Colleges organisatiewetenschappen
Algemene toelichting
Organisaties zijn overal om ons heen. Ze bepalen voor een belangrijk deel hoe de
maatschappij eruitziet; hoe de samenleving functioneert. Wij leven en werken een groot
deel van onze tijd in organisaties. Ze verschaffen ons werk en, als het goed is, geven ze ook
zin aan onze inspanningen. Organisaties leveren ons ook diensten of producten. Kortom, we
zijn werknemer, klant, student of patiënt van organisaties. Meestal worden we bestuurd in
en door organisaties. We praten soms over organisaties alsof het mensen zijn van vlees en
bloed; 'de organisatie werkt’; ‘de organisatie heeft besloten'. De ziel van een organisatie
heet hier cultuur en de organen heten afdelingen. Organisaties zijn het product van mensen
van vlees en bloed en bepalen op hun beurt veel van het dagelijkse leven van diezelfde
mensen. Mensen organiseren zich in een organisatie om doelen te bereiken, die zij alleen
nooit zouden kunnen bereiken. Maar vanaf het moment dat zij dat doen, krijgen organisaties
een ‘eigen dynamiek’. Het verschijnsel organisatie, de dynamiek van organisaties en het
proces van organiseren, staan in dit vak centraal. Uiteraard toegesneden op de
gezondheidszorg.
Organisaties verschillen van elkaar. Er zijn organisaties met veel formele regels (denk aan de
bureaucratie) en er zijn organisaties met een meer informeel ad hoc-achtig karakter.
Sommige organisaties zijn gericht op het maken van winst. Andere organisaties zijn
zogenaamde non-profitorganisaties, dikwijls gericht op het vervullen van een
maatschappelijke taak, bijvoorbeeld het bieden van zorg. De gezondheidszorg is vanuit
organisatiekundig oogpunt een complexe, maar ook complete sector. Alle mogelijke
organisatietypen komen voor. In die zin overstijgt dit vak het toepassingsgebied van de
gezondheidszorg. Dat wil zeggen, kennis van gezondheidszorgorganisaties levert ook
algemene inzichten op over organisaties, organiseren en organisationele processen.
Algemene leerdoelen
1. De student kan de basisconcepten uit de organisatiewetenschappen (behorende bij
de thema’sstructuur, cultuur, professie, macht, besluitvorming, netwerk,
interorganisationele samenwerking, sociale integratie) en de logistiek in eigen
woorden uitleggen.
2. De student kan de basisconcepten uit de organisatiewetenschappen en de logistiek
vertalen naar de gezondheidszorg.
3. De student kan een organisatorisch probleem in een casus identificeren met behulp
van de basisconcepten uit de organisatiewetenschappen en de logistiek.
4. De student kan een organisatorisch probleem in een casus analyseren met behulp
van de basisconcepten uit de organisatiewetenschappen en logistiek.
5. De student kan een oplossingsrichting aanreiken voor een organisatorisch probleem
in een casus met behulp van de basisconcepten uit de organisatiewetenschappen en
de logistiek.
6. Studenten kunnen identificeren binnen welk perspectief een theorie of concept te
plaatsen is; actor-systeem of interactieperspectief.
,Week 1
HC1: College organisatiewetenschappen
Toelichting
In deze plenaire bijeenkomst wordt een introductie gegeven in het vakgebied van de
organisatie wetenschappen. Daarnaast krijgen studenten inzicht in de organisatie van de
zorgverlening en wordt het eerste deel van het boek van Mintzberg behandeld.
Leerdoelen
o De student kan de verschillende perspectieven op organisaties (actor-systeem en
interactieperspectief) reproduceren en deze illustreren aan de hand van een
voorbeeld.
o De student kan de verschillende onderdelen van een organisatie reproduceren.
o De student kan de verschillende coördinatiemechanismen reproduceren en deze ook
illustreren met een voorbeeld.
o De student kan de verschillende manieren van het ontwerpen van individuele
posities noemen, uitleggen en illustreren met een voorbeeld.
o De student kan de verschillende manieren van het groeperen van eenheden noemen
en uitleggen.
o De student kan de verschillende verbindingsmiddelen noemen, uitleggen, en
illustreren met een voorbeeld.
o De student kan uitleggen op welke manieren in een organisatie sturing wordt
gegeven en dit illustreren met een voorbeeld.
o De student kan de verschillende vormen van het verschuiven van de
beslissingsbevoegdheid noemen en uitleggen; (de)centralisatie.
o De student kan het besluitvormingsproces van Paterson reproduceren en alle
stappen ervan uitleggen.
