Inhoud
Anatomie - Inleiding anatomie, fysiologie en biomechanica ................................................................ 2
Anatomie – nomencultuur ..................................................................................................................... 4
Anatomie – onderbeen, enkel en voet .................................................................................................. 7
Anatomie – de voet .............................................................................................................................. 15
Anatomie – heup .................................................................................................................................. 16
Anatomie – wervelkolom 1 .................................................................................................................. 21
Anatomie – wervelkolom 2 .................................................................................................................. 23
Anatomie – wervelkolom 3 .................................................................................................................. 29
Anatomie – SI-gewricht en bekken ...................................................................................................... 31
Anatomie – looppatroon ...................................................................................................................... 35
,Anatomie - Inleiding anatomie, fysiologie en biomechanica/ weefselleer
- De student kan de inhoud van de biomedische vakken anatomie, fysiologie en biomechanica globaal herkennen.
- De student kan de onderlinge samenhang aangeven van de biomedische vakgebieden anatomie, fysiologie en
biomechanica.
- De student kan het ontstaan van de biomedische vakken anatomie, fysiologie en biomechanica globaal benoemen
aan de hand van een aantal historische ontwikkelingen.
- De student kan de basale anatomie en functie van de huid beschrijven.
Anatomie = leer van de bouw van het lichaam -> bot, spier, zenuw, gewricht, bloedvoorziening etc.
Fysiologie = leer van natuurlijke levensverrichtingen- en verschijnselen (processen en functies)
cel -> weefsel -> orgaan -> orgaansysteem -> organisme
Biomechanica = werking en effecten van mechanische krachten op het lichaam
druk-, trekkracht, evenwicht, momenten, etc.
Geschiedenis van de medische wetenschap±
- 460-377 v.Chr. Hippocrates van Kos: keek naar de natuurlijke oorzaak van de ziekte en had
hygiëne hoog staan. 4 elementen: slijm, bloed, gele gal, zwarte gal
- 130-216 Galenus: koppeling 4 elementen aan grondkwaliteiten (koud, warm, vochtig, droog)
- 1514-1564 Andreas Vesalius: deed onderzoek op lijken, daaruit ontstond de goede anatomie.
Verworp theorieën Galenus. Grondlegger anatomie.
- 1594 Opening anatomisch theater: lijk tentoongesteld, studenten eromheen, ontleden.
Daarna nog allerlei ontdekkingen gedaan, gedetailleerde onderzoeken. Behandelingen zijn
minimaler geworden, niet zomaar van alles verwijderen uit het lichaam.
Orthese (vervanging van functies) en prothese (vervanging van lichaamsdeel)
De huid: (volwassenen 1,2 – 2,3 m2)
- Communicatie: uiterlijk, mimiek, verzorging, etc.
- Sensibiliteit (zintuigelijke waarneming): karakteristieke sensoren ->
specifieke waarneming
- Bescherming: water, tegen slijtage, mechanische invloed op inwendige
organen, chemische stoffen, virussen, uv straling, tempartuurinvloeden
(vet), etc.
- Temperatuurregeling (homeothermie)
o Moet tempratuur omhoog -> vaatverwijding
o Moet tempratuur omlaag -> ververnauwing
- Productie: hoornlaag, haren, nagels
- Reservoirfunctie
- Epidermis = opperhuid
- Dermis of Corium = lederhuid
- Hypodermis = subcutis = onderhuidse bindweefsel
Epidermis bestaat uit verhoornend meerlagig (plaveisel)epitheel.
- Stratum corneum = hoornlaag
- Stratum basale = kiemlaag/ diepste laag -> zorgt voor aanmaak nieuwe cellen (keratinocyten)
- 85% keratinocyten, 15% melanocyten
o Keratinocyten -> huidcellen
o Melanocyten -> procedure melanine – zorgt voor verkleuring (pigment)
Pagina | 2
,Dermis:
- Bevinden zich de haarzakjes
- Bindweefsel heeft een steunende, dan wel verzorgende functie. Bindweefsel beschermt de organen en bepaalt
hun vorm.
o Collagene vezels: bestaan uit het eiwit ‘collageen'.
