Peuterzorg
Bijeenkomst 1- Kennismaking met de peuter in de zorg
De student
1. De student heeft overzicht over de vele facetten van zorg binnen de zorg voor een
zieke peuter;
2. De student kan inspelen op de omstandigheden dat een kind opgenomen moet
worden vanuit een sociale indicatie;
3. De student kan kritisch reflecteren op de specifieke rol van de verpleegkundige in de
zorg van het zieke kind
Peuter: 1 tot 4 jaar
In de peutertijd zijn ze het bewegelijkst
Motorische ontwikkeling
- Grof
- Fijn
- Zindelijk
Hinkelen, veterstrikken
Verschil tussen jongens en meisjes:
- Jongens onrustiger/meer bewegen
- Meisjes sneller ontwikkeling/impulsbeheersing
Centratie: uiterlijke beeld domineert; concentreren op 1 enkel aspect van het
object/de gebeurtenis
Cognitieve ontwikkeling
Volgens Piaget:
Peuter-kleuterleeftijd: pre-operationele fase
- Uiterlijke kenmerken zijn bepalend (centratie)
- Ze leren conservatie (basis blijft ’t zelfde bij veranderd uiterlijk)
- De wereld draait om hun (egocentrisme)
- Fantasiewereld ontstaat (symboolgebruik, magische denken)
- Verklaringen worden verzonnen (intuïtief denken)
- Ontstaan van theory of mind
Begrip van ziek zijn:
- Niet echt logisch
- Egocentrisch kan niet bedenken dat andere kinderen ook ziek (kunnen) zijn.
- Denkbeelden over ziekte zijn vaag, bijgeloof en angst
- Eindigheid van de dood bevatten ze nog niet
- Gevoel voor controle (terug)geven
Egocentrisme: onvermogen om in een ander te verplaatsen.
De peuterperiode loopt van 1 tot 4 jaar. In deze jaren zal het nog afhankelijke kind zich
ontwikkelen tot een zelfstandig denkend individu dat zelf keuzes wil maken. De
peuterleeftijd staat in het teken van het verwerven van autonomie. Aan de ouders de
taak om een balans te vinden tussen regels stellen en afremmen enerzijds en stimuleren
en veiligheid bieden anderzijds. Verloopt dit proces goed, dan wint het kind aan
vertrouwen en zal het steeds zelfstandiger durven zijn. Wordt het kind echter steeds
,geremd in het zelf maken van keuzes, wat zelfs tot een machtsstrijd met de ouders kan
leiden, dan zal het kind het gevoel krijgen dat zijn behoefte om zelf te kiezen en te doen
de speciale band met de ouders zal beschadigen. Schaamte en twijfel zullen dan de
boventoon voeren in het gevoel van het kind.
In deze periode wisselen emotioneel evenwicht en labiliteit elkaar dan ook in hoog tempo
af. Om de peuter te kunnen begrijpen en helpen, is het voor ouders van belang kennis te
hebben van de normale ontwikkeling.
Lichamelijke ontwikkeling:
De enorme groei die in het eerste levensjaar is doorgemaakt, gaat nu over in een meer
geleidelijke groei. In de peuterperiode neemt de lengte met iets minder dan 50 % toe:
van ongeveer 75 centimeter tot 110 centimeter. Het gewicht neemt toe van ongeveer 10
kilogram op 1-jarige leeftijd tot 17 kilogram rond de leeftijd van 4 jaar.
Het lijfje en de ledematen zien er mollig uit; het kind heeft een buikje en kuiltjes bij de
elle bogen en de handjes. In de loop van de peuterjaren zal dit baby vet afnemen. Door
de ontwikkeling van de grove motoriek (lopen) neemt de hoeveelheid vetweefsel af en
neemt de hoeveelheid spierweefsel toe.
Een belangrijke mijlpaal in het leven is het zindelijk worden voor urine en feces. Dat de
peuter dit tussen het tweede en vierde levensjaar bereikt, komt mede door de rijping van
het zenuwstelsel. De peuter begint te voelen dat de blaas of het rectum vol is. De
beentjes tegen elkaar knijpen is vaak het eerste teken dat het kind beseft dat het moet
plassen.
Fijnere bewegingen zijn erg moeilijk, zoals het dichtknopen van de jas of het strikken van
de veters. De grove motoriek ontwikkelt zich verder. De waggelende gang van de 1-jarige
verandert geleidelijk in de volwassen manier van lopen bij de 4-jarige. Rond 2 jaar kan de
peuter hollen, achteruitlopen, een karretje duwen en de trap op en af klimmen. Soms
loopt hij nog wat gebogen, waardoor hij regelmatig valt.
