Colleges Introductie Financieel Management van de Gezondheidszorg
Week 1: Kostprijzen van producten/diensten
Toelichting
In dit eerste college staat de inleiding en het begrip kosten centraal. Ter voorbereiding op de
plenaire bijeenkomst is het nodig om de voorgeschreven literatuur te bestuderen en de
kennisclips te bekijken. Tijdens de plenaire bijeenkomst komen vragen aan bod die zijn
binnengekomen op het discussieforum van week 1.
Tijdens de plenaire bijeenkomst wordt een oude tentamenopgave besproken: Oefenopgave
Orthodontiepraktijk ‘Mooi Gebit’. Bestudeer deze alvast thuis.
Leerdoelen
• Je kunt de begrippen kosten en opbrengsten onderscheiden van uitgaven en
ontvangsten en de verschillende kostensoorten benoemen en uitrekenen.
• Je kunt kosten- en kostprijsmodellen evenals verkoopprijsmodellen kwantitatief
toepassen en de keuze beargumenteren voor een bepaald kostenmodel.
Om dit leerdoel te behalen is het onder meer nodig dat je:
• Productkosten van een zorgproduct/dienst kunt berekenen
Verplichte literatuur
Heezen , A.W.W. Bedrijfseconomie voor het besturen van organisatie.
- Hoofdstuk 4 (excl journaalposten): 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6.1, 4.10.1, 4.11, 4.12, 4.13
- Hoofdstuk 5 (de voorbeelden van Flynth zijn illustratief, en geen tentamenstof): gehele
hoofdstuk behalve Activity Based Costing
Kennisclip introductie kostprijzen
Het waarom van (goede) kostprijzen?
Kostprijzen zijn geen doel op zich, ze zijn een middel tot andere doelen.
• Input voor verkoop- en productieplan (‘budgetering’)
• Input voor ‘control/monitoren’ van het productieproces (‘management control’)
• Input voor de waardering van je voorraden (‘jaarverslag’)
Bv hoeveel zijn de vaccins waard die je momenteel aan het ontwikkelen bent of al als
voorraad hebt opgeslagen liggen.
• Input voor de onderhandeling in de triade (‘marktordening’)
Triade is de driehoek tussen zorgaanbieder, zorginkoper (bv zorgverzekering) en
zorggebruiker (patiënt).
Voorbeelden van kosten in een product/dienst
• De kosten van grond- en hulpstoffen
Netto = hoeveelheid grond- en hulpstoffen die in het product worden opgenomen
Afval = hoeveelheid grondstof of hulpstof die verloren gaat.
Uitval= hoeveelheid grondstof of hulpstof die wordt afgekeurd (soort
foutpercentage).
, Belangrijk om afval en uitval op te nemen in de kostprijs, is dat het onvermijdelijk
moet zijn. Anders is het verspilling. En in een standaardkostprijs wil je niet de
verspilling opnemen, wat te vermijden is, maar alleen onvermijdelijke kosten.
• De kosten van arbeid
Zeker in de zorg waar de arbeid een zwaarwegend onderdeel is van de kosten omdat
er vaak veel en dure uren inzitten in de zorgproducten die we leveren.
• De kosten van duurzame productiemiddelen
Kosten voor afschrijving en rentekosten voor productiemiddelen die langere tijd
meegaan. Het gaat dus niet om voorraad.
• De kosten van de grond
De waarde van grond door het gebruik ervan gaat door de productie niet achteruit.
Het wordt daarom een eeuwigdurend productiemiddel genoemd. Maar daarmee is
het niet gratis, je kunt bv rentekosten hebben voor de hypotheek op de grond.
Verder noemen we hier de kosten van belastingen. Bedrijven en organisaties betalen
vaak 2 soorten belastingen. Belasting op goederen en diensten en belasting op winst.
• De kosten van de diensten van derden
• De kosten van de belastingen
• De rentekosten
• Etc.
Al deze kosten zullen moeten worden terugverdiend door de verkoop van
goederen/diensten.
Kosten en kostprijs
Integrale calculatie onderscheiden we van direct costing/variabele kostencalculatie.
• Direct costing/variabele kostencalculatie= De berekening van de kostprijs is alleen
gericht op de directe variabele kosten. Een variabele productiekostprijs houdt dus
alleen rekening met variabele productiekosten. Vaste kosten blijven dan buiten
beschouwing en die worden als periodekosten beschouwd. Waarom zou je een deel
van de kosten buiten beschouwing laten?
Voordeel: inzicht dat het geeft in de minimale marginale prijs waartegen een product
verkocht kan worden. Kan nuttig zijn voor het management bij het nemen van
beslissingen over kostenbeheersing of productie en afzetplanning.
