Hoorcollege 1 B
goedemiddag dames en heren,
hartelijk welkom bij web lecture 1B.
het is de bedoeling dat u eerst weblecture 1a volgt. de onderwijs toets en werkvorm bij
encyclopedie 2. elke week zijn er 2 web lectures. 1A en 1B en een webinar.
weblecture 1a: er wordt aangeraden om deze voor weblecture B te kijken. omdat dit een
weblecture is die klassiek is, waarin de professor u zou inleiden in de stof.
in de webinar gaat u vragen behandelen. u gaat actief bezig zijn met de stof in groepjes. en er
is elke week een casus opdracht, die casus opdrachten zullen zo spoedig mogelijk worden
gepubliceerd op canvas. en die dient u in groepjes te maken. u kunt zich ook inschrijven voor
die groepjes, die studiegroepjes Via canvas. en die casusopdrachten moet u ook 2 keer
inleveren: in week 3 en in week 5. en dan worden ze ook door ons nagekeken. en voorzien
van enig feedback.
tentamen staat geroosterd in mei. dat heeft u in het rooster kunnen zien. een tentamen Via
testvision zonder online protocoring. en daar zult u eigenlijk ook het soort vragen krijgen
waar die u eigenlijk die casus opdracht op voorbereidde, namelijk vragen waarbij u gevraagd
wordt aan de hand van de casus uw eigen rechtsfilosofische onderbouwde oordeel te geven
op die casus.
dus die casus opdrachten leren u eigenlijk al met de soort vragen om te gaan die u bij het
tentamen kunt verwachten.
wat ga ik met u doen?
ik ga met u het grootste deel van de vragen uit de syllabus bespreken. en de eerste vragen zijn
altijd de vragen die besproken worden bij weblecture 1b. vandaag zijn dat 9 vragen. die ga ik
met u behandelen. en dat doe ik door de tekst te gaan met u. dus ik ga stukken uit de tekst
voorlezen. en ik geef daarna antwoord op de vraag. de verdieping van de stof, dus zowel van
de teksten die ik met u behandel als van andere teksten die ik niet met u behandel, die vindt
plaats tijdens de webinars.
wat is de nou de ideale of de beste manier om u voor te bereiden op die webinars?
in het ideale geval heeft u al de tijd genomen om dus de teksten te lezen. te bestuderen. en ook
al te kijken naar de vragen.
in ieder geval is het mijn tip om de teksten die ik voorlees te markeren, want dat zijn in ieder
geval belangrijke passages uit de teksten. met andere woorden dat betekend niet dat u de
andere teksten hoeft te lezen, maar dat betekend wel dat u wel de teksten die ik voorlees
sowieso moet kennen.
dat waren eigenlijk de huishoudelijke mededelingen. we kunnen dus nu naar de stof.
deze week lezen we 1 artikel: case of the speluncean explorers van Lon Fuller.
,het is een heel beroemd artikel, omdat het al heel oud. en het wordt op heel veel plekken in de
VS, maar ook in Nederland inmiddels op verschillende universiteiten eigenlijk gebruikt als
inleiding op de rechtsfilosofie. dus veel van uw collega studenten in andere universiteiten
hebben deze casus ook gekregen.
feiten van de casus
wat is er gebeurd?
the speluncean exploreren zijn grotverkenners. er is een groep van grotverkenners. 5
grotverkenners gaan op een slechte dag op onderzoek uit. en die grot, daar komt een
aardbeving. ze kunnen niet meer uit de grot. er komt een reddingsactie tot stand. en
uiteindelijk vindt men de grotverkenners. maar men vindt niet 5 grotverkenners, maar men
vindt 4 levende grotverkenners.
wat is er nou gebeurd?
de grotverkenners vertellen uiteindelijk: 'ja wij hebben 1 van ons moeten opeten, want dat was
de enige kans om te overleven.' met andere woorden hun claim is: wij zijn cannibalen. we
vinden het verschrikkelijk, maar het moest wel anders zouden we allemaal sterven. dus we
hebben 1 persoon opgegeten. het slachtoffer is Whetmore. Lon Fuller (de schrijver) die doet
dat heel slim. hij geeft alleen het slachtoffer een naam, zodat u daar in ieder geval iets meer
een voorstelling bij kunt maken.
en hoe is dat eigenlijk tot stand gekomen: die moord en het opeten?
