Examenmatrijs – burgerlijk procesrecht
Code 1.1 De kandidaat beschrijft wat het burgerlijk procesrecht inhoudt en wanneer
het van toepassing is.
Het burgerlijk procesrecht is een rechtsgebied dat valt onder het privaatrecht; het regelt de
verhoudingen tussen de partijen in een civiele procedure. Kort gezegd: het gaat over de regels die
betrekking hebben op de rechtsgang bij de civiele rechter.
Het privaatrecht valt in te delen in het formeel recht en het materiële recht.
Het formeel rechtsgebied geeft regels voor het geval er problemen ontstaan over de rechten en
plichten uit het materiële deel van het privaatrecht.
Het burgerlijk procesrecht valt dus onder het formele privaatrecht.
We zeggen ook wel: het formeel recht beschrijft de handhaving van het materieel recht.
Het procesrecht beschrijft: hoe een gerechtelijke procedure in gang moet worden gezet, het
verloop van een gerechtelijke procedure, de rechterlijke uitspraken na een procedure, de
tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken, het rechtsmiddel die tegen rechterlijke uitspraken
mogelijk zijn, zijn: arbitrage; bindende geschillenbeslechting door niet-rechters.
Code 1.11 De kandidaat stelt voor een situatie vast welke rechter bevoegd is volgens
de regels van de absolute competentie.
Welk type gerecht is bevoegd kennis te nemen van de zaak? (Art. 2 wet RO): = absolute
competentie
Rechtbank (11 locaties), het gerechtshof (4 locaties) & de hoge raad (1 locatie).
De behandeling in eerste aanleg (dus: de eerste behandeling van de zaak) wordt altijd gedaan door
de rechtbank: deze kunnen worden behandeld door de kantonrechter of de civiele kamer, de civiele
kamer behandeld alle zaken die niet door de kantonrechter worden behandeld.
De kantonrechter behandeld zaken: met vorderingen tot en met 25.000 euro en aardlagen
aardzaken: huur, huurkoop, pacht, arbeid, Consumentenbond, consumentenkrediet tot 40.000 euro
en agentuur.
Bij waarde zaken wordt alleen gekeken naar de hoogte van de vordering; niet naar
nevenvorderingen. Rente van voor de dagwaarde mogen wel worden meegerekend met waarde
zaken. Er zijn verschillende sectoren binnen de rechtbank die een bepaald soort zaak behandelen.
Het Gerechtshof behandelt zaken in hoger beroep. Hoger beroep kan alleen worden ingesteld tegen
zaken met een vordering van 1.750 euro of meer (art. 60 wet RO) en tegen aardzaken (ongeacht de
vordering).
Het Gerechtshof van Amsterdam heeft als enige een ondernemingskamer.
De Hoge Raad behandeld zaken in cassatie en beoordeeld een uitspraak van een lagere rechter
(gerechtshof) op juridisch technische gronden: onjuiste rechtsopvatting (het recht is niet goed
toegepast) of verzuim van vormen (fouten in de procedure).
Lagere rechters kunnen ook prejudiciële vragen aan de hoge raad stellen. De lagere rechter wil dan
uitleg over een bepaalde rechtsregel.
Arrondissement: het gebied waarbinnen rechtbanken werken.
Resort: het gebied waarbinnen gerechtshoven werken.
, Code 1.12 De kandidaat stelt voor een situatie vast welke rechter bevoegd is volgens
de regels van de relatieve competentie.
In welke plaats is de rechter bevoegd kennis te nemen van een zaak? = relatieve competentie
- Hoofdregel (art. 99 RV): de rechter van de woonplaats van de gedaagde is bevoegd kennis te
nemen van de zaak.
- Uitzonderingen: als de wet een uitzondering maakt, of bijvoorbeeld bij arbeidszaken: de rechter
van de plaats waar het arbeid wordt verricht is bevoegd kennis te nemen van de zaak (art. 100
RV).
Code 1.4 De kandidaat stelt voor een situatie vast wat de benaming is van de
verschillende betrokkenen bij een civiele procedure (rechter, advocaat, gemachtigde,
eiser, gedaagde, verzoeker, verweerder, appellant, geïntimeerde).
- Rechter: een rechter is iemand die rechtspreekt, de rechter is wettelijk verplicht oordeel uit te
spreken over een concreet geschil dat hem voorgelegd wordt; daarbij wordt rekening gehouden
met: de wet, de jurisprudentie, de algemene rechtsbeginselen en de gewoonte.
- Advocaat: de advocaat is de raadsman die de gedaagde bijstaat in zijn proces (bij de
kantonrechter mag dit bij alle overige rechters is dit verplicht).
- Gemachtigde: een gemachtigde is iemand die bevoegd is om iemand te vertegenwoordigen in
een juridische procedure in zaken bij de kantonrechter.
- Eiser: is de procespartij die de civiele procedure begint, de eiser wil van de rechter een
bepaalde beslissing.
- Gedaagde: is de andere procespartij, die de tegenstander is, de gedaagde moet zich in het
proces verdedigen.
- Verzoeker: is de eiser
- Verweerder: is de gedaagde
- Appellant: degene die een hoger beroep instelt tegen een uitspraak van een rechter in eerste
aanleg.
- Geïntimideerde: de gedaagde (verweerder) partij in hoger beroep. Hoef je voor deze toets niet
te kennen, voor het examen wel.
Code 1.5 De kandidaat benoemt de ambtelijke taken van de gerechtsdeurwaarder in
het civiel procesrecht.
De functie als ambtenaar van de gerechtsdeurwaarder is als volgt:
- De gerechtsdeurwaarder is bij koninklijk besluit benoemd.
- En de gerechtsdeurwaarder is onbezoldigd (dus niet door de staat betaald).
Ambtshandelingen zijn:
- Betekenen van exploten (o.a. Dagvaardingen)
- Tenuitvoerleggen van uitspraken van de rechter (= executoriaal beslag)
- Beslag leggen (tijdens of na de uitspraak) (= conservatoir beslag)
- Niet ambtelijke taken zijn: incasso en juridisch advies.
Code 1.18 De kandidaat omschrijft de begrippen griffierechten en rol.