Samenvatting autismespectrumstoornis.
1. Inleiding.
Autismespectrumstoornis (ASS) is overkoepelende term die men gebruikt om alle
stoornissen binnen het autismespectrum aan te duiden.
Het gaat dus over een brede waaier aan verschijningsvormen.
ASS is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig patroon van zowel
significante beperkingen in de sociale omgang als beperkte, repetitieve interesses en
gedragingen.
➢ Stoornis: ASS is ontw stoornis en is dus aangeboren. Kenmerken worden duidelijk
tijdens vroege ontw periode.
➢ Hardnekkig: symptomen blijven aanhouden, verdwijnt niet met intensieve
ondersteuning of vanzelf.
➢ Significante beperkingen: beperkingen die ernstig, betekenisvol of klinisch te
noemen zijn. Vormen belemmering in dagelijks leven.
➢ Sociale omgang: problemen met non-verbale sociale communicatie en met sociale
interacties en relaties. → Ernstig probleem in wederkerigheid, tweerichtingsverkeer
en gelijkwaardigheid.
➢ Beperkte, repetitieve interesses en gedragingen: gedragspatronen die stereotiep en
weinig gevarieerd zijn, die worden herhaald en waar men hardnekkig aan vast houd.
➢ Spectrum kent grote verschillen in ergst: sommige kunnen zelfstandig functioneren,
andere hebben continu toezicht nodig.
➢ Spectrum kent variatie in gedragskenmerken: afhankelijk van de ernst, leeftijd, IQ,
taalvaardigheid, bijkomende stoornissen.
2. Kenmerken.
2.1 Primaire gedragskenmerken.
Kinderen met ASS vertonen in hun gedrag 2 kernsymptomen:
1) Ernstige en aanhoudende problemen met de wederkerige sociale communicatie
en interactie.
● Problemen met sociale interactie: door tekort aan wederkerigheid, vlot op
elkaar inspelen (gespreks interacties en delen van emoties).
➢ Reageren niet altijd gepast op emoties van anderen (lachen).
➢ Zeggen ongepaste dingen of stellen ongepaste vragen.
➢ Praten enkel over eigen interesses of vergeten belangrijke info in een
verhaal omdat ze denken dat diegene dat al weet.
➢ Moeite met relaties met anderen te begrijpen en te ontwikkelen.
, ➢ Problemen aanpassen gedrag aan verschillende sociale
omstandigheden.
➢ Moeite met deelnemen aan fantasiespel.
➢ Moeite met vrienden maken.
➢ Soms totale afwezigheid van belangstelling voor leeftijdsgenoten.
➢ Continuüm: kinderen die in eigen wereld leven — wel interesse in
interactie met leeftijdsgenoten maar niet weten hoe dit moet.
● Problemen met sociale communicatie: kwalitatieve tekorten in het
non-verbale gedrag dat wordt gebruikt voor sociale interacties.
➢ Slechte afstemming tussen verbale en non-verbale communicatie,
tussen wat ze zeggen en op welke manier ze dit doen.
➢ Problemen met zelf uiten/ begrijpen van non-verbaal gedrag.
(gezichtsuitdrukkingen, gebaren niet goed interpreteren, verkeer gebruik van
lichaamstaal, weinig mimiek tonen, te veel of geen oogcontact maken)
➢ Taal/ spraak = geen criterium meer in DSM 5 maar hierin zijn wel
vaak veel tekorten. → taalachterstand of volledige afwezigheid van
spraak.
➢ Moeite met taalbegrip of overdreven letterlijk taalgebruik.
➢ Zelfs zonder taalproblemen vaak moeite met begrijpen van taal als
betekenis uit context moet worden afgeleid (dubbelzinnige woorden,
gezegdes en grapjes).
2) Beperkte en repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten.
● Motorische stereotypieën: stereotiepe en zich herhalende bewegingen.
= eigenaardige doelloze beweging (fladderen, op tenen lopen,
hoofdbonken, rond eigen as draaien).
● Stereotiep en repetitief gebruik van voorwerpen: omgaan met speelgoed:
speelgoed op rijtje zetten of blokken proberen te laten draaien als een tol.
● Spraak die stereotiep en repetitief is:
➢ Echolalie = woorden of zinnen van anderen herhalen.
➢ Spreken in jij-vorm over zichzelf.
➢ Idiosyncratische uitdrukkingen: zelf uitgevonden woorden gebruiken.
➢ Te stil of te luid spreken, vreemde intonatie gebruiken.
● Rigiditeit of gemis aan flexibiliteit:
➢ Houden hardnekkig vast aan dingen.
➢ Vertonen weerstand tegen onvoorspelbare en plotse veranderingen.
➢ Alles moet steeds op dezelfde manier gebeuren = structuur.
➢ Raken overstuur bij kleine veranderingen.
➢ Sprake van rigide/ starre denkpatronen en vasthouden aan rituelen
en routines.
➢ Altijd iemand op dezelfde manier begroeten, zelfde weg willen
volgen, vaste plaats hebben om te eten, in de klas, enzovoort.
, ➢ Dit is manier van omgaan met wereld die voor hen bedreigend en
onveilig aanvoelt, rituelen en routines zorgen voor meer houvast.
● Bijzondere specifieke interesses:
➢ Worden hierdoor volledig door ingenomen en kunnen zich hier lang
mee bezig houden (zand in emmer scheppen, papier scheuren,
stokjes verzamelen)
➢ Preoccupatie met ongebruikelijke voorwerpen zoals een pan,
stofzuigers, pluisje, … → Bij kinderen met normale begaafdheid komt
dit eerder tot uiting in sterke interesse in specifieke thema’s zoals
pinguïns.
● Hypersensitiviteit voor bepaalde prikkels:
➢ Overgevoeligheid voor bepaalde zintuiglijke prikkels (geluiden,
aanrakingen, texturen en smaken).
➢ Kunnen er extreem op reageren → oren bedekken, roepen.
➢ Ongevoelig reageren op prikkels (pijn, temperatuur) →
hyposensitiviteit en hyporeactiviteit.
➢ Veel prikkels tegelijk verwerken → overprikkeld geraken.
➢ Sommige prikkels lokken fascinatie uit → aanraken, ruiken van
voorwerpen/ mensen of lichten/ bewegende voorwerpen.
Kinderen met ASS vertonen grote heterogeniteit in kenmerken die ze vertonen,
enkele reden hiervoor zijn:
● Mate waarin comorbide problemen aanwezig zijn.
● De ernst van ASS.
● Leeftijd.
● Ontwikkelingsniveau.
● Taalvaardigheid.
● Aanpak door en organisatie van omgeving.
● Levensgeschiedenis en persoonlijke factoren spelen ook belangrijke rol.
Buiten kernsymptomen vaak ook andere bijkomende problemen merkbaar:
● In motorische ontwikkeling (mijlpalen later halen, vreemde manier van
stappen, op tenen lopen, onhandigheid,...).
● In taalontwikkeling (later beginnen praten, problemen met taalbegrip).
→ Als deze ernstiger zijn dan normaal spreekt men over een bijkomende
motorische of taalstoornis.
2.2 Fenotypes.
A. DSM-IV-TR.
Onderscheid gemaakt tussen 5 subtypes binnen autismespectrumstoornis, maar in
DSM-5 wordt overkoepelende term ASS gebruikt voor deze types (met uitzondering van
Syndroom van Rett) omdat het geen meerwaarde heeft voor de behandeling:
1) Autisme stoornis: vanaf jonge leeftijd beperkingen in sociale interactie,
communicatie & beperkte, repetitieve & stereotiepe gedragspatronen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper rebeccaengelen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.