Whetmore die had een aantal dobbelstenen bij zich. en het was Whetmore die uiteindelijk
eigenlijk voorstelde aan de grotverkenners: 'laten we met die dobbelstenen gooien. en wie het
slechtste gooit, degene met de slechtste worp, die heeft pech, die wordt inderdaad opgegeten
door de anderen'.
Whetmore trekt zich terug op het laatste moment, namelijk voor hij zelf moet gooien. de
anderen vinden dat eigenlijk niet goed. en uiteindelijk zegt whetmore: 'laat iemand anders
maar voor mij gooien.' die worp word hem dus noodlottig, dat word de slechtste worp. en
Whetmore wordt opgegeten.
nou wat is nou: het probleem? hoe zet Lon Fuller deze casus nou op scherp?
hij doet op verschillende manieren: bijvoorbeeld door een hele rigide strafwet te formuleren,
die geen enkele uitzondering toelaat.
de vraag is dus: zijn de grotverkenners ook schuldig aan moord in die zin van die strafwet?
en die strafwet is niet alleen heel rigide in de zin dat die geen uitzonderingen toelaat. Die
strafwet kent ook maar 1 straf en dat is: de doodstraf.
dus de vraag is eigenlijk: een vraag van leven en dood. De vraag is: moeten de grotverkenners
worden opgehangen als zijnde schuldig aan moord?
in eerste aanleg
,in de eerste aanleg komt de zaak: voor een jury. en de voorzitter van die jury is een jurist. en
hij komt met hele aparte redenering, een cirkelredenering. hij zegt de jury: 'als de
grotverkenners volgens de strafwet van Newgarth schuldig zijn, dan achten wij ze schuldig.'
maar dat is niet het enige wat er gebeurd. er komt ook een: verzoek tot gratie bij de Chiev
Executive.
dus de Chiev Executive, dat is dus de uitvoerende macht, dat is de president van Newgarth. en
in de casus wordt duidelijk dat het een vrij oude man is. hij gaat over die gratieverzoeken.
en wat er ook gebeurd is dat die zaak van het gerecht in eerste aanleg eigenlijk naar: discipline
court is, naar het hooggerechtshof van Newgarth gaat. en daar spreken de 5 rechters.
lon fuller casus is niet echt, maar iets soortgelijks gebeurd
dit is misschien even wel grappig om te noemen.
Fuller kende z'n een klassieke, kende niet alleen z'n rechtsfilosofen, maar ook z'n casus van
die tijd. de vraag is: of dit verhaal echt gebeurd is. dit verhaal is niet echt gebeurd.
maar er is een beroemde casus uit de 19e eeuw, regina vs Doudly and stevens. waarbij iets
soortgelijks gebeurde op een sloep midden op zee. en er is 1 jongeman, die niet meer bij
zinnen is en ook daar is sprake van kanibalisme en ook daar werden de mensen daarna
vervolgd.
waarom laten wij u deze casus lezen
misschien is het goed om nog even stil te staan bij: waarom wij die Lon Fuller casus eigenlijk
voorschreven. ik zei u al hij wordt veel gebruikt. het is een fictieve casus en kannibalisme is
iets verschrikkelijks. en omdat het een fictieve casus is dan kunt u erin meeleven. en de casus
zet hele belangrijke fundamentele zaken meteen op scherp.
er zit ook een soort literaire kwaliteit in de casus. en wat erg belangrijk is: is dat de
belangrijkste posities en thema's binnen de rechtsfilosofie eigenlijk te herkennen zijn in de
casus. en in aanbod komen in de casus. en dus ook veel cursusonderwerpen. dus een
voorbeeld:
- rechtsvinding, waar we in week 2 en week 3 uitgebreid bij stilstaan.
