HC 2A: Boedelschulden, boedelfaillissement en onverschuldigde betaling
rondom faillissement
Plan van behandeling
Inleiding
1. Rechtsgevolgen van het faillissement voor contractspartijen
2. Boedelschulden
Casus (omslag ex art. 182 Fw)
3. Boedelfaillissement
4. Onverschuldigde betaling rondom de datum van faillietverklaring
Als er een onderwerp lastig is, dan is het wel het onderwerp boedelschulden.
Inleiding
• Drie typen van schulden:
1. pre-faillissementsschulden (indiening ter verificatie)
2. boedelschulden (geen verificatie)
3. niet-verifieerbare schulden
ad) 2
• Boedelfaillissement
• Super-preferente boedelschuld?
Voordat docent toekomt aan boedelschulden, gaat ze iets zeggen over het rechtsgevolg
faillissement voor contractspartijen. Doet docent heel kort, want volgend college komt
prof. Van Zanten die daar een heel college aan gaat leiden. Docent wil graag een casus
behandelen dit college.
Als je wil uitleggen hoe het nou zit met de omslag van de algemene faillissementskosten
zoals bedoeld in art. 182 Fw, dan moet je een casus maken want zonder een casus kan
je het niet goed uitleggen.
Docent besteed vooral aandacht aan bepaalde vorderingen, dat zijn bezien van de positie
van de schuldeiser de boedelvorderingen. Deze ontstaan doorgaans na datum van
faillietverklaring. Er zijn drie typen schulden:
1. Boedelschulden;
a. Deze hoef je niet te verifiëren bij de curator, de curator weet wel dat ze
bestaan. Er bestaan heel veel discussies over het begrip boedelschulden.
b. Wat voor type boedelschulden zijn er en wat moet je doen als je niet alle
boedelschulden kan voldoen? Dan moet je een rangregeling maken. Dat
doe je door een onderscheid te maken tussen de verschillende
boedelschulden.
2. Pre-faillissementsvorderingen;
a. Vorderingen die zijn ontstaan in het zicht van het faillissement.
b. Moeten worden geverifieerd bij de curator.
c. Bepaalde pre-faillissementsschuldeisers worden geconfronteerd met de
omslag in de zin van art. 182 Fw. Omslag van de algemene
faillissementskosten. Waarom bepaalde? Docent sluit buiten de
zekerheidscrediteuren.
3. Niet verifieerbare schulden.
a. Een vordering die je kan indienen bij de curator waarvan de curator zal
zeggen die kan je niet verifiëren.
b. Bijvoorbeeld een schuld die is gemaakt door de failliet op of na datum van
de faillietverklaring waarbij de boedel niet gebaat is. Of bijvoorbeeld
enquetekosten, de kosten van de onderzoeken. Of rentevorderingen die
verschuldigd zijn tijdens het faillissement (niet pand- of hypotheekhouder),
art. 128 Fw.
c. Curator kan zeggen dat hij er baat bij heeft dat er een onderzoek
plaatsvindt en met de middelen met toestemming van de R-C gaat curator
1
, toch gelden ter beschikking stellen om de enquêteur te voldoen, maar in
principe is dit een niet verifieerbare schuld.
Kort nog iets over een boedelfaillissement. Negatieve boedel, wat is dat? Van een
boedelfaillissement is sprake als de boedelschulden omvangrijker zijn dan de
boedelbaten. Dan moet je een rangregeling maken binnen de groep boedelschuldeisers.
Enige vingeraanwijzingen geeft de HR in het arrest De Ranitz/Ontvanger.
Over onverschuldigde betaling rondom de datum van faillietverklaring zijn diverse
uitspraken gewezen. Het begon allemaal met Ontvanger/Hamm-arrest van 1997.
Conclusie: onder bepaalde omstandigheden kan in geval van een onverschuldigde
betaling na datum faillietverklaring sprake zijn van een super preferente boedelschuld.
Docent zal later uitleggen wat dit begrip inhoudt.
