Lesweek 1
Nederlandse staatsrecht:
- Regels m.b.t. inrichting en functionering van de Nederlandse staat.
- Regels m.b.t. burgerschap en fundamentele rechten.
Wetgever = maakt de wetten.
Bestuur = centraal en decentraal, maken van regelgeving.
Rechter = bestuursrechter, strafrechter en burgerlijke rechter.
Instellingen:
- Staatshoofd (Koning).
- Parlement (Eerste en Tweede Kamer + Staten-Generaal).
- Regering (Koning + ministers).
- Hoge raad en andere rechters.
- Decentrale overheden.
Regering is de wetgevende macht en het hoogste bestuursorgaan in Nederland = gedecentraliseerde
eenheidsstaat.
Nederlandse staatsburgerschap = art. 2 GW + Rijkswet op het Nederlanderschap.
Constitutionele toetsing = wetgever toetst de wet aan de grondwet. De is verboden voor de rechter
(art. 120 GW, toetsingsverbod) = trias politica.
Taken Tweede Kamer:
- Wetten vaststellen (art. 81 GW).
- Regering controleren (art. 42 lid 2 GW).
- Vertegenwoordigen van het Nederlandse volk (art. 50 GW).
- Goedkeuren van de rijksbegroting (art. 105 GW).
Voorstel op Prinsjesdag aangeboden aan de SG door de minister van financiën.
Voorstel wordt eerst door de tweede kamer bekeken – goedkeuren of verwerpen.
Voorstel wordt daarna door de eerste kamer bekeken – goedkeuren of verwerpen.
Taken regering:
- Dagelijkse bestuur. Bv. persconferenties.
- Wetgeving, indienen van wetsvoorstellen (art. 81 e.v. GW).
- Algemene maatregelen van behoorlijk bestuur stellen (art. 89 GW).
- Beschikkingen maken.
- Begroting maken.
- Toezicht en handhaving (art. 134 GW).
Het volk kiest de Tweede Kamerleden d.m.v. verkiezingen (art. 54 GW). Er wordt een meerderheid
gevormd van de Tweede Kamerleden, afkomstig uit verschillende partijen coalitie. Hierna wordt
de regering gevormd.
Voordeel = regeringsstabiliteit.
Nadeel = afgenomen controle van de regering door de Tweede Kamer.
Monisme = wanneer coalitiepartijen de regering steunen.
Dualisme = wanneer coalitiepartijen zich kritisch opstellen tegen de regering.
, Parlementair stelsel = regering komt tot stand nadat het volk heeft gestemd voor het parlement.
Presidentieel stelsel = Amerikaanse volk kiest met 1 stem het hoofd van de uitvoerende macht
(president) en met een andere stem de leden van de wetgevende macht.
De uitvoerende macht is dus niet afhankelijk van de meerderheid van het parlement.
Wet in formele zin (art. 81 GW) = gemaakt door de regering of Staten-Generaal.
Wet in materiële zin = algemene regels, gelden voor iedereen (amvb, verordeningen of ministeriële
regelingen).
Zowel wet in formele zin als wet in materiële zin:
- Bestuursrecht = Awb, bijzondere bestuurswetten.
- Strafrecht = Wetboek van Strafrecht/Strafvordering, Opiumwet.
- Burgerlijk recht = BW, Wetboek van Koophandel/Burgerlijke Rechtsvordering.
Nationale wetten = geven rechtseenheid (iedereen wordt hetzelfde behandeld). en rechtszekerheid
en ze zijn democratisch gelegitimeerd.
Optekenen van regelgeving in nationale wetboek = codificatie/codificeren.
Huidige belang wet in formele zin:
1. Kader- of raamwetgeving = wetgever beperkt zich in de wet. Bv. onderwijs of milieu.
2. Toegenomen belang jurisprudentie = vaak doet de rechter uitspraak op basis van
jurisprudentie.
3. Toegenomen belang internationaal en EU-recht = oprichting van internationale organisaties
die beslissingen mogen nemen.
Procedure totstandkoming van een wet in formele zin:
1. Indiening wetsvoorstel door de regering (82 GW).
2. Behandeling wetsvoorstel in de ministerraad;
3. Advies Raad van State wetsvoorstel;
4. Behandeling wetsvoorstel in de Tweede Kamer;
5. Behandeling wetsvoorstel in de Eerste Kamer;
6. Ondertekening wetsvoorstel door de Koning en minister;
7. Ingaan van de wet.
8. Publiceren in het Staatsblad.
Lex superior derogat = hogere regel gaat voor.
1. Statuut en grondwet.
2. Wet in formele zin.
3. Ministeriële regeling.
4. Provinciale regeling.
5. Gemeentelijke regeling.
Uitzondering = art. 120 GW, rechter mag wetten in formele zin niet aan de grondwet toetsen =
toetsingsverbod. Dit is zodat de rechter niet op de plaats van de wetgever gaat zitten trias politica.
1840 Invoering strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid.
1848 Invoering politieke ministeriële verantwoordelijkheid.
1853 Aprilbeweging.
1866-1868 Kwestie Mijer en Luxemburgse kwestie.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper floorerp. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.