-democratie en rechtsstaat, waar we in week 6 bij stilstaan.
- recht en politiek, die komen op verschillende manieren terug komt. ook in de week over
rechtsvinding.
-de verhouding tussen utilitaristische visie op recht en politiek -- en een meer liberale.dus het
liberalisme komt naar voren in week 4.
en eigenlijk ook heel algemeen ook de vraag naar: wat is nou een goede rechter? en daarmee
eigenlijk ook de vraag: wat is een goede jurist?
eigenlijk de vraag van beroepsethiek, waar we de cursus mee afsluiten in week 7.
inleiding op de casus
nou nog een keer als inleiding op die casus. u leest dus de casus, u vindt daar 5 rechters, 5
verschillende visies op de casus zelf. maar ook 5 verschillende visies: op de aard van het
recht. op de vraag dus: wat is recht?
,eigenlijk de meest fundamentele vraag die de rechtsfilosofie kan stellen. dat betekend ook, dat
rechtsopvatting en rechtsvinding onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. dus als je een
bepaalde visie op het recht hebt: zal dat ook praktische consequenties hebben voor de manier
waarop je:
- naar het recht kijkt, en
- waarop je met het recht omgaat.
waar het eigenlijk om gaat in de rechtsvinding. eigenlijk de theorie en de praktijk van
rechterlijke oordeel.
er is dus een wezenlijke samenhang tussen rechtsfilosofie, rechtsvinding en rechtspraktijk.
eigenlijk de claim is, en daar eigenlijk de casus van Lon Fuller ook mee. als Lon Fuller
eigenlijk zelf het woord neemt van zijn tekst. de claim is eigenlijk: dat geen enkele jurist
ontkomt aan de eeuwige vragen die gesteld worden door Fuller. en dat zien we eigenlijk ook
heel expliciet terug in week 7.
nog de laatste opmerking over deze casus en encyclopied 2 als vak. vele van u hebben
encyclopedie 1 ook gevolgd. Encyclopedie 1 is een historische inleiding in de rechtsfilosofie ,
waarbij je teksten las van Plato tot en met Marx. misschien zelfs arend. dus u eindigt daar een
beetje met arend. dan in de 20ste eeuw.
Encyclopedie 2 is een vak dat enigszins daarop volgt. ook een rechtsfilosofisch vak, maar het
is wel een ander soort vak. het is een vak dat veeleer thematisch van aard is. dus eigenlijk alle
tekst die wij zullen lezen zijn geschreven in de 20ste en 21e eeuw. en dat betekend ook dat ik
u vooral ook wil aanmoedigen om als u dit vak volgt om uw juridische voorkennis te
activeren, want inmiddels bent u derdejaars rechtenstudent. en u weet dus al een heleboel van
het recht. en bij encyclopedie 2 moet u die voorkennis activeren. en wij vragen u eigenlijk om
nog een keer met de kennis die u heeft te verdiepen door filosofische teksten over het recht te
lezen, die wel altijd aansluiten bij de rechtspraktijk. en dus bij de kennis die u al heeft.
inhoud
laten we dan naar de inhoud. we beginnen bij de eerste rechter. dat is rechter: truepenny.
rechter truepenny
hij is de president van het supreme court. en hij is dus de eerste die aan het woord komt. dus
het belang van truepenny is ten eerste:
- dat hij ons de feiten van de casus geeft.
- en hij pretendeert ook de perfecte oplossing te hebben:
we zijn aangekomen bij vraag 1.
vraag 1:
hoe luidt het oordeel van truepenny?
en is zijn oordeel volgens u zuiver juridisch?
stuk uit de tekst voorlezen:
- pagina 16, eerste volledige alinea. en u ziet daar ook dat hij die wetsbepaling citeert. de
doodstraf.
pagina 16, volgende alinea.
,dus wat zegt truepenny nou uiteindelijk?
truepenny wil eigenlijk 2 dingen doen.