1. Rechtsgevolgen van het faillissement voor contractspartijen
Geen wijziging van de inhoud van het contract
Wijziging van de uitvoering van het contract, voor zover de wet of het contract dit
toelaat
Voorbeeld: art. 40 lid 2 Fw (preferente boedelschuld)
Voorbeeld: art. 37 lid 2 Fw (concurrente boedelschuld)
Dan heel kort iets over de rechtsgevolgen van het faillissement voor
contractspartijen. Geen wijziging van de inhoud van het contract. Het faillissement
doet geen wijziging ontstaan voor wat betreft de inhoud van het contract. We gaan uit
van een bestaande, rechtsgeldige overeenkomst en na het intreden van het faillissement
is de failliet nog steeds verplicht om de overeengekomen prestatie te blijven verrichten
en ook de verplichtingen van de wederpartij blijft in principe bestaan. In principe, omdat
hij zijn prestatie kan opschorten. Na datum van faillissement is er sprake van een failliet
die niet meer kan presteren. Hij is relatief beschikkingsonbevoegd en pleegt dus
wanprestatie. Dan zie je dat de aanspraak van de pre-faillissementsschuldeisers op
nakoming doorgaans worden gereduceerd tot de mogelijkheid van het indienen van een
vordering ter verificatie op basis van art. 26 Fw vanwege die wanprestatie van de failliet,
tenzij de curator de ovk gestand doet.
Het faillissement brengt mee dat de uitvoering van een ovk verandert, voor zover de
wet of het contract dat toestaat. Het faillissement brengt wel mee dat de uitvoering (niet
de inhoud) verandert. Waarom vindt die verandering van uitvoering plaats? Omdat het
de taak van de curator is om zoveel mogelijk de boedel te doen vermeerderen en te
zorgen dat de boedelschulden niet onnodig oplopen. Dus wat de curator doet (voorbeeld)
er is sprake van een faillissement van een onderneming, de curator besluit om de
onderneming niet voort te zetten. De failliete onderneming heeft werknemers in dienst,
dan zal de curator als eerste de werknemers ontslaan, omdat de kosten gemoeid met het
loon gedurende het faillissement en de kosten tijdens de opzegtermijn, dat zijn
boedelschulden. Dus als je niet tijdig ontslaat, dan blijven die boedelschulden maar
doorlopen. En naarmate je meer boedelschulden creëert, dan kom je minder toe aan
uitkering aan de pre-faillissementsschuldeisers. De curator zal de omvang van de
boedelschulden in toom willen houden. Als er sprake is van bijv. een failliet die een pand
huurt, dan zal de curator zo spoedig mogelijk de huurovk opzeggen als dit in belang is
van de boedel. Nu heeft docent twee voorbeelden gegeven, ontslag werknemers en
opzegging huur. Die noemt docent niet zomaar, want ga je kijken in de Fw, dan zie je dat
de verplichting om loon te betalen en hetzelfde geldt voor premieschulden en voor huur
die ontstaat tijdens het faillissement, dat vormen dan boedelschulden (art. 40 lid 2 en 39
lid 1 Fw).
Die loonschulden, wat voor type boedelschulden zijn dat denkt u? Zijn dat concurrente
boedelschulden of preferente boedelschulden? Dit zijn preferente boedelschulden. Het
systeem wat wij kennen uit Boek 3 BW werkt dus ook door binnen die rangregeling van
2
,die boedelschulden. Hoe zit het dan met de huur ontstaan tijdens het faillissement?
Bijvoorbeeld huur verschuldigd tijdens de opzegtermijn, wat voor type boedelschulden
zijn dat? Concurrente boedelschulden, omdat nergens uit Boek 3 BW die verhuurder een
privilege geniet. Het voorrecht van de verhuurder bestaat niet, dus het is een
concurrente boedelschuld. Waarom vraagt de docent dit zo expliciet? Nou, wanneer er
sprake is van een negatieve boedel en je een rangregeling moet maken binnen de groep
boedelschuldeisers, dan is het heel erg van belang of je een preferente boedelschuld hebt
of een concurrente boedelschuld.
