Samenvatting taken en colleges GZW1024
Evolutie
Evolutietheorie = een natuurwetenschappelijke verklaring voor de evolutie van het leven op aarde
en voor de verscheidenheid aan soorten op aarde
Kenmerken evolutie:
- erfelijkheid → via DNA/genen
- afspeelt binnen populatie → geen individuele veranderingen
- bij generaties wisselingen (reproductie)
- geen kinderen → geen effect/ nakomelingen → geen evolutie
- Organisme evalueert → om zoveel mogelijk voortplanting te realiseren
- niet sterven maar meer kinderen krijgen = posteriori effect
Evolutietheorie Darwin → natuurwetenschappelijke verklaring
→ proces waarbij erfelijke eigenschappen veranderen in de loop van generaties
- erfelijkheid = eigenschappen doorgeven aan nakomelingen
- ontstaan van genetische variatie
- recombinatie = ontstaan van nieuwe eigenschappen, levende natuur past zich aan
- horizontale gen overdracht → genetische materiaal uitgewisseld, zonder familie
relatie
- natuurlijke selectie (survival of the fittest) = betere genen dan andere
- beter in staat te overleven
- betere populatie
- meer nakomelingen worden geboren dan er kunnen overleven
Proximate verklaring: verklaringen hoe het zit (hoe is de evolutie ontstaan?)
Ultimate verklaring: waar komt het vandaan? Hoe kunnen we verklaren hoe dit is ontstaan?
(waarom is de evolutie ontstaan?)
Jagers en verzamelaars
Door klimaatverandering → andere strategie bedenken om voedsel te vinden
→ ipv voedsel met beperkte voedingswaarde → naar jagen en verzamelen
1. Plantaardig voedsel verzamelen
a. Altijd te vinden, voedingswaarde is laag (met veel onverteerbare vezels)
2. Jagen voor vlees
a. Rijk aan voedingsstoffen, dus meer energie
3. Intensieve samenwerking
a. Verdeling, zodat het minder energie kost
→ vrouwen bleven langer leven → natuurlijke selectie
4. Bewerken van voedsel
a. Met bewerkt voedsel is minder grote tanden en kauwspieren nodig
b. Meer tijd om te jagen
1
,Mens heeft relatief klein spijsverteringskanaal en grote hersenen (eerst was dit andersom)
→ komt door de overgang naar voedzamer dieet
→ vlees werd toegevoegd, waren nu minder bezig met verteren (onverteerbare vezels) en konden
meer energie steken is ontwikkeling hersenen
- Samenwerking = complexe, cognitieve vaardigheid
- Theory of mind (aanvoelen wat de ander denkt, communiceren en
redeneren, impulsbeheersing
- Goed geheugen nodig waar en wanneer er wat te eten is en kennis van de natuur
- Hersenen groeien in baarmoeder 2x zo snel, na geboorte sneller en langer
- Hersenen gebruiken 20-25% van de energievoorraad, 12-15% van de totale
bloedstroom → meer nodig dan vroeger
- Door vlees kregen ze meer energie → konden hiermee een groter brein voeden
- Meer bloedtoevoer dan eerder → meer risico op sterfte
→ in hersenweefsel is geen plaats om energie op te slaan
→ veel vet is de oplossing (ook voor rennen, lopen)
Meer kilometers afleggen → moesten aanpassingen gedaan worden
1. Langere benen
a. Meer stappen kunnen zetten in dezelfde tijd (minder
inspanning)
b. Nadeel: moeilijker in bomen kunnen klimmen)
2. Voeten
a. Ontwikkelde boog in de voet voor stevigheid
3. Botten en gewrichten van benen
a. Druk op benen is groot → daardoor grotere botten en gewrichten
b. Achillespees: springveer
4. Tweevoetigheid
a. Makkelijke manier om koel te houden (zon komt alleen bovenop)
5. Grotere lichaamslengte en langere ledematen
a. Beter afkoelen door zweten
6. Uitstekende neus
a. Belangrijke rol bij regulering lichaamstemperatuur
7. Af te koelen dmv zweten ipv hijgen
a. Door zweetklieren, en vacht was weg
8. Gluteus maximus, grote bilspier
a. Kans om te vallen tijdens hardlopen is kleiner
9. Vergroting evenwichtsorgaan
a. Voor stabiliteit van hoofd tijdens hardlopen
10. Nek ligamenten
a. Voor stabiliteit van hoofd tijdens hardlopen
11. Relatief korte tenen
a. Voet wordt hiermee gestabiliseerd
12. Smalle taille en lage, brede schouders
a. Torso kan nu los van de heupen en hoofd gedraaid worden
13. Overwegend langzame spiervezels in de benen
2
, a. Goed voor uithoudingsvermogen
b. Nadeel: minder goed voor snelheid
Boeren (neolithische revolutie)
- Verbouwen zelf voedsel en konden voorraad aanleggen
- Ze gingen koken → werd zo voorverteerd
- Kostte hierdoor minder energie om voedsel te verteren
- Door eten te koken meer energie opgenomen
→ extra energie uit gekookt eten, kwamen in gewicht bij
- Door koeien hadden ze melk → werden lactose-tolerant
Industriële revolutie:
- verwesterde levensstijl → zwaarlijvige omgeving
- Dieet → weinig vezels, hoog monosacharide, verzadigde vetten, onverzadigde transvetten
en rood vlees
- gevolg van voedselverwerking→ vezels verwijdering, toevoeging van suikers en additieven
Fysieke activity level = mate van beweging → intensief/ niet intensief
- verschillen over de tijd
- hoe hoger, des te meer beweging
- 1.7 bij moderne mens → apen lager
- Formule = totale calorieën : rustmetabolisme
Base metabolic rate → metabolisme
- Meer lichaamsgewicht, groter metabolisme
- basisbehoefte die je bij je hebt
- basisenergie → zonder dat je iets doet heb je bepaalde energie nodig
Kleiber Relationship:
- Schaalverhouding tussen totale metabole waarden in rust en lichaamsgewicht
- Mensen voldoen hieraan
- Kleine primaten eten rijk aan energie en voedingsstoffen
- Grote lichamelijke primaten eten grote hoeveelheden voedsel van lage kwaliteit
- Komt door Kleiber relatie
- Kleine primaten hebben een lage totale energiebehoefte, maar een zeer hoge
energiebehoefte per massa-eenheid
BMI verschillen:
- jagers en verzamelaars
- Bij mannen lagere BMI → meer beweging, jagen
- Bij vrouwen kleiner → verzamelen van eten → meer beweging, minder dan mannen
- Hoe verder in de evolutie → hogere BMI
- meer boeren
- Vroeger 20,4-22,5 en nu geïndustrialiseerde landen 26,1
Mismatch disease → aandoening ontstaan door onze leefstijl (cultuur, migratie, werk)
- bijvoorbeeld: we eten meer suikers → lichaam onvoldoende aangepast → ontstaan diabetes
- dysevolutie = het laten bestaan en groeien van een mismatch aandoening
- oorzaken van de aandoening worden niet aangepakt
3
, - omgevingsfactoren van de ziekte worden doorgegeven
- mismatch aandoening blijft bestaan → soms erger
- vicieuze cirkel
- we pakken de gevolgen aan, niet de oorzaak
- het wordt steeds herhaald
4