- hij wil ten eerste: veroordelen. dus hij wil de rigide strafwet van Newgarth volgen. hij kan
ook niet anders zegt hij, want er zijn geen uitzonderingen.
dus hij wilt de grotverkenners veroordelen van moord.
- maar tegelijkertijd wil hij ze helemaal niet doden. hij wil helemaal niet dat ze worden
opgehangen. dus zegt hij: de perfecte oplossing is dat wij ook als rechters het gratieverzoek
aan de chiev executive steunen. en op die manier eigenlijk ga je eigenlijk niet in op de letter
van de wet, want dat wil hij niet. en tegelijkertijd kun je ook de grotverkenners vrij krijgen.
is dit oordeel van truepenny zuiver juridisch?
als je eerst veroordeeld en daarna een gratie verzoek steunt, dan kun je zeggen dat de
oplossing van truepenny als geheel het recht te buiten gaat.
dus is dit zuiver juridisch?
nee, het is niet zuiver juridisch.
een meer ethische vraag is: is het juridisch zuiver?
zou truepenny dit moeten doen? maakt dit nou truepenny inderdaad een goede rechter?
en eigenlijk al zijn collega's beantwoorden die vraag bijna allemaal met: nee.
rechter foster
vraag 2
dat brengt me eigenlijk bij de volgende vraag. en de tweede rechter die het woord krijgt van
Lon Fuller. en die rechter heet: Foster.
vraag 2 en 3 gaan over rechter Foster.
vraag 2: waarom meent Foster dat het recht van newgarth eigenlijk niet van toepassing is? en
welke conclusie verbindt hij daaraan.
het is misschien goed om te weten dat het betoog van Foster uit verschillende delen bestaat.
dus er is, u heeft misschien gezien dat Foster begint te spreken op p. 16 van de syllabus, en hij
begint met een soort inleiding. en die inleiding is belangrijk, omdat hij daar eigenlijk al gelijk
laat zien wat zijn positie is. en ook zijn positie ten opzichte van de zaak. maar ook ten
opzichte van zijn collega.
hij begint namelijk met de woorden: i am shokked. dus hij is compleet geshokeerd, dat zijn
collega en zelfs de president van het hooggerechtshof, supreme court in Newgarth, zo'n
oplossing zou willen voorstellen.
hij is het compleet niet mee eens. hij zegt eigenlijk: als we die grotverkenners veroordelen,
dan worden wij eigenlijk zelf, de rechtsorde van Newgarth zelf veroordeeld in het tribunaal
van gezond verstand. omdat we dan eigenlijk op geen enkele manier meer niet eens meer
pretenderen om rechtvaardig te zijn.
,hij heeft eigenlijk 2 redeneringen om die grotverkenners vrij te pleiten. en ik wil alleen maar
even aangeven waar die redeneringen zich in de tekst bevinden. dus de laatste volledige
alinea, die ga ik ook zo voorlezen op pagina 16. 'the first of these grounds' daar begint de
eerste redenering van Foster. dat is een vrij lange redenering die eerste.
en de tweede redenering van Foster, maar die tweede redenering die begint op pagina 18.
helemaal onderaan. 'this concludes the explosition of the first ground of my decision'. en dan
'my second ground'. ik kom daar ook nog op terug.
dat brengt mij dus dan bij vraag 2. waarom meent Foster dat het recht van Newgarth eigenlijk
niet van toepassing is. en welke conclusie verbindt hij daaraan?
ik ga voorlezen op pagina 16 onderaan, laatste volledige alinea. en ik lees verder op pagina
17. 'the first of this grounds...tweede alinea verder op de helft.. en dan sla ik 1 alinea over..
begin ik met i conclude.. en de alinea daaronder.. heeft die het over a new charter of
government appropiote to the situation in which they found themselfs.
