Begrippenlijst 5O207 Bewegingsapparaat
1. Anatomie bewegingsapparaat
A. Bovenste extremiteit
a) Botten bovenste extremiteit
Scapula: schouderblad
Clavicula: sleutelbeen
Humerus: opperarmbeen
Radius: spaakbeen
Ulna: ellepijp
Carpus: pols
Palma: handpalm
Metacarpus/carpium: handrug
Digiti: vingers
Pollex: duim
Thenar: duimmuis; plek spieren bij de duim
Hypothenar: pinkmuis; plek spieren bij de pink
Ossa carpi: handwortelbeentjes
Os scaphoideum (S): schepevormig botje
Os lunatum (L): maanvormig botje
Os triquetrum (Tq): driehoekigbotje
Os pisiformis (P): erwtenbeentje (sesambotje) Ezelsbruggetje: Some lovers
Os trapezium (T): groot veelhoekig botje Try positions that they
Os trapezoideum (Tr): klein veelhoekig botje can’t handle
Os capitatum (C): kopbotje
Os hamatum (H): haakbotje
Ossa metacarpi: middenhandsbeentjes
Ossa digitorum/phalanges: vingerkootjes
b) Schoudergewricht
Samenvatting 5O207 – Floor Wilting
,Articulatio glenohumeralis: schoudergewricht; gewricht
tussen humerus en cavitas glenoides; instabiel kogelgewricht
die beperkingen op heeft gelegd door ligamenten
Articulatio sternoclavicularis (SC): gewricht tussen sternum en
clavicula; functioneel kogelgewricht door discus articularis
waardoor grote bewegingsmogelijkheid mogelijk is; wordt
sterk belast bij afhangend dragen van lasten
Articulatio acromioclaviculairs (AC): gewricht (niet altijd
synoviaal!) tussen acromion van scapula en clavicula; beperkte
bewegingsmogelijkheid door caracoclaviculaire ligamenten
(omdat ze zo ver van gewricht liggen); ook nodig voor normale
schouderfunctie
Articulatio scapulothoracalis: gewricht tussen scapula en
onderliggende costae
Spina scapulae: uitstekende structuur op de dorsale zijde van
de scapula dat de m. supraspinatus en m. infraspinatus scheidt
Caput humeri: rond uiteinde van opperarmbeen dat articuleert met schoudergewricht
Tuberculum majus: bobbel aan de boven- en laterale zijde van humerus
Tuberculum minus: bobbel aan boven- en mediale voorzijde van humerus
Cavitas glenoidalis: kom van schoudergewricht
Labrum glenoidale: een rand van vezelig kraakbeen gelegen op de cavitas glenoidalis, waardoor de
kom wordt verdiept
Acromion: schouderdak; uitsteeksel aan achterzijde scapula wat innerveert met clavicula
Proc. caracoideus: ravenbekuitsteeksel; gelegen aan voorzijde scapula boven cavitas glenoidalis
Ligg. glenohumeralia: ligamenten (superius, medius en inferius) anterior gelegen over de articulatio
glenohumeralis
Lig. acromioclavicularis: ligament tussen acromion en clavicula
Lig. caracoacromiale: ligament tussen proc. caracoideus en acromion
Lig. caracoclaviculare: ligament tussen proc. caracoideus en clavicula
Lig. caracohumerale: ligament tussen proc. caracoideus en humerus
Lig. sternoclaviculaire: ligament tussen sternum en clavicula
Bursa subacromialis: bursa gelegen het onder acromion in de subacromioale ruimte
Bursa subscalpularis: bursa gelegen onder de scapula, die in contact is met cavitas glenoides
Recessus axillaris: axillair kapselzakje aan onderzijde van schoudergewricht
c) Ellebooggewricht
Articulatio cubiti: elleboog; bestaande uit drie gewrichten
humeroradialis en -ulnaris en radiulnaris proximalis
Articulatio humeroradialis: gewricht tussen humerus en
radius
Articulatio humeroulnaris: gewricht tussen humerus en ulna
Articulatio radiulnaris proximalis: gewricht tussen proximale
radius en ulna
Capitulum humeri: laterale gedeelte van het gewrichtsstelsel,
die articuleert met de circumferentia articularis
Trochlea humeri: mediale gedeelte van het gewrichtsstelsel,
die articuleert met de incisura trochlearis ulnae
Epicondylus lateralis humeri: voelbaar botuitsteeksel mediaal
en iets craniaal gelegen van trochlea humeri
Epicondylus medialis humeri: voelbaar botuitsteeksel lateraal en iets
craniaal gelegen van de capitulum humeri
Samenvatting 5O207 – Floor Wilting
,Incisura trochlearis ulnae: grote inkeping in de bovenkant, gevormd door het olecranon en processus
coronoideus ulnae, dat articuleert met het trochlea humeri
Olecranon: dik stuk van ulna boven incisura trochlearis ulnae; vormt uitsteeksel in de elleboog