Hoe zit het dan voor de wederpartij? Die wederpartij is zelf wellicht niet zijn prestatie
nagekomen of niet geheel en voor de wederpartij is art. 37 Fw van belang. De
wederpartij van de failliet die zelf niet of gedeeltelijk is nagekomen, die kan twee dingen
doen:
1. Haar eigen prestatie opschorten, en wachten;
2. Beroep doen op ontbinding, de ovk ontbinden vanwege wanprestatie.
Wat is het gevolg als de wederpartij kiest voor ontbinding? Wat voor type vordering
ontstaat er dan? Er is geleverd in het zicht van faillissement. Een gewone concurrente
pre-faillissementsschuldeiser. Je weet dat het bijna nooit ertoe leidt dat de concurrente
pre-faillissementsschuldeiser wordt voldaan, dus het is een waardeloze vordering. Stel nu
dat de wederpartij er prijs op stelt dat de curator na gaat komen, hij heeft er belang bij
dat er toch nog geleverd wordt, dan kan de wederpartij indien hij zelf niet of gedeeltelijk
heeft nagekomen, kan de wederpartij aan de curator vragen wilt u de ovk gestand doen.
Wilt u dat ik alsnog nakom, want nu heb ik mijn prestatie opgeschort, maar wilt u dat ik
alsnog lever? Twee mogelijkheden:
1. Als de curator niet bereid is om de ovk gestand te doen, dan hoeft de wederpartij
niet meer te presteren. Dan kan hij het goed verkopen aan een derde.
2. Als de wederpartij te horen krijgt we stellen het op prijs dat u alsnog levert, dat u
niet de prestatie opschort. Dan doet de curator de ovk gestand, dan ontstaat
er een concurrente boedelschuld, art. 37 lid 2 Fw.
Vraag student
Als er zekerheid voor wordt gesteld, waarom is het dan een concurrente boedelschuld?
Omdat er nergens uit blijkt dat die zekerheidsstelling dat daar een voorrecht aan
vastzit, uit Boek 3 BW blijkt dat niet. Er zijn maar heel weinig preferente boedelschulden.
Die preferentie blijkt uit de wet, meestal uit Boek 3 BW of de Invorderingswet.
Die boedelschulden hebben wel kans, als je ervan uitgaat dat het niet een super lege
boedel is.
Loongarantieregeling: het UWV neemt de loonkosten over (bijv. loonkosten gedurende
opzegtermijn, 13 weken in het zicht van faillissement ontstaan). Dan betaalt het UWV de
werknemers hun loon en dan treedt het UWV in de rechten van de werknemer
(loonvordering op de werkgever/schuldenaar). Dus dan wordt de vordering ingediend
door het UWV in het faillissement. En dan is er ook sprake van een preferente
boedelvordering van het UWV.
2. Boedelschulden (hierna ook afgekort met: b.s.)
• Geen definitie in de Fw
• HR 19 april 2013, NJ 2013/291, m.nt. F.M.J. Verstijlen (Koot Beheer/Tideman q.q.)
Categorie (i): b.s. krachtens de Fw; voorbeelden
Categorie (ii): b.s. omdat de curator deze schuld op zich neemt bij een
rechtshandeling doordat zijn wil daarop is gericht; voorbeelden
Categorie (iii): b.s. die een gevolg zijn van een handelen in strijd met een door de
curator na te leven verbintenis of verplichting; voorbeelden, waaronder HR 4 juni
2021, NJ 2021/233, m.nt. F.M.J. Verstijlen (RTC)
• Kenmerken van boedelschulden
3
, Koot Beheer/Tideman-arrest
Het standaardarrest. Belangrijk om op te merken is dat de HR in dit arrest om is gegaan.
