IS-LM model Macro-economie
IS-curve:
- alle combinaties van output (Y) en rentestand (i), waarbij de goederenmarkt in evenwicht is.
- vraag naar goederen (Z) = output (Y) evenwichtsconditie Z = Y
-Z=C+I+G
Y=C+I+G
Y = c0 + c1YD + I + G
Y = c0 + c1(Y – T) + I + G
1Y = c0 + c1Y – c1T + I + G
(1-c1)Y = c0 – c1T + I + G
1
Y= (c −c T + I + G) de bestedingen (c 0−c 1 T + I +G ¿ zijn niet afhankelijk van het
1−c 1 0 1
inkomen, dus zijn het autonome bestedingen. Een autonome
stijging van de bestedingen zorgt voor een grotere stijging van
het inkomen(output) met een
1
factor multiplier ( ¿.
1−c 1
Opbouw IS-curve:
De IS-curve geeft de negatieve relatie tussen de rentestand (i) en de
output (Y) weer. Hoe lager de rentestand, hoe minder aantrekkelijk
het voor consumenten is om te sparen en hoe aantrekkelijker het
voor bedrijven is om te investeren. Als er meer geïnvesteerd wordt,
dan stijgt de vraag naar goederen en diensten. De vraag-curve ZZ
verschuift hierdoor omhoog en de evenwichts-output neemt toe
(punt A). Hoe hoger de rentestand, hoe aantrekkelijker het is om te sparen en niet te investeren. De vraagcurve ZZ
verschuift omlaag en de evenwichtsoutput neemt af (punt A’).
Hoe gevoeliger de investeringen zijn voor de rentestand, hoe vlakker de IS-curve. Een kleine verandering van de
rentestand zorgt dan namelijk voor een grotere verandering van de investeringen. Hoe meer investeringen, hoe
meer output.
Verschuiving VAN de IS-curve (links / rechts); als C (dus ook T) of I of G veranderen
- Naar links: als gevolg van een vraagdaling. Doordat er minder overheidsuitgaven (G) en meer belastingen (T)
zijn (fiscal contraction = fiscale beperking), daalt de vraag naar goederen. Hierdoor zakt de ZZ-curve omlaag,
waardoor er minder output is. Ook wanneer er minder geïnvesteerd wordt, zakt de ZZ-curve omlaag en
verschuift de IS-curve naar links. Wanneer de besparingen van consumenten toenemen (door minder
consumentenvertrouwen), daalt hun consumptie en verschuift de ZZ-curve omlaag, dus IS-curve naar links.
- Naar rechts: als gevolg van een vraagstijging. Doordat er meer overheidsuitgaven (G) en minder belastingen
(T) zijn (fiscal expansion = fiscale uitbreiding), stijgt de vraag naar goederen. Hierdoor stijgt de ZZ-curve
omhoog en is er méér output. Ook wanneer er meer geïnvesteerd wordt, schuift de ZZ-curve omhoog en
verschuift de IS-curve naar rechts. Wanneer de besparingen afnemen (door meer consumentenvertrouwen),
stijgt de consumptie, dus verschuift de ZZ-curve omhoog en de IS-curve naar rechts.
Verschuiving OVER de IS-curve; als er een verandering van de rente plaatsvindt.
LM-curve:
- alle combinaties van Y en i, waarvoor er een evenwicht op de geldmarkt is.
- vraag naar geld (Md) = aanbod van geld (Ms).
M
- = €YL(i)
P
Opbouw LM-curve:
De LM-curve geeft de positieve relatie tussen de output (Y) en de rentestand (i)
weer. Geldaanbod en Geldvraag moeten in evenwicht zijn. Hoe hoger de output,
hoe meer transacties in de economie, dus hoe meer vraag naar geld. Bij een
, gelijkblijvend aanbod van geld zal de rentestand toenemen als de vraag stijgt (punt A’). Hoe lager de output, hoe
minder vraag naar geld. Bij een gelijkblijvend aanbod zal de rentestand afnemen bij een dalende vraag naar geld
(punt A).
De Centrale Bank (CB) kan het geldaanbod (M s) veranderen door contractionary monetary policy en
expansionary monetary policy.
- Monetary contraction = monetaire beperking: daling van het geldaanbod (M s), doordat de centrale bank
bijvoorbeeld obligaties verkoopt en geld van de markt wegneemt.
- Monetary expansion = monetaire verruiming: stijging van het geldaanbod (Ms), doordat de centrale bank
bijvoorbeeld opbligaties opkoopt, om geld in de markt te brengen.
Verschuiving VAN de LM-curve (omhoog / omlaag); door verandering van geldaanbod of prijsniveau
- Omhoog: wanneer de Centrale Bank het geldaanbod verkleint. Als het prijsniveau stijgt, daalt het reële
geldaanbod, waardoor de LM-curve omhoog schuift.
- Omlaag: wanneer de Centrale bank het geldaanbod vergroot. Wanneer er technologische vooruitgangen zijn
zoals de creditcard; dan kan men geld uitgeven dat men eigenlijk niet bezit. Het reële geldaanbod wordt
hierdoor vergroot, waardoor de LM-curve omlaag verschuift. Als het prijsniveau daalt, wordt de noemer
(M/P) kleiner en neemt de reële geldhoeveelheid toe, waardoor de LM-curve omlaag verschuift.
Verschuiving over de LM-curve; als er een verandering van de output plaatsvindt.
Verschuivin Verschuivin Verandering Verandering van
g van IS g van LM van output (Y) de rentestand
(i)
Stijging van de belasting Links / Omlaag Omlaag
(T)
Daling van de belasting Rechts / Omhoog Omhoog
(T)
Stijging Rechts / Omhoog Omhoog
overheidsuitgaven (G)
Daling overheidsuitgaven Links / Omlaag Omlaag
(G)
Stijging geldaanbod (Ms) / Omlaag Omhoog Omlaag
Daling geldaanbod (Ms) / Omhoog Omlaag Omhoog
IS-LM model
- Welke waarden van output en rentestand zorgen ervoor dat de goederenmarkt
én de geldmarkt in evenwicht zijn?
Snijpunt van IS en LM = simultaan evenwicht in punt A.
Als er een schok plaatsvindt, komt er een verschuiving van de IS of LM-curve, waardoor
er een nieuw evenwicht is.
Fiscale expansie: minder belastingen en/of meer overheidsuitgaven
- er is een stijging van de vraag naar goederen, waardoor de IS-curve naar rechts schuift.
van punt A naar punt Q
Q Fiscale beperking: meer belastingen en/of minder overheidsuitgaven
- er is een daling van de vraag naar goederen, waardoor de IS-curve naar links verschuift.
van punt Q naar punt A
Monetaire verruiming: stijging van geldaanbod Ms
- meer geldaanbod dan vraag, waardoor de rentestand daalt en de LM-curve omlaag gaat
van punt A naar punt C.
Monetaire beperking: daling van geldaanbod Ms
- meer geldvraag dan aanbod, waardoor de rente stijgt en de LM-curve omhoog gaat.
van punt C naar punt A
Het doel van een fiscaal beleid is om de bestedingen, dus de output te beïnvloeden.
Het doel van een monetair beleid is om de rentestand te beïnvloeden.