Proc. coronoideus ulnae: stuk van ulna onder incisura trochlearis ulnae, naast incisura radialis ulnae
Incisura radialis ulnae: inkeping aan laterale zijde van proc. coronoideus ulnae, waar ulna articuleert
met de radius
Lig. collaterale radiale: sterke, driehoekige zijband dat
over laterale zijkant van het gewricht loopt, van het
epicondylus lateralis tot incisura radialis ulnae en
distaal samenkomt met lig. annulare radii
Lig. collaterale ulnare: sterke, driehoekige zijband dat
over de mediale zijkant van het gewricht loopt, van
het epicondylus medialis tot het proc. coronoideus
ulnae
Lig. annulare radii: sterk capsulair ligament dat
transversaal loopt van de ulna naar het caput humerii;
houdt caput radii in de incisura radialis
Bursa intratendinea olecrani: bursa bij het olecranon,
die soms aanwezig is in de pees van de m. triceps
brachii
Bursa subtendinea olecrani: bursa die tussen het
olecranon en proximaal van de aanhechting van de
pees van de m. triceps brachii aan het olecranon ligt
Bursa subcutanea olecrani: bursa gelegen in het subcutane bindweefsel gelegen over het olecranon
Bursa bicipitoradius: bursa dat de pees van de biceps scheidt van het anterior gedeelte van het
tuberositas radius
d) Polsgewricht en hand
Articulatio radiulnaris distalis: gewricht tussen distale radius en ulna
Articulatio radiocarpalis: gewricht tussen radius en carpus
Articulatio carpometacarpales (CMC): gewricht tussen ossa carpi en ossa metacarpi
Articulatio metacarpophalangeae (MCP): gewricht tussen ossa metacarpi en proximale phalanges
Articulatio interphalangeae proximales (PIP): gewricht tussen proximale en intermediare phalanges
Articulatio interphalangeae distales (DIP): gewricht tussen intermediare en distale phalanges
Samenvatting 5O207 – Floor Wilting
,Processus styloideus ulnae: botvormig uitsteeksel aan distale uiteinde ulna,
gelegen aan mediodorsale zijde
Retinaculum musculorum flexorum/lig. transversum carpi: sterke
fibreuze band gelegen over de pezen van de flexoren van de hand en
de n. medianus; vormt het dak van de carpale tunnel en de bodem
van het kanaal van Guyon; vastgehecht aan de scaphoid, pisiforme,
trapezium en hamatum
Canalis carpi (carpale tunnel): tunnel aan de palmaire zijde van de
pols, waarbij de bodem en zijkant wordt gevormd door de metacarpi en de
bovenkant door het retinaculum flexorum; lopen de pezen van de m. flexor digitorum
superficialis en profundus en flexor pollicis longus en de n. medianus doorheen
Bursa ulnaris: grote slijmbeurs die de pezen van de m. digitorum superficialis en
profundus omvat; zorgt voor een goede glijding van de pezen door de canalis carpi
Bursa radialis: kleine slijmbeurs die de pees van de m. pollicis longus
Canalis ulnaris (kanaal van Guyon): tunnel aan de ulnairpalmaire zijde van de
pols, waarbij de bodem wordt gevormd door het retinaculum flexorum en
hypothenar spieren en de bovenkant door het lig. carpi volare; lopen de a.
en n. ulnaris doorheen
Aponeurosis palmaris: aponeurose van de handpalm die bestaat uit
longitudinale en transverse vezels, die proximaal gefixeerd is aan het
retinaculum musculorum flexorum en gerekt door de m. palmaris longus
en distaal gefixeerd aan de peesbladen van de vinger flexoren en de
ligamenten van de metacarpophalangeale gewrichten
Retinaculum musculorum extensorum: sterke fibreuze band gelegen over
de pezen van de extensoren van de hand; loopt aan de voorzijde door tot
het lig. carpi volare; lopen zes synoviale peesscheden doorheen die zes osseofibreuze tunnels
omvatten (zie afbeelding)
Tabatière anatomique: anatomische snuifdoos; kuiltje die lateraal van de pols ontstaat als de duim
maximaal gestrekt is en iets dorsaalwaarts bewogen wordt; ulnair begrensd door pees van m.
extensor pollicis longus en radiaal door pees van m. extensor pollicis brevis en m. abductor pollicis
longus
Samenvatting 5O207 – Floor Wilting
,Bloedvoorziening hand
Diepe palmaire boog: arteriële boog diep gelegen in de handpalm, predominantly gevormd door de
a. radialis met een contributie van de a. ulnaris, die ligt op de basis van de metacarpale botten en m.