Literatuur
Mintzberg hoofdstuk 1 t/m 3
Belang van organisatiewetenschappen
Veel veranderingen in het veld:
- Stelselwijzigingen (AWBZ 2015)
- Langer thuis wonen
- Inzicht in kwaliteit van zorg (kiesbeter.nl, website zorginstellingen, CQ-index),
kwaliteitskeurmerken, min. Aantal operaties per ziekenhuis)
- Value Based Health Care
- Preventieve zorg
Dit beïnvloedt:
- Hoe organisaties vorm worden gegeven en hoe mensen ingezet worden
(deskundigheid, flexibiliteit, kleinschalig, teams, regels)
Wat is een organisatie?
Elementen
(Social) structuur:
, - Formeel: regels, procedures, hiërarchie
- Informeel: relatie tussen mensen, interactie, samenwerking
Mensen: attitude, ambitie, normen en waarden, leiderschap
Doelen: doel van organisatie = doel van mensen, conflict
Technologie: instrumenten, machines, apparatuur
Omgeving: klanten, leveranciers, concurrenten, partners
Geen statisch begrip
Input, proces, output
Organisatie: Een verzameling mensen die zich verenigen in en formeel
samenwerkingsverband teneinde doelstellingen van individuen en groepen te
realiseren.
Organiesatiewetenschappen: De verzameling van inzichten, methoden, theorieën en
richtlijnen die met betrekking tot een organisatieverschijnsel bestaat.
Hoe kijken organisatiewetenschappers naar organisaties
Elementen van een organisatie
Perspectieven/paradigma
Metaforen
Ideaaltypen
Theorieën
Elementen van een organisatie
,3 realiteiten
Objectieve werkelijkheid: Regels/harde maatregelen waar wij als mens niks aan
kunnen veranderen. Bijvoorbeeld natuur(wetenschappen). Meten en weten.
Subjectieve werkelijkheid: Emoties en ervaringen. Het is veranderlijk.
Intersubjectieve werkelijkheid: Werkelijkheid die we samen creëren. Beetje objectief
(als we afspraken maken en ik hou me er niet aan dan heeft dat consequenties voor
mij). Beetje subjectief (ervaringen en interpretaties daarvan).
3 perspectieven
Systeemperspectief (rational system perspective)
Het systeem (regels, functies, normen, waarden) heeft objectieve consequenties voor
de leden. Mensen hebben een beperkte handelingsvrijheid.
= Objectief
Actorperspectief (natural system perspective)
Mensen zijn in principe handelingsvrij en door hun handelingen en interacties
ontstaan structuren en krijgen deze zin.
= Subjectief
Interactieperspectief
Door interacties worden structuren geconstrueerd en gereconstrueerd. Zeker voor
individuen kunnen deze structuren handelingsvrijheid beperken.
= Intersubjectief
Metaforen
Morgan’s images of organizations (8 metaforen)
De organistie als machine
De organisatie als organisme
De organisatie als hersenen
De organisatie als politieke arena
Indeaaltypen
Een geheel van samenhangende ‘typische’/kenmerkende trekken; een
gedachteconstructie, deze hoeven niet in de praktijk precies zo voor te komen.
Organisaties voldoend er meer of minder aan; denk ook aan stereotypen.
Webers bureaucratie; Mintzbergs Configuraties
Theorieën
Systeem van denkbeelden of hypothesen waarmee waargenomen feiten of verschijnselen
kunnen worden verklaard of voorspellingen kunnen worden gedaan.
Bv: Structural functionalism, conflict theorie, symbolic interactionism.