Dat gebeurt niet zo vaak. In dit arrest wordt het toedoen-criterium verlaten. U moet
weten dat voor 2013 er veelal werd geageerd in de literatuur dat er veel te veel
boedelschulden ontstonden. Daar wilde de mensen in de literatuur een einde aan maken
en suggesties gedaan. Uiteindelijk als je steeds maar weer met kritiek komt, dan gaat de
HR om op een gegeven moment. Dat is bijzonder en in dit arrest gebeurt.
Dit arrest gaat over een failliet, een BV, en die failliet huurde een pand. Aan dat pand
was schade ontstaan in het zicht van faillissement. De curator zegt de huurovk op en dan
geldt de verplichting uit het contract van de failliet om dat pand in goede staat, originele
staat, achter te laten. Er was schade, dus er ontstond een schadevordering van de
verhuurder op de failliet. Vroeger, voor 2013, zou de HR hebben gezegd nou de curator
heeft opgezegd, dat was het triggermoment (opzegging huurovk). Door het toedoen van
de curator ontstond die schadevergoedingsplicht. En daardoor ontstond er dan een
boedelschuld.
De HR is omgegaan en heeft dit toedoen-criterium verlaten en heeft gezegd:
dit is een contractuele verplichting van de failliet en die failliet, deze
verplichting, is voortgevloeid uit een reeds ten tijde van de faillietverklaring
bestaande rechtsverhouding. Dus hier ontstaat geen boedelschuld, maar hier ontstaat
een pre-faillissementsvordering. En dat scheelt nogal of je als verhuurder een
boedelvordering hebt of een concurrente pre-failissementsvordering. Belangrijk is om
vast te houden dat het hier ging om een contractuele verplichting van de failliet om het
gehuurde aan het einde van de huur in de originele staat op te leveren en die
verplichting vloeit voort uit een reeds ten tijde van de faillietverklaring bestaande
rechtsverhouding met de schuldenaar.
Er zijn ook verplichtingen die rusten op de curator zelf. Dus je moet een onderscheid
maken tussen de verplichtingen van de failliet en de verplichtingen van de curator. Zo
blijkt uit de rechtspraak dat de ontruimingsverplichting, het pand schoon opleveren, dat
die ontruimingsverplichting dan wel een boedelschuld doet ontstaan. Dit is een
verplichting van de curator. Dus de ontruimingsverplichting van de curator is nog steeds
een verplichting van de boedel. Daardoor kan men bij niet naleving van deze verplichting
door de curator nog steeds een concurrente boedelschuld ontstaan.
Als je gaat kijken naar de Fw, dan is daar nergens een definitie of omschrijving is
gegeven van het begrip boedelschuld. Dat leidt ertoe dat schrijvers tal van
onderscheidingen maken. Belangrijk is om vast te houden dat die boedelschulden hun
grondslag vinden in het faillissement, met uitzondering van boedelschulden die al
bijvoorbeeld tijdens surseance zijn ontstaan. Als je een boedelschuld aangaat tijdens
surseance en er volgt daarna faillissement, dan heeft die boedelschuld in
surseance te gelden als een boedelschuld in faillissement. Dat is een voorbeeld dat
een boedelschuld niet is ontstaan tijdens het faillissement, maar al daarvoor namelijk al
tijdens de surseance.
Dan komt de HR met een aantal vuistregels in Koot Beheer/Tideman.
1. Categorie 1: Boedelschulden zijn schulden die een onmiddellijke aanspraak geven
jegens de boedel, dat wil zeggen dat zij als eerste worden voldaan, omdat de wet
dit bepaalt.
2. Categorie 2: Boedelschulden ontstaan omdat de schulden door de curator in zijn
hoedanigheid (q.q.) zijn aangegaan en de curator neemt deze schuld op zich bij
een resthandeling, doordat zijn wil daarop is gericht.
3. Categorie 3: Boedelschulden zijn schulden die ontstaan omdat er sprake is van
schulden die het gevolg zijn van een handelen van een curator in strijd met een
door hem in zijn hoedanigheid na te leven verbintenis of verplichting.
4