interossei van hand, aftgesloten door de m. adductor pollicis brevis, flexorpezen van de vingers en m.
lumbricalis; in convexiteit ontspringen de aa. metacarpalis palmares
Superficiale palmaire boog: arteriële boog superficiaal gelegen in de handpalm, predominantly
gevormd door de a. ulnaris met een contributie van de palmaire tak van de a. radialis; in convexiteit
ontspringen de aa. digiti communis
Aa. digitalis palmaris communis: arterieën die ontstaan uit de convexiteit van de superficiale
palmaire boog en distaal vervolgen langs de 2e – 4e lumbricale spieren; gaan over in de aa. digiti
propriae
Aa. digitalis palmares propriae: arterieën die de phalynxen van de vingers (op duim na) van bloed
voorzien, die ontstaan na de splitsing van de aa. digitalis palmaris communis in twee takken (ulnaire
en radiale tak)
Dorsale carpale boog: arteriële boog die ontstaat uit de dorsale carpale tak van de a. radialis en a.
ulnaris; in convexiteit ontspringen de aa. metacarpalis dorsalis
Zenuwen hand
Samenvatting 5O207 – Floor Wilting
,e) Vingers
Flexorzijde
Chiasma van Camper: plaats waar de m. flexor digitorum superficialis en
profundus elkaar kruisen
Vincula brevia: korte ligamenten in de vinger, waarvan er twee zijn in
elke vinger; één verbindt m. flexor digitorum superficialis met het PIP-
gewricht en hoofd van de eerste falynx en andere verbindt m. flexor
digitorum profundus met het DIP-gewricht en hoofd van de
tweede falynx
Vincula longa: lange ligamenten in de vinger, waarvan er twee zijn
in elke vinger; één verbindt m. flexor digitorum superficialis met de
basis van de eerste falynx en ander verbindt de onderkant van de
m. flexor digitorum profundus met de aanliggende m. flexor
digitorum superficialis als deze elkaar zijn gepaseerd
Fibro-ossale tunnel (pulley): tunnel aan de ventrale (flexor)zijde van de
vinger, gevormd door ligg. anulaire digitorum en ligg. cruciata digitorum
en het onderliggende bot, waarin de pezen en peesschede van de m.
flexor digitorum superficialis en profundus doorheen lopen
Ligg. anulaire digitorum (A pulley): ringvormige ligamenten van de
vinger, die mede een fibro-ossaal kanaal vormen voor de m. flexor
digitorum superficialis en profundus; enkele vinger heeft er 4 of 5
Ligg. cruciata digitorum (C pulley): gekruisde ligamenten van de vinger, die mede een fibro-ossaal
kanaal vormen voor de m. flexor digitorum superficialis en profundus; elke vinger heeft er 3 of 4
Samenvatting 5O207 – Floor Wilting
, Extensorzijde
Extensor expansie: complexe, driehoekige aponeurotische plaat, die ontstaat na aanhechting van de
pezen van de m. extensor digitorum, m. lumbricalis, m. interossei palmaris en m. interossei dorsalis;
vormt een dak dorsaal boven het MCP-gewricht en vouwt om de laterale aspecten van het gewricht
heen; centrale axis is dik en bevat de sterke, platte pees van de m. extensor digitorum, de zijkanten
van de driehoek zijn ook dik door aanhechting van de m. lumrbicalis en interossei, en de omgeving
tussen deze twee gebieden is dun en doorzichtig; verdeelt zich t.h.v. het PIP-gewricht in één centrale
en twee laterale banden
Centrale band: centrale band die distaal van de extensor expansie ontstaat en aanhecht op de
phalynx intermedius
Laterale band: laterale band die distaal van de extensor expansie ontstaat en aanhecht op de
phalynx distalis
f) Spieren schoudergordel
Rotator cuff: naam van de spiergordel bestaande uit de m. subscalpularis, supraspinatus,
infraspinatus en teres minor, die allen zijn gelegen rondom de schouder; zorgt voor stabiliteit van het
schoudergewricht en maakt bewegingen van de arm mogelijk
Ventrale spieren
M. pectoralis minor: kleine borstspier
M. serratus anterior: voorste getande spier
M. pectoralis major: grote borstspier
Laterale spieren
M. deltoideus: driehoekige spier
M. supraspinatus: bovendoornspier
Dorsale spieren
M. trapezius: monninkskapspier
M. levator scapulae: schouderbladheffer
M. rhomboideus minor: kleine ruitvormige spier
M. rhomboideus major: grote ruitvormige spier
g) Spieren schouder
M. infraspinatus: onderdoornspier/bovengraatspier
M. teres minor: kleine ronde (arm)spier
M. teres major: grote ronde (arm)spier
M. subscapularis: onderschouderbladspier
M. latissimus dorsi: brede rugspier
Samenvatting 5O207 – Floor Wilting