Wij richten ons op integrale calculatie/full costing.
• Integrale calculatie= Kostberekening waarbij je zo goed mogelijk de totale kosten per
eenheid product berekend worden. Dus zowel de directe als indirecte kosten worden
aan het product toegerekend. Indirecte kosten zijn niet direct te linken aan directe
producten. Daarom moeten we daar een methodiek toepassen.
Basisvormen integrale calculatie
1. Delingscaluclatie
2. Equivalentie methode
3. Opslag methode
4. Kostenplaats methode
Doorontwikkeling kostenplaats methodiek
I. (Time-Driven) Activity Based Costing → Geen onderdeel van dit blok
Deze methode wint op populariteit.
,Integrale calculatie
1. Delingscalculatie
Casus cataract:
Voorbeeld 1:
Aantal patiënten (per jaar): 1.000
Variabele kosten per patiënt: €200
Vaste kosten (per jaar): €800.000
Kosten per behandeling:
(€200 x 1.000 + €800.000) : 1.000 = €1.000 per cataract
€200.000 + €800.000/1.000 = €1.000 per cataract
Voordeel: eenvoudig
Nadeel: alleen toepasbaar bij homogene productie
Equivalentie methode
Het met een uniforme verdeelsleutel omzetten van heterogene producten naar homogene
product eenheden.
Verwerking conform delingscalculatie-methode (alleen het uitgangspunt is dus verschillend)
2. Equivalentie methode
Casus cataract:
Voorbeeld 2:
Aantal Tijdsduur Kosten
Patiënten (p. jr.): 1.000
-Waarvan 60-75jr 600 1,00
-Waarvan ≥ 75jr 400 1,25
Variabele kosten per patiënt: €200
Vaste kosten (per jaar): €800.000
1 eenheid voor een jongere patiënt en 25% meer dus 1,25 eenheid voor ≥ 75 jaar patiënt.
Calculatiemethode:
Totale kosten blijft gelijk.
Je rekent eerst naar patiënt tijdeenheden, want tijd is hier de verdeelsleutel.
Vervolgens bereken je het aantal eenheden per categorie patiënt. (Jongeren vs. Ouderen
patiënten). Dan weet je de prijs van een ingreep per categorie.
Totale kosten: €200 x 1.000 + €800.000 = €1.000.000
Totale volume: 600 x 1,00 + 400 x 1,25 = 1.100 patiënt(tijd)eenheden
(Totale volume uitrekenen is nodig om de equivalentie methode toe te passen)
Kosten patiënteenheid: €1.000.000 : 1.100 = €909,09 kosten per patiënt tijdeenheid.
,Kosten per behandeling
60-75 jaar: 1,00 x €909,09 = €909,09
≥75 jaar: 1,25 x €909,09 = €1.136,36
Ter controle:
600 x €909,09 + 400 x €1.136,36 = €1.000.000
Voordeel: eenvoudig
Nadeel: alleen mogelijk bij beperkt aantal producten met onderlinge verwantschap (geen
compleet verschillende producten want je hebt een gemeenschappelijke deler nodig, in dit
geval tijdsconsumptie, om een zinvolle verdeelsleutel te maken)
Opslag methode
Onderscheid wordt gemaakt tussen directe en indirecte kosten
Indirecte kosten worden met een uniform opslagpercentage op directe kosten over de
producten verdeeld.
(Je berekent een opslagpercentage waarmee je de indirecte kosten proportioneel wilt
toerekenen aan producten. Producten met hogere indirecte kosten krijgen daardoor ook
meer indirecte kosten.)
3. Opslag methode
Casus cataract:
Voorbeeld 3:
Aantal Tijdsduur Kosten
Patiënten (p. jr.): 1.000
-Waarvan 60-75jr 600 1,00
-Waarvan ≥ 75jr 400 1,25
Variabele kosten per patiënt: €200
Vaste kosten (per jaar): €800.000
Totale kosten op instellingsniveau (uit de jaarrekening):
Totale kosten €280.000.000 (100%)
-Waarvan direct €200.000.000 (71%)
-Waarvan indirect €80.000.000 (29%)
Gebruik niet die 29% als opslagpercentage methode! Je wilt het % indirecte kosten t.o.v.
directe kosten gebruiken.
