hoofdstuk 1- introductie
De geest: creëert en controleert mentale functies zoals perceptie, aandacht, geheugen, emoties, taal,
beslissen, denken en redeneren (cognitie/mentale vaardigheden). Maakt representaties van de wereld
(opereren/functioneren)
Franciscus Donders: onderzoek naar reactietijd. dmv simpele reactietijd (snel mogelijk drukken na
stimulus) en keuze-reactietijd (knop voor links/rechts ). Verschil hiertussen wijst op een mentaal
proces geïnterpreteerd uit gedrag.
Wundt (structuralisme): algehele ervaring wordt bepaald door basale elementen (sensaties) van de
ervaring. Probeerde een ‘periodieke tabel van de geest’ te creëren door middel van analytische
introspectie (ervaringen, gedachteprocessen als respons op stimuli)
Ebbinghaus: Leren van ‘onzin-lettergrepen’. ‘savings method’. Savings= (originele benodigde tijd) - (tijd
nodig om de lijst te herleren na een bepaalde tijd). Langere tussentijd leidt tot minder savings.
William James: observaties van de geest dmv introspecties over de werking van zijn eigen geest
John Watson (behaviorisme): Gaat uit van meetbaar observeerbaar gedrag, niet onmeetbare
processen zoals emoties, redeneren en denken. Relaties tussen stimuli en responses verklaren
gedrag. (Klassieke conditionering Pavlov)
Skinner (operant conditionering): gedrag wordt versterkt door de presentatie van positieve versterkers
of terugtrekking van negatieve versterkers
Tolman: rat creëert cognitief schema (cognitive map) van doolhof. Valt buiten behaviorisme, namelijk
cognitie en geen stimulus-response connectie.
Chomsky: taalontwikkeling wordt niet bepaald door imitatie of bevestiging (Skinner), maar door een
aangeboren ingebouwd biologisch programma dat in alle culturen bestaat
informatieverwerkingsbenadering: geest is een informatieverwerkende computer. werking van de
geest kan beschreven worden in een aantal zich voordoende stadia
Broadbent (filtermodel,): Input → selectieve filter → detector → geheugen = stadia’s
Sensorische informatie komt binnen. Het filter beslist waar aandacht naar toe gaat en detector slaat
gefilterde informatie op. Vb dichotische luister experiment van Cherry
kunstmatige intelligentie: Een machine zich laten gedragen op manieren die intelligent genoemd
zouden worden als een mens die gedragingen zou laten zien
Miller: geheugen is niet een passieve opslag van sensorische informatie is, maar
bedraagt een actief proces → de geest als computermetafoor
modellen: representaties die helpen cognitieve structuren/ processen te visualiseren en verklaren
● structurele modellen: vereenvoudigde representaties van een fysieke structuur. Brengen
hersenstructuren in kaart die betrokken zijn bij specifieke cognitieve functies
● procesmodellen: werking van een cognitief proces meestal dmv stappenproces
● resource modellen: procesmodel gefocussed op benodigde inspanning, middelen voor proces
beste manieren voor studeren
● spacing (verschillende momenten) en interleaving (door elkaar leren van onderwerpen)
● actief ophalen van informatie uit het geheugen zorgt voor beter onthouden
● regelmatig testen. Herhaling van stof, gewenning testsituaties, zwakke punten herkennen
● aantekening maken met de hand. Actief bezig met de stof en efficiënter
hoofdstuk 6- andere sensorische systemen
aspecten van geluid
, ● amplitude: van een geluidsgolf bepaald de intensiteit (luidheid)
● frequentie: aantal geluidsgolven per sec gemeten in Hz. (Toonhoogte (pitch)) 15-20 000 Hz
● timbre: kwaliteit en complexiteit van een bepaalde toon
structuren van het oor
● oorschelp (pinna): lokalisatie van geluiden. vorm verschilt per persoon
● middenoor: trommelvlies (tympanic membrane) is verbonden aan drie botjes (hamer,
aambeeld, stijgbeugel) die de vibraties doorgeven het ovalen raam
● binnenoor: vibratie van ovalen raam zet vloeistof in het slakkenhuis/cochlea (tunnels scala
vestibuli, de scala media en de scala tympanie) in gang en hierdoor verplaatsen de haarcellen
(liggen tussen basale membraan van de cochlea aan de ene kant en het tectoriale membraan
aan de andere kant). Hierdoor worden ionkanalen in het membraan geopend.
