Casus 1:
Gegevens uit onderzoek:
Hulpvraag: Ik wil graag weer zelfstandig buiten lopen in het park.
Dhr. el Mahout woont met echtgenote in een eengezinswoning. De patiënt heeft altijd graag
gewandeld in het park nabij hun huis, sinds hij met pensioen ging op zijn 65e deed hij dit vrijwel
dagelijks. De paden in het park zijn oneffen en niet bestraat. De patiënt is bang om te vallen omdat
hij moeite heeft met het optillen van zijn linkervoet en regelmatig struikelt. Het struikelen neemt toe
als hij afgeleid wordt. De patiënt heeft snel een vermoeid gevoel in zijn benen en zit graag
halverwege het park even op een bankje. Spontaan neurologisch herstel is niet meer te verwachten.
1
,Onderzoeksgegevens:
- Kracht, MRC 4 = beweging gewricht tegen enige weerstand in.
o Kracht is licht verminderd
- Balans, POMA 24 = lager dan 26, dus een probleem bij de balans.
o Balansproblemen
- Lopen, FAC 4 = zelfstandig beperkt, kan lastig op oneffen ondergronden lopen.
- Lopen, 10MLT 14 sec.= <13 seconden dus meneer is niet snel genoeg om de straat over te
steken.
o niet snel genoeg om een straat over te steken
Behandeldoelen:
1. Loopmiddel inzetten voor meer balans en een veiliger gevoel.
2. Meneer zijn loopsnelheid vergroten waardoor hij op tijd een straat kan over steken.
3. Meneer zijn spierkracht van de voetheffers (m. tibialis anterior) en knieextensoren (m.
quadriceps) vergroten. MRC 4 MRC 5
Behandeldoel 1:
Loophulpmiddel inzetten voor meer balans en een veiliger gevoel.
Weinig belasting van werkgeheugen en weinig verbale instructies. Voordoen in deel handelingen,
hierdoor hoeft de patiënt niet zoveel te onthouden. Veel herhalen!
Eerst vragen of meneer het een goed idee vind, mentaal?
Eerst: oefenen met het lopen met een hulpmiddel op effen ondergrond. Hierdoor raakt de patiënt
gewend aan de eifel. Het lopen zou hier geen probleem moeten zijn i.v.m. FAC4.
Daarna: lopen met eifel en parcours zoals matjes, slingeren, steps voor opstapjes etc. Dit is een
uitdaging voor patiënt vanwege FAC4, bekijken of dit nu beter gaat met hulpmiddel.
- Matjes neerleggen om ondergrond park na te bootsen
- Voorwerpen neerleggen als nabootsing voor bomen, hier omheen slalommen.
- Steps neerzetten als nabootsing van stoepranden.
Opmerking:
- vragen of de patiënt naar de overkant wil lopen, therapeut naast/ achter de patiënt lopen.
- Uitleg gebruik:
o Poot aan de niet aangedane zijde vastpakken. U zet eerst de poot stevig neer (niet
meeslepen), vervolgens zet u uw aangedane been op dezelfde hoogte als de poot
neer. Tot slot zet u uw andere been bij, op dezelfde hoogte.
Therapeut loopt mee naast de aangedane zijde, loopt mee in het ritme van de patiënt
Behandeldoel 2:
Meneer zijn loopsnelheid vergroten waardoor hij op tijd een straat kan over steken.
Looptraining wil je uitvoeren op een echte ruimte, representatief aan de hulpvraag. Hier zou ik dus in
een park of buiten op straat gaan lopen functionele looptraining. Je gaat stukken lopen die de
patiënt graag wilt lopen (shared descision making). Je bootst de realiteit na, of je gaat daadwerkelijk
2
, buiten trainen (kan niet op praktijktoets, maar geef het wel aan). Je wisselt af met ondergronden,
obstakels, stoppen, starten, manoeuvres enzovoort.
Oefeningen:
- Pionnen neerzetten om langs rond te draaien rondje kunnen lopen
- Verschillende ondergronden neerleggen lopen op verschillende ondergronden zoals gras
- (Pionnen neerzetten waar de patiënt overheen moet stappen grotere stappen leren
maken)(alleen doen als ik niks meer weet)
Behandeldoel 3:
Meneer zijn spierkracht van de voetheffers (m. tibialis anterior) en knieextensoren (m. quadriceps)
vergroten. MRC 4 MRC 5
‘’Het is aangetoond dat spierkrachttraining van het paretische been of beide benen leidt tot
verbetering van de spierkracht, de weerstand tegen passief bewegen en verbetering van het
gangbeeld in termen van cadans, symmetrie en schredelengte bij patiënten met een CVA’’
“Geadviseerd wordt om patiënten met een CVA de spierkracht van de grote spiergroepen te laten
trainen met behulp van fitnessapparatuur, functionele trainingsvormen of losse gewichten, in een
minimale frequentie van twee tot drie keer per week, met één tot drie sets van 10 tot 15
herhalingen voor acht tot tien spiergroepen.”
Oefeningen:
- Been strekken door te zitten op een stoel, op het hoogste punt een cirkel maken met de voet
(dorsaalflexie) en dan weer terug. (Dit kan je uiteindelijk verzwaren door een elastiek of
enkelgewichten.)
- Squats op stoel, ook stoelen naast de patiënt neer zetten zodat hij/zij zich eventueel kan
opvangen.
- een pion neerzetten, waarbij de patiënt er van links naar rechts overheen moet bewegen
met de voorvoeten en de grond links/rechts moet aantikken.
3