Bepaal opslag% indirect/direct met gegevens jaarverslag:
€80.000.000 : €200.000.000 = 0,40 → 40% opslagpercentage
Totale directe specifieke behandelkosten: €1,000.000
Totale indirecte kosten: 0,40 x €1.000.000 = €400.000 +
Totale kosten: €1.400.000
Kosten per behandeling:
-60-75 jaar: 1,00 x €909,09 x (1+0,40) = €1.272,73 (want er komen 40% indirecte kosten bij)
-≥ 75 jaar: 1,25 x €909,09 x (1+0,40) = €1.590,90 (‘’ ‘’)
,Voordeel: eenvoudig toe te passen bij heterogene productie
Nadeel: 1) veronderstelling lineair verband (je veronderstelt dat producten met meer directe
kosten ook meer indirecte kosten horen te dragen. Nadeel bij groot aandeel directe kosten)
2) onnauwkeurig bij groot aandeel indirecte kosten (dan is het extra belangrijk dat je
nauwkeurige kosten kunt uitrekenen)
Kennisclip kostenplaats-methode
Kosten en kostprijs
Basisvormen integrale calculatie/full costing (=directe kosten + indirecte kosten meenemen
in de kostprijs)
1. Delingscalculatie
2. Equivalentie methode
3. Opslag methode
4. Kostenplaats methode
Doorontwikkeling kostenplaats methodiek
I. (Time-Driven) Activity Based Costing → geen onderdeel van dit blok
Kostenplaats methode
Reden om voor kostenplaats methode te kiezen zodat je de indirecte kosten nauwkeurig
kunt toerekenen:
- Als we door markomstandigheden genoodzaakt zijn om heel nauwkeurig onze
kostprijs te berekenen.
- Als de indirecte kosten een relatief groot deel vormen van de totale kosten.
- Als de verschillende producten/diensten sterk verschillend zijn onderling.
Directe kosten → Product
Indirecte kosten → Kostenplaats → Product
Als we de exacte verschillende kosten van een product weten kunnen we de kostprijs
berekenen. De kostprijs is nodig om te plannen, strategie te bepalen, bij te sturen en onze
voorraden te waarderen. Ze vormen ook een belangrijke input voor de onderhandelingen
met bv zorginkopers zoals verzekeraars.
Kostenplaats methode
We veranderen de indirecte kosten in kostenplaatsen. De kostenplaats is een reële afdeling
of een fictief ingestelde eenheid, kan dus ook alleen op papier of budgettair staan.
- Hoofdkostenplaats:
Levert prestatie rechtstreeks ten gunste van een kostendrager.
Bv de afdeling waar een ingreep wordt verricht.
- Hulpkostenplaats:
Levert prestatie niet rechtstreeks aan kostendrager maar aan een hoofdkostenplaats.
Bv ICT, schoonmaak. Is nodig maar niet je uiteindelijke product/dienst.
Kostendrager= producten/diensten die je levert.
, 10 stappenplan kostenplaats methode:
1. Inventariseren van alle relevante kosten.
2. Onderscheid maken tussen directe en indirecte kosten.
3. Bepalen van te onderscheiden (hoofd)kostenplaatsen en kostendragers.
4. Inventariseren van de relevante verdeelsleutels.
5. Opstellen van de kostenverdeelstaat.
6. Toerekenen van de directe kosten aan de kostendragers
7. Stapsgewijs toerekenen van de totale kosten (inclusief, eventueel, eerdere
toerekeningen) van de (hulp) kostenplaatsen aan de relevante (hoofd)kostenplaatsen
met de verdeelsleutels.
8. Toerekenen van de totale kosten van de hoofdkostenplaatsen aan de kostendragers
(equivalentie methode)
9. Bepalen van de totale (directe en indirecte) kosten van de kostendragers
10. Het bepalen van de kostprijs per kostendrager per eenheid product.
Kostenplaats methode stappenplan 1-4
1. Inventariseren van alle relevante kosten.
2. Onderscheid maken tussen directe en indirecte kosten.
3. Bepalen van te onderscheiden (hoofd)kostenplaatsen en kostendragers.
4. Inventariseren van de relevante verdeelsleutels.
Ziekenhuis biedt 2 behandelingen aan en vraagt zich af of ze dit goed genoeg doen. We
onderscheiden 2 behandelingen (PCTA en CABG). Topmanagement wil weten wat beiden
behandelingen kosten, bv handig om te weten in onderhandeling met verzekeraar.
Doorbelastingseenheid: (wat is de verdeelsleutel bij de indirecte kosten)
Administratie belast door op het aantal facturen (=verdeelsleutel), dus verwerkt de
administratie meer facturen dan draag je een groter deel van de €70.000 dan wanneer je
een afdeling hebt met kleinere aantal facturen.
Laboratorium o.b.v. punten etc.