Sociale-emotionele ontwikkeling:
De omgeving merkt dat de peuter een eigen willetje begint te krijgen. Als de peuter het
gevoel heeft dat zijn ouders hem vrijlaten, zal hij spontaan op onderzoek uitgaan en
allerlei vaardigheden onder de knie krijgen. Als ouders alleen maar duidelijk maken wat
niet mag, kunnen zij rekenen op verzet, wat op een heuse machtsstrijd kan uitdraaien. Op
vele terreinen zal de peuter zijn eigen wil willen testen en de grenzen hiervan aftasten.
Bekende onderwerpen zijn eten, gaan slapen en zindelijkheid
Volgens breinwetenschappers heeft de ontwikkeling van het limbische systeem met de
prefrontale cortex nog een lange weg te gaan. Dit systeem zorgt voor de
informatieverwerking, de emotieregulatie en de impulsbeheersing. Hierdoor kan de jonge
peuter nog niet omgaan met zijn emoties en is de oudere peuter nog niet in staat om
keu- zes te maken. Hij begrijpt dat er twee kanten aan de zaak zitten, maar het liefst wil
hij ze alle twee. De peuter kan dit moeilijk hanteren en stelt zich dwingend en eisend op.
Wij spreken dan van de koppigheidsfase, maar eigenlijk is dus sprake van een
onvermogen om te kiezen tussen wel of niet eten, weglopen of blijven, gaan slapen of
blijven spelen
Cognitieve ontwikkeling
Door alle ervaringen met het spelen leert de peuter afstand te nemen tot zijn omgeving.
Deze omgeving (of personen) valt niet met hem samen, maar is anders. Het kind begint
, besef te krijgen van de wereld om hem heen. Jean Piaget noemt dit de pre operationele
fase. Piaget heeft de cognitieve ontwikkeling verdeeld in vier verschillende stadia.
Het kind beseft dat er een vaste volgorde is voor de dingen, maar ziet geen logische
samenhang. Vaak legt het kind een verband tussen gebeurtenissen die in dezelfde
periode plaats- vinden.
In deze denkwereld is alles mogelijk, waardoor het kind angstig kan worden. Dit leidt tot
het fenomeen van het magisch denken: kinderen fantaseren een oorzaak uit hun
behoefte om verklaringen te vinden
De waarneming wordt selectief. Het ontwikkelen en leren door ervaring blijven doorgaan
bij peuters. Zij moeten dus gevarieerde leerprikkels aangeboden krijgen door middel van
spel. Door gericht te leren spelen, leren zij zich te concentreren en hun impulsen te
beheersen.
Family Centererd Care
Het basisvertrouwen dat wordt gecreëerd, en van waaruit het kind de wereld gaat
ontdekken, wordt nu gevormd. Dit kan verstoord raken wanneer zich gezondheidsvragen
voordoen. Als extra behandeling en zorg nodig zijn (intra- en/of extramuraal) kunnen de
vaste structuren in het gezinssysteem worden verstoord en kan het gezin uit balans rake
Dagritmes, gewoonten en verwachtingen worden besproken. Bij het eerste contact en
gedurende het zorgproces wordt door de kinderverpleegkundige en kind en familie
gezamenlijk vastgesteld wat er nodig is. Uitgangspunten zijn gelijkwaardigheid, respect
voor autonomie en gepastheid. In het gesprek worden zo veel mogelijk open vragen
gesteld. Deze nodigen het kind en de familie uit om te vertellen wat voor hen belang- rijk
is
Een belangrijk doel van PFCC is om steeds aan de ontwikkeling van kind en familie te
werken richting autonomie, zelfstandigheid en in regie zijn. Afhankelijk van de invalshoek
zoekt de kinderverpleegkundige het juiste niveau, checkt dit en vult aan met ‘zorg zo
nodig, waar nodig’. En ze vertaalt deze, samen met kind en familie, in doelen en acties
voor het zorgplan.
Theory of mind is een populaire term binnen de psychologie en beschrijft hoe goed een
persoon in staat is tot empathie en tot begrip van het perspectief van andere mensen. Dit
vermogen brengt het besef mee dat de eigen opvattingen, verlangens en emoties
verschillen van die van een ander.
Taak van de ouders is om een balans te vinden tussen regels stellen en afremmen,
stimuleren en veiligheid bieden.
Tips om zindelijkheid te vermakelijke
- Kies een rustige periode
- Dwing de peuter niet om op het potje/wc te zitten
- Het zien van andere kinderen die gebruik maken van de wc
- Aansluiten bij de ontlasting/uitscheidingsritme
- Niet aandringen
- Aansluiten bij de interesse van het kind
- Prijs het kind voor de prestatie
- Geen afkeer richting het toilet laten zien
Zorgproblemen die zich voordoen bij peuters