Gebruik als brillen
Descriptief/beschrijvend
Diagnostisch/analytisch
Prescriptief/voorschrijvend
,Zorgorganisaties: indeling naar echelon
Eerste lijn (eerste echelon)
- Algemeen, vrij toegankelijk
- Huisarts, verloskundige, maatschappelijk werk (thuissituatie, extramuraal)
Tweede lijn (tweede echelon)
- Specialistisch, verwijzing
- Algemeen ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingshuis, GGZ-instelling (intramuraal)
Derde lijn (derde echelon)
- Specialistische en topklinische zorg, verwijzing
- Academisch ziekenhuis, oogziekenhuis
Zorgvormen
Extramurale zorg (bv huisarts en thuiszorg)
Intramurale zorg
Semimurale zorg: Bv wonen thuis, maar staan op de lijst voor een verzorgingshuis.
Transmurale zorg/ketenzorg
Structuur en structureren volgens Minztberg
Coördinatiemechanismen
Ontwerp van individuele posities
Groepering van eenheden
Verbindingsmiddelen
Sturing
Besluitvorming
Coördinatie-mechanismen
= Iets invoeren zodat verschillende mensen aan het werk zijn.
Onderlinge aanpassing: Overleggen met elkaar. Ook formele vormen hebben
onderlinge aanpassing, bv een multidisciplinair overleg in het ziekenhuis.
Het heeft met samenwerking, vertrouwen en begrip te maken.
Standaardisatie
= Dingen vastleggen.
- Van werkprocessen: protocollen (bv een stappenplan maken zoals een handleiding,
dit is efficiënt)
- Van output (niet alle stappen staan vast, maar het uiteindelijke resultaat wel. Bv jij
maakt zoveel frames en de andere zoveel wielen)
- Van kennis en vaardigheden (tijdens opleiding krijg je ook kennis over afstemming.
Bv als je een operatieteam traint, heeft iedereen geleerd wat ze van elkaar moeten
verwachten. Dus de behoefte van coördinatie is al ingebouwd in de opleiding)l
Impliciete kennis: Kennis die in jou zit. Professionals hebben dit door de ervaring die
ze hebben opgedaan. Bv het niet-pluis gevoel. Het standaardiseren van zorg kan dus
niet volledig, want je hebt ook eigen ervaring en kennis nodig die toegepast wordt.
Expliciete kennis: Kennis die wordt vastgesteld in procedures, uitgeschreven in
papier.
- Van normen en waarden (zelfde opvattingen hebben dat kan leidend zijn voor je
coördinatie. Je weet wat je van elkaar kan verwachten en hoeft het daar niet meer
, over te hebben. Bij cultuurverschillen is dit ook belangrijk om te weten. Bv chinezen
spreken weinig uit tegen elkaar, daar rekening mee houden)
Direct toezicht
Degene die coördineert is degene die toezicht heeft. Coördinatie gaat over
afstemmen tussen mensen.
Ontwerp van individuele posities
Horizontale taakspecialisatie/verruiming: tussen mensen, tussen afdelingen en
tussen organisaties.
- Dezelfde soort taken. Je doet een taak vaker dus het is makkelijker om te doen en het
gaat sneller, werkt efficiënt.
- Bij taakverruiming krijg je meer van hetzelfde type soort taak die bij jou opleiding
past.
Verticale taakspecialisatie/taakverruiming: tussen mensen, tussen afdelingen en
tussen organisaties.
- Toezicht en zeggenschap hebben.
- Bij taakverruiming krijg je meer toezicht/meer zeggenschap. Bv meer huizen poetsen
ipv 1, waardoor je zeggenschap over meerdere huizen krijgt.
Bureaucratisch= Veel gestabiliseerd en veel gerealiseerd.
Organisch= Minder gerealiseerd, meer zeggenschap en meer vrijheid.
Ontwerpparameters= Alle elementen van een organisatie, de structuur.
Groepering van eenheden I
Strategische top, middenkader, technostructuur, ondersteunende diensten,
uitvoerende kern.
- Strategische top: Lange termijn aansturing zoals raad van bestuur, directie.