dit was best een heleboel. laten we dit even verweren. dus als ik al zei begint foster met
compleet onbegrip ten opzichte van zijn collega. en zoals ik vertelde zegt hij eigenlijk: 'we
kunnen de grotverkenners eigenlijk niet veroordelen, want dan worden we zelf veroordeeld in
het tribunaal van gezond verstand (zo noemt Foster het). dat is toch eigenlijk zegt Lon fuller
en Foster, die zeggen daar verder niet veel over. maar het lijkt in ieder geval duidelijk, dat het
een soort verwijzing is naar een soort hoger recht, of een hogere vorm van rechtvaardigheid.
de redenering 1, die ik eigenlijk nu heb voorgelezen met u. die zegt eigenlijk. die begint
eigenlijk met de veronderstelling: het positieve recht van Newgarth, met andere woorden die
rigide strafbepaling, is niet van toepassing.
waarom is die niet van toepassing? die is niet van toepassing, omdat de veronderstelling van
het positieve recht voor een stelling van de gelding van het positieve recht is namelijk dat er
sprake is van samenleven. en Foster had het over peaceful coexesitence. in de grot was er
geen sprake van: samenleven. maar van: overleven. 'life only begin possible by the taking of
life'.
met andere woorden, omdat er in de grot geen sprake was van samenleven. is de conclusie, u
kunt het uitschrijven als sylogisme, is de noodzakelijke conclusie, dat het positieve recht van
Newgarth niet van toepassing is.
de vraag wordt natuurlijk dan: wat is er wel van toepassing? en daar gaat foster een klein
beetje schuiven. hij zegt eigenlijk 2 dingen zou je kunnen zeggen: hij heeft het ten eerste over
'the law of the state of nature' dus een soort het recht van de natuurtoestand, zou je letterlijk
kunnen vertalen. u zou het natuurrecht kunnen noemen.
dus bij hobbes, zie je een zo'n soort natuurrecht, hobbes die u wellicht heeft gelezen
bij encyclopedie 1.
,het is in ieder geval een recht, dat het dus toestaat om in geval van overleven een ander te
doden. dus dat is het eerste antwoord. wat wel van toepassing is: het natuurrecht. Hij noemt
het dus ook wel: a new charter of government. en dat zou je kunnen vertalen als: een nieuwe
sociale contract.
wat is dat sociale contract dan? dat is die dobbelovereenkomst. dus Foster lijkt te suggereren,
die dobbelovereenkomst in die mini samenleving in de grot is eigenlijk: een nieuw sociaal
contract. en die regels waren van toepassing met dezelfde conclusie als gevolg. namelijk, dat
de andere grotverkenners: Whetmore mochten doden.
dus dat is eigenlijk samen het antwoord op: vraag 2.
dan gaan we naar vraag 3.
vraag 3:gaat precies over die tweede redenering. de vraag: Foster betoogde 'trouw aan de wet'
betekend, dat je als rechter het doel van de wet probeert te realiseren. welke argumenten voert
hij daarvoor aan? vindt u in zijn reconstructie van het doel van de wet in kwestie
overtuigend?
met beide redeneringen van Foster gaat hij de grotverkenners vrij pleiten. dus we hebben de
eerste redenering nu helemaal gevolgd. laten we kijken waar de tweede redenering naar toe
leidt.
ik ga lezen: pagina 18 de allerlaatste alinea. die begint met:'this concludes the explosition of
the first ground of my decision. my second ground.. '
dus ik pauzeer even met voorlezen. om te samenvatten wat we eigenlijk gelezen hebben:
dus tweede redenering van Foster begint eigenlijk met:
- de veronderstelling. startpunt van die tweede redenering is: het positieve recht van Newgarth
is wel van toepassing.
met andere woorden fosters taak is nu: hij wil de grotverkenners vrij pleiten. de uitdaging
voor foster is nu om een manier vinden om die hele rigide strafrecht bepaling buiten werking
te stellen.
en hij begint met iets algemeens te zeggen over interpretatie, namelijk: je moet altijd als
rechter redelijk interpreteren. redelijk interpreteren.
