiseerd is) en indirecte (als iemand bij het spellen van een
woord een bepaalde denkhandeling toepast) spellingsstrategieën.
Er zijn 5 indirecte spellingstrategieën:
- Fonologische strategie
Als iemand bij het spellen een woord opsplitst in klanken of klankgroepen en daar
achtereenvolgens de bijbehorende letters voor schrijft, gebruikt hij een fonologische
of een auditieve spellingstrategie. Er zijn twee fonologische strategieën. Elementaire
spellinghandeling: als een woord wordt geanalyseerd in spraakklanken of fonemen