▪ De vezels zorgen dat het bindweefsel niet oneindig kan worden uitgerekt en daardoor
behoudt het lichaam zijn vorm.
o Elastische vezels: zijn dunner en -zoals de naam al aangeeft- heel elastisch.
▪ Met al hun vertakkingen vormen ze een heel netwerk.
▪ komen bijvoorbeeld voor in wanden van bloedvaten, omdat die juist heel rekbaar moeten zijn
o Vezels: filamenten: lange dunne draden van eiwit
- Bundels collagene vezels, evenwijdig aan oppervlakte en daartussen elastische vezels.
Huidlaag wisselend in dikte: ventraal dikker dan dorsaal. Bij mannen dikker dan bij vrouwen.
- De grens tussen de dermis en epidermis is golvend: in de diepte uitstekende richels van de epidermis sluiten mooi
om de bindweefselpapillen van de dermis.
o Meest op plaatsen waar de hoornlaag dik is (hand, vingers en voetzool).
o Hier vertoond ook het oppervlak van de huid duidelijke richels en plooien.
o Huidplooien komen overeen met de bindweefselpapillen en de lijsten komen overeen met de
epidermisrichels.
Hypodermis – subcutis:
- Onderhuids bindweefsel
o Losmazig bindweefsel
▪ bestaat uit een combinatie van collagene en elastische vezels.
▪ Daardoor is het eenvoudig te vervormen, maar heeft het weinig weerstand tegen rek.
▪ Het ondersteunt bijvoorbeeld de zenuwcellen, bloedvaten en spieren.
o Fascia -> in diepste laag, verdichting van collagene vezels
▪ is het vliesachtig weefsel dat alle spieren en organen omhult en alles in het lichaam verbind en
ondersteund.
▪ Het omhult onze hersenen, ruggenmerg, organen en spieren. Het is echter veel meer dan een
noodzakelijke opvulling in het lichaam om spieren en organen op hun plek te houden en steun
en stevigheid te geven.
o Vetcellen
o Soms -> spierweefsel
Vanuit de subcutis naar de dermis:
- Arterieel (slagader), venues (ader)
o Verbinding aderen heet arterioveneuze anastomosen
- Haarvaten = capilair netwerk
(13
)
Pagina | 3
, Anatomie – nomencultuur
- De student kan de gebruikelijke anatomische benamingen voor de diverse bewegingsvlakken- en assen van het menselijk
lichaam (m.n. vanuit anatomische positie) benoemen.
- De student kan de basale anatomische bouw van een gewricht uitleggen.
- De student kan het onderscheid tussen verschillende typen gewrichten benoemen en kan uitleggen welke consequenties
dit heeft voor de mogelijke bewegingsrichtingen.
- De student kan bewegingen van lichaamsdelen en/of botstukken aangeven met de juiste anatomische benamingen.
Nederlands Grieks Latijn
Hoofd Cephal- Capit-
Hersenen Encephal- Cerebr-
Boven Hyper- Super-
Vinger Dactyl- Digit-
Neus Rhin- Nas-
Nier Ren
Hart Card Corgj
er omheen Iets ervoor = een prefix Peri
Voor ->Toevoeging aan het woord Pre
Na Post
Uni Één
Bi Twee
Medische specialist Iets er na = een suffix -ioloog
Ontsteking -> toevoeging aan het woord -itis
Tumor -oma
Bot Os-
Bijnier Prefix + stam + suffix Adren
Hormoon uitgescheiden door bijnier Adrenaline
Ontsteking hartzakje Pericarditis
Structuur Afkorting Nederlands
Enkelvoud Meervoud
Os Os ossa Bot
Musculus m. mm. Spier
Arteria a.. aa. Slagader
Vena v. vv. Ader
Nervus n. nn. Zenuw
Ligamentum Lig. Ligg Gewrichtsband
Articulatio Art. Artt. Gewricht
Caput Kop
Collum Hals
Tuberculum Knobbel
Tuberositas Ruwe verhevenheid
Condylus Knopvormiguitsteeksel
Processus Uitsteeksel
Crista Kam/richel
Pagina | 4