,en hij maakt ook het onderscheid tussen wat we in het Nederlands zouden noemen: de letter
van de wet en de geest van de wet. De letter van de wet: dus wat er letterlijk staat als je
letterlijk leest wat er in de strafwet staat. dan hebben de grotverkenners eigenlijk geen kans.
dus de letter van de wet.
en ook de geest van de wet.
hij gaat iets doen. eigenlijk zou je kunnen zeggen met dat idee van .. wat is dat voor wet. en
hij zegt dus dat je altijd redelijk moet interpreteren. Redelijke interpretatie betekend: dat je
altijd kijkt naar het doel van de wet. dus wij juristen noemen dat een: theologische
interpretatie.
en volgens Foster heeft de strafwet van Newgarth ook maar 1 doel. en dat doel is:
afschrikking. dus wat hij nu gaat doen. en dat ga ik eerst met u lezen: laten zien waarom de
strafwet van Newgarth niet afschrikwekkend kon werken voor de grotverkenners.
ik lees verder op pagina 19 onderaan. de een na laatste alinea. en daarvoor heeft hij eigenlijk
de notie van zelfverdediging. dus
een strafuitsluitingsgrond geïntroduceerd: zelfverdediging.
hij gaat nu zelfverdediging en afschrikken met elkaar verbinden.
dus wat zegt redenering 2? op welke tweede manier gaat Foster de grotverkenners vrij
pleiten?
nou, zoals ik al tegen u zei: hij begint met te zeggen het positieve recht van Newgarth is wel
van toepassing. maar het moet altijd redelijk, of intelligent noemt hij het ook wel, worden
geïnterpreteerd. en dat betekend altijd dat we moeten kijken naar: het evidente doel van een
wet. dus het moet theologische worden geïnterpreteerd.
dan wordt duidelijk: dat de grotverkenners niet wederrechtelijk hebben gehandeld, want wat is
dat dat doel? dat doel: is afschrikking. iemand die handelt uit zelfverdediging zou altijd
zichzelf verdedigen en niet nadenken van: 'nee ik mag me zelf niet verdedigen, want de
strafwet zegt dat dat niet mag'.
dus met andere woorden iemand die zichzelf verdedigt: voor zo'n persoon werkt de strafwet
niet afschrikwekkend claimt foster. in de grot is de werking van de strafwet niet
afschrikwekkend. en dus is niet van toepassing zegt foster. en kun je er een uitzondering op
claimen, namelijk zelfverdediging. als we dat naar het Nederlands recht zouden vertalen zitten
we bij: noodweer of noodweer excess.
dus dit waren: vraag 2 en 3.
en dit was ook de redenering van Foster.
,en u heeft dus gezien dat na een rechter die de grotverkenners uiteindelijk eerst wil
veroordelen (Truepenny) een rechter komt die daar radicaal mee oneens is (foster) die de
grotverkenners eerst ellemans wil veroordelen en zelfs 2 compleet verschillende redeneringen
heeft om ze te vrij te pleiten.
goed, dan hebben we eigenlijk foster's vragen: vraag 2 en vraag 3 behandeld.
eerst nog gezien dat er dus bij Foster iets van de natuurrecht denken terug komt. die tweede
redenering die sluit beter aan bij een andere stroming in de rechtsfilosofie, dat is het
constructivisme.
en net als het natuurrecht, maar wel op een hele manier zou je kunnen zeggen.
constructivisme, de waarde van rechtvaardigheid naar voren halen als belangrijkste waarde
voor het recht.
we zullen Ronald Dworkin in week 2 tegenkomen als de constructivist. eigenlijk de vader
van het constructivisme.
en de conclusie van foster: de grotverkenners gaan vrijuit.
tatting
dit brengt mij naar de volgende rechter, dat is rechter tatting.
en daar gaat 1 vraag over. rechter tatting is wel een aparte rechter, ze zijn allemaal aparte
rechters, maar rechter tatting is zeker een aparte rechter omdat rechter tatting uiteindelijk niet
gaat beslissen.
hij gaat geen beslissing nemen.