plaatstheorie: elke frequentie activeert haarcellen op maar één plek in het basale membraan. Het
zenuwstelsel maakt onderscheid tussen frequenties gebaseerd op welke neuronen reageren. Echter
sommigen delen basale membraan te dicht verbonden
frequentie theorie: het basale membraan vibreert synchroon met een geluid, waardoor auditieve
zenuw axonen actiepotentialen produceren op dezelfde frequentie. Echter herstelperiode neuron
volley principe: de auditieve zenuw produceert in het geheel stromen (volleys) van impulsen voor
geluiden tot 4000 per seconde. Hiervoor moeten auditieve cellen hun reacties precies timen
lagere frequenties komen verder in het basilair membraan (floppy) en hogere frequenties stoppen
eerder.
primaire auditieve cortex, A1
● heeft een ‘wat’ en een ‘waar’-pad
● Is ook actief bij het inbeelden van geluiden
● schade leidt tot bewegingsdoofheid: geluiden kunnen gehoord worden maar er kan niet
worden gehoord dat een bron geluid in beweging is. En problemen met herkennen van
combinaties/volgordes van geluiden
● ervaring is nodig voor volledige ontwikkeling
● bevat tonotopische kaart: kaart van geluiden, geproduceerd door de auditieve cortex. Elke cel
heeft een voorkeur voor een bepaald geluid/frequentie
● ook van belang voor concepten gerelateerd aan horen (woord donder geen betekenis)
, lokaliseren van geluid
● time of arrival: verschil van tijd van aankomst bij beide oren
● verschil in intensiteit (amplitude). Voor geluiden met een hoge frequentie wordt een
geluidsschaduw gecreëerd, hierbij wordt het geluid luider gemaakt voor het oor dat het dichts
bij de geluidsbron is
● faseverschil (phase difference) tussen de oren dmv geluidsgolven
Lage frequenties worden gelokaliseerd door faseverschillen en hoge door verschillen in luidheid.
Geluid beweegt sneller onder water problemen met lokaliseren van lage-medium frequentie geluiden
amusia/toondoofheid: kunnen geen kleine verschillen tussen tonen onderscheiden, moeite herkennen
emoties taal. Verminderde verbindingen tussen de auditieve cortex en de frontale cortex
pitch perfect/absoluut gehoor: Mensen die alle tonen kunnen benoemen. Meer voorkomend bij
mensen waarbij de taal afhankelijk is van toonhoogte (Vietnamees) en musici.
Geleidende doofheid (conductive deafness, middle-ear deafness) door ziektes, infecties of tumorgroei,
die ervoor kunnen zorgen dat het middenoor de geluidsgolven niet correct doorgeeft aan de cochlea.
is soms tijdelijk en kan verholpen worden door een operatie of een gehoorapparaat.
Zenuwdoofheid (nerve deafness, inner-ear deafness) ontstaat door schade aan het slakkenhuis, de
haarcellen of de auditieve zenuw. kan erfelijk zijn of komen door verschillende stoornissen waaronder
zuurstoftekort bij de geboorte of blootstelling aan harde geluiden.
tinnitus: het frequent of constant suizen in het oor. Kan komen door reorganisatie (fantoompijn)
verminderd gehoor bij ouderen kan komen door verminderde activiteit van het hersengebied voor
spraakbegrip (natuurlijk of door verminderde auditieve input) of door verminderde neurotransmitters
die verantwoordelijk zijn voor inhibitie en hierdoor moeite hebben met aandacht (relevante geluiden)
Mechanische zintuigen: reageren op druk, buigen of andere verdraaiingen van een receptor
somatosensorisch systeem: sensatie van het lichaam en zijn bewegingen. veel informatiebronnen
Vestibulaire orgaan
● bestaat uit de saccule, utricle en drie semicirculaire kanalen
● detecteert richting van het opheffen en versnelling van het hoofd
● geleiachtige stof, hierin haarcellen, in semicirculaire kanalen wordt in beweging gezet bij
beweging van het hoofd, niet bij een constant tempo
● otoliths (kleine deeltjes) duwen tegen haarcellen wanneer hoofd beweegt, ook bij stil positie
Pacinian bloedlichaampje: merkt plotselinge beweging of vibraties met een hoge frequentie op de huid
op. Heeft een dikkere buitenlaag waardoor constante of geleidelijke druk het niet exciteert (Na binnen)
Merkel discs: responderen bij lichte aanrakingen. Des te meer compact, des te meer exact verschil
koud-sensitieve neuronen: reageren op een bepaalde daling in Celcius (menthol/mint)
hitte-sensitieve neuronen: reageren op een bepaalde temperatuur bvb 44C (capsaicin/pepers)