Begrippenlijst
Boek De Sociaal Werker
Module 1, hoofdstuk 1
Gasthuizen: Vanaf 12de eeuw ontstaan de eerste gasthuizen die opvang bieden aan
vondelingen, weeskinderen, ouderen en lijders aan de pest of pokken.
Charitas: 17de en 18de eeuw neemt Nederland toppositie in, rijken geven aan de armen.
Herverdeling: is overgenomen door de overheid en belastingstelsel
Verlichting: psychiatrische revolutie
Sociale casework: ontstaat methoden, gehanteerd door sociaal werkers, waarbij het individu
met zijn persoonlijke problemen centraal komt te staan.
Verzorgingsstaat: is een sociaal systeem, waarbij het welzijn van de burgers de
verantwoordelijkheid is van de overheid.
Bestaansminimum: alle burgers moeten financieel kunnen rondkomen en voldoende voedsel
hebben om van te leven.
Vermaatschappelijking: mensen met een beperking krijgen een eigen zinvolle plek in de
samenleving.
Outreachend werken: zij stappen op buurtbewoners af met vraag of ze hulp nodig hebben.
Quotumheffing: een boete per niet-ingevulde baan.
Systeemwereld: de wereld van wetten en beleid, vastgelegd in procedures, richtlijnen
protocollen, werkinstructies enz.
Discretionaire ruimte: de vrijheid om zelfstandig af te wijken van protocollen om de burger
echt te helpen en te starten vanuit zijn leefwereld.
Leefwereld: de wereld waarin de burger en de professional elkaar ontmoeten. Een wereld
van hier en nu, waarin de burger bepaalde vragen en behoeften heeft, waarop hij een
antwoord zoekt.
Practice based evidence: dit wil zeggen dat de methode in de praktijk door verschillende
hulpverleners is ingezet, bij een zelfde ondersteuningsvraag en blijkt te werken.
Onderzoekende houding: als je zelf een methode ontwikkelt.
F-act: Flexible Assertive Community Treatment, F-ACT team biedt behandeling, begeleiding
en ondersteuning actief en outreachend aan, in de omgeving van de burger.
Generaliseren: aangeleerde vaardigheden toepassen in nieuwe en onvoorziene situaties.
EIM: Eigen initiatief Model: methode waarbij mensen zelf leren nadenken over wat zij in een
bepaalde situatie kunnen doen, speelt in op deze generalisatieproblemen.
Ontwikkelingsgericht begeleiden: een andere methode die veel wordt ingezet bij
volwassenen en kinderen met een verstandelijke beperking of ontwikkelingsachterstand met
als doel het bevorderen van de autonomie, ontwikkelingskansen en vaardigheden zodat zij
zich kunnen redden in alledaagse situaties.
Zone van naaste ontwikkeling: dat wat een persoon nog net niet kan, maar met
ondersteuning vanuit zijn omgeving wel zou kunnen.
Marktwerking: zorg-en welzijnsorganisaties en instellingen moeten met elkaar gaan
concurreren, net zoals dit al bij zorgverzekeringen is doorgevoerd.
Waarborgstaat: een kleine overheid die slechts enkele maatschappelijke kerntaken op zich
neemt en andere taken overlaat aan de burgers zelf.
Module 1, hoofdstuk 2
, Decentralisaties: overhevelen van centrale overheidstaken binnen het sociale domein naar
de gemeenten, zoals zorg, met de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), Werk, met
de participatiewet en jeugdhulp, met de Jeugdwet.
Maatwerkvoorzieningen: woningaanpassingen, respijtzorg of dagbesteding op maat.
Arbeidsmatige dagbesteding: biedt zinvolle bezigheden voor mensen met een zeer grote
afstand tot de arbeidsmarkt. Ze leren vaardigheden in een veilige omgeving en ontvangen
een uitkering in plaats van loon.
Beschut werken: geeft mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een beschermde
werkomgeving, veilige structuur en de kans om arbeidscompetenties te ontwikkelen. Deze
werkplekken kunnen bij de gemeente een sociale werkvoorziening of bij een reguliere
werkgever zijn. Het levert economische zelfstandigheid op omdat de werknemer het
minimumloon verdient. Werkgevers kunnen hiervoor loonkostensubsidie krijgen van de
gemeente.
Garantiebaan: baan met extra ondersteuning voor mensen met een minder grote afstand tot
de arbeidsmarkt. Op deze manier kunnen zij arbeidscompetenties opdoen en uitbreiden
zodat ze uiteindelijk misschien kunnen doorstromen naar regulier werk. Ook voor de
garantiebanen kunnen werkgevers loonkostensubsidie krijgen van de gemeente.
De 5 uitgangspunten van de Jeugdwet zijn:
1. Preventie en uitgaan van de eigen kracht van jeugdigen, hun ouders en sociale netwerk.
2. Versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken, scholen en andere
voorzieningen voor ouders en kinderen.
3. Op tijd en zo dichtbij mogelijk hulp op maat bieden aan jeugdigen en gezinnen.
4. 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur: integrale hulp bieden aan (multiprobleem) gezinnen, waarbij
1 professional het aanspreekpunt is.
5. Minder bureaucratie en regeldruk, zodat meer ruimte ontstaat voor professionals om
hun werk te verrichten.
Integraal werken: vanuit meerdere invalshoeken kijken naar de situatie van de burger.
Welzijn Nieuwe Stijl (WNS): overheidsprogramma uit 2010 dat kaders en handvatten geeft
aan gemeenten en welzijnsinstellingen voor het realiseren van de doelen uit de WMO.
WNS kent 3 hoofddoelstellingen om de aanpak van welzijn te verbeteren:
1. Gemeenschappelijker: een goede samenwerking tussen de gemeente, maatschappelijke
instellingen en de burger, zorgt voor een betere ondersteuning voor de burger.
2. Professioneler/effectiever: de gemeenten voeren een passend beleid, zodat
maatschappelijke partners resultaatgericht kunnen werken. Door de gezamenlijke
aanpak kunnen resultaten sneller en goedkoper behaald worden.
3. Efficiënter: in plaats van het aanbieden van individuele oplossingen voor elke burger, ligt
de nadruk in WNS juist meer op algemene voorzieningen, preventief handelen en
gebruikmaken van de eigen kracht van burgers en gemeenschappen. In combinatie met
effectieve samenwerking tussen instellingen en gemeente, leidt dit tot kostenbesparing
over alle sectoren heen.