maar waarom is rechter tatting, dan toch heel belangrijk voor Lon Fuller? waarom heeft fuller
hem erin gezet? u kunt eigenlijk een beetje raden daarna, maar wat rechter tatting heel goed
doet is: kritiek leveren vooral op de rechter die net voor hem kwam, dus Foster.
dus hij heeft zowel kritiek op de eerste als op de tweede redenering van Foster.
kritiek op die eerste redenering. ik nodig u uit om dat even zelf te lezen. dus u ziet op
pagina 20 begint het betoog van tatting eigenlijk vanaf die tweede alinea begint hij met:
vragen te stellen bij die eerste redenering van Foster.
hij zegt eigenlijk:
- hoezo natuurtoestand?
- waarom natuurtoestand?
- hoe zit dat nou precies?
en waar wij vooral naar gaan kijken bij vraag 4 is eigenlijk zijn kritiek op de tweede
redenering van foster. misschien is het goed om al wel te zeggen, dat je ook bij tatting
verschillende rechtsfilosofische stromingen kunt vinden, die aan hem gekoppeld kunnen
worden.
, en 1 daarvan is het: rechtsrealisme. waar we in week 3 bij stil zullen staan. en dat is een
stroming die vooral laat zien dat de claim van rationaliteit van het recht eigenlijk onhoudbaar
is, omdat er bijvoorbeeld ook emoties meespelen altijd.
vraag 4 zegt: welke argumenten brengt tatting tegen fosters methode van rechtsvinding in?
en ik wil met u een stuk lezen op pagina 22. ik begin bovenaan bij de eerste volledige zin. en
wat tatting gedaan heeft is eigenlijk naar die uitzondering van zelfverdediging kijken. en hij
heeft jurisprudentie gevonden, die de redenering van foster ondersteunt. maar hij heeft ook
redenen gevonden om aan foster te twijfelen.
nou, de kritische vragen met betrekking tot foster 1 waar u dus zelf een stukje moet lezen. die
gaan over die vraag: over die natuurtoestand. dus hij stelt een aantal hele relevante vragen
daar bijvoorbeeld:
- wie bepaald de invulling van het natuurrecht?
- wat is dan die invulling dan precies?
- hoelang duurt die natuurtoestand?
- wanneer gaat de natuurtoestand precies in? op het moment dat die grot geblokkeerd was of
niet.
hij stelt ook vragen over de inhoud van dat sociaal contract, die dobbelovereenkomst.
- kun je überhaupt contracteren over de dood? is dat niet iets heel vreemds? is dat niet iets
wat eigenlijk heel verboden is?
daar gaat ook dat krantenartikel uit de volkskrant over. dit was een zaak uit 2006, die opzien
baarde omdat iemand heeft gedood en ook een deel van zijn lichaam gegeten. en dat was
allemaal van te voren afgesproken. en dat was allemaal tussen die 2 mannen. en uiteindelijk
zei de Duitse rechter dus: dat dat niet kon.
en ten slotte stelt tatting ook de vraag:
- naar het terugtrekken van Whetmore. was het wel zo dat iedereen had ingestemd met dat
contract? was het niet zo dat Whetmore zich op tijd heeft teruggetrokken?
dit is vraag 4 dan. die zoals ik al zei, die gaat eigenlijk in op de kritiek op de tweede
redenering van Foster. welke argumenten brengt tatting tegen fosters methode van
rechtsvinding in.
daar heb ik dus een stuk met u gelezen. en hij stelt daar een aantal vragen. hij zegt eigenlijk
daar:
- nou prima, daar is die uitzondering die Foster presenteert. en ik heb daar inderdaad in ieder
geval 1 arrest, commen well vs. perry, gevonden. dat die uitzondering ondersteunt. maar hoe
zit het nou met dat afschrikken?
- is het niet zo dat de strafwet meerdere doelen heeft? bijvoorbeeld preventie, vergelding of
rehabilitatie.
- en wat doe je nou eigenlijk vraagt tatting zich af als er meerdere doelen zijn?
- en als die doelen zich ook nog elkaar tegenspreken. wat doe je dan precies als rechter?