Collegedictaat
Goederenrecht
University of Applied Sciences /Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
(HAN)
Shirley Slaats (528485)
,Inhoudsopgave
College 1: Inleiding goederenrecht 1
College 2: Bezit en houderschap 7
College 3: Eigendom en overig toebehoren 12
College 4: Originaire wijzen van verkrijging 17
College 5: Derivatieve wijze(n) van verkrijging: overdracht 22
College 6: Derdenbescherming bij verkrijging van goederen 24
College 8: Eigendomsvoorbehoud 27
College 9: Bijzondere overdrachten 29
College 12: Beperkte rechten, algemeen en beperkte zekerheidsrechten
33
College 13: Beslag, verhaal en voorrang 38
1
,College 1: Inleiding goederenrecht
In vermogensrecht kunnen we twee rechtsgebieden van elkaar
onderscheiden:
Het goederenrecht heeft betrekking op de rechtsverhoudingen tussen
rechtssubjecten en goederen en is, zoals hiervoor reeds is opgemerkt,
geregeld in de Boeken 3 en 5. Het goederenrecht bevat merendeels
dwingend recht. Het verbintenissenrecht regelt de rechtsverhoudingen
tussen rechtssubjecten onderling en is in hoofdzaak geregeld in Boek
6. Het verbintenissenrecht bevat voornamelijk regelend recht.
Voorbeeld goederenrecht
Een voorbeeld van een regel die ziet op de verhouding tussen burgers
en goederen is art. 5:3 BW; de eigenaar van een zaak is eveneens
eigenaar van haar bestanddelen. De eigenaar van een fiets is derhalve
ook eigenaar van het zadel, het stuur en de trappers.
Voorbeeld Verbintenissenrecht
Een voorbeeld van een regel die ziet op de verhouding tussen burgers
onderling is art. 6:27 BW; degene die een individueel bepaalde zaak
moet afleveren is verplicht tot de aflevering van deze zaak zorg te
dragen zoals een zorgvuldig schuldenaar betaamt. De schuldeiser kan
er jegens de schuldenaar aanspraak op maken dat laatstgenoemde
deze verplichting ook daadwerkelijk nakomt.
Goederen, zaken en vermogensrecht in het burgerlijk wetboek
Goederen
Art. 3:1 geeft een definitie van goederen. Goederen zijn alle zaken en
alle vermogensrechten. De term vermogensrechten wordt in dit
verband gebruikt in de betekenis van subjectief recht; een specifiek
recht dat aan een bepaald persoon toekomt.
Registergoederen
Registergoederen zijn goederen waarvan voor de overdracht of
vestiging inschrijving in de openbare registers noodzakelijk is, art.
3:10.
Zaken
Zaken zijn voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten, zo
leert art. 3:2. Objecten die bij maat of gewicht zijn aangeduid zijn,
evenals dieren, zaken in de zin van art. 3:2.
Zaken: roerend en onroerend
Onroerend zijn ingevolge art. 3:3 lid 1 de grond, de nog niet gewonnen
delfstoffen, de met de grond verenigde beplantingen alsmede de
gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij
rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen. Art. 3:3 lid
2 bepaalt vervolgens dat alle zaken die niet onroerend zijn, roerend
zijn.
Bestanddeel
2
, Art. 3:4 regelt wat er onder bestanddeel moet worden verstaan; twee
criteria worden gegeven:
- Krachtens art. 3:4 lid 1 is al hetgeen krachtens verkeersopvatting
onderdeel uitmaakt van een zaak, bestanddeel van de betreffende
zaak.
- Door middel van hechte fysieke verbinding krachtens art. 3:4 lid 2
wordt een zaak die zodanig met een hoofdzaak is verbonden dat deze
niet daarvan kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van
betekenis wordt toegebracht aan één van beide zaken, bestanddeel
van de hoofdzaak.
Beperkte rechten
Een beperkt recht is een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend
recht. Dit meer omvattende recht is op zijn beurt weer bezwaard met
het beperkte recht (art. 3:8). Een beperkt recht is altijd een afsplitsing
van een moederrecht. De beperkte rechten zijn geregeld in de Boeken
3 en 5 BW.
Afhankelijke rechten
Een afhankelijk recht is een recht dat in zodanige verbinding staat met
een ander recht dat het niet zonder dat andere recht kan bestaan (art.
3:7). In de literatuur spreekt men ook wel van accessoirrecht in plaats
van afhankelijk recht. Kenmerk van een afhankelijk recht is dat het
geen zelfstandig goederenrechtelijk bestaan kan leiden.
Plaats goederenrecht in BW
Boek 3, algemeen deel
Boek 5, zakelijke rechten
Maar:
Ook boeken 6, 7, 7A en 8 m.b.t. vermogensrechten
Boek 1 m.b.t. huwelijksvermogensrecht
Boek 2 m.b.t. aandelen
Boek 4 m.b.t. erfrecht
Gelaagde structuur: van algemeen naar bijzonder, schakelbepalingen
Kenmerken goederenrecht:
Met betrekking tot goederenrechtelijke rechten kent de wet een
gesloten systeem. De gesloten systeem bestaat uit een tweetal
componenten.
De eerste component houdt in dat partijen niet bevoegd zijn buiten de
wet om nieuwe goederenrechtelijke rechten te creëren.
De tweede component bestaat hieruit dat partijen evenmin bevoegd
zijn de inhoud van de wel in de wet geregelde goederenrechtelijke
rechten naar eigen inzicht te regelen. Dit laatste is alleen anders
indien de wet uitdrukkelijk een afwijkende regeling toestaat.
Goederen, art. 3:1 BW
Zaken, artikel 3:2 BW: Vermogensrechten,
artikel 3:6 BW:
3
, Voor menselijke beheersing vatbareelementen: overdraagbaarheid
stoffelijk
stoffelijke objecten (eigendom) voordeel (toebehoren)
onroerend/roerend, art. 3:3:
(vereniging met) grond zie tevens HR Portacabin
Is de zee een zaak? Nee, want het is niet vatbaar, je kunt het niet in
bezit nemen en overdragen. Je kunt dat wel met een flesje gevuld met
water, dan heb je namelijk wel een zaak.
Zijn dieren zaken? Nee, dieren zijn geen zaken, art. 3:2a BW
Zijn mensen zaken? Nee, mensen zijn geen zaken
HR 31-10-1997: Portacabin
Een gebouw is onroerend in de zin van 3:3 BW als het bestemd is naar
aard en inrichting duurzaam ter plaatse te blijven (geen technische
verbinding nodig).
Gelet wordt op de bedoeling van de bouwer.
Dit moet naar buiten kenbaar zijn.
Zie ook Onroerende kabels (art. 5:20 lid 2)
2010: Havenkraan II/Woonark
Waarom is het van belang of iets een roerende of onroerende zaak is?
- Voor onroerende zaken moet je inschrijven (notariële akte) en bij
roerende zaken gewoon overdragen middels bezitsverschaffing.
- Het pandrecht vestig je altijd op roerende zaken en het hypotheekrecht
op onroerende zaken (over het algemeen is het recht van hypotheek
meer gewenst aangezien dit beter zichbaar is dan pand).
Welke algemene regel wordt door art. 5:20 lid 2 doorbroken?
Art. 5:20 lid 2 doorbreekt de regel van natrekking, het behoort niet toe
aan de eigenaar van de grond maar aan degene die het heeft
aangelegd. (Het arrest roerende kabels heeft gezorgd voor de komst
van art. 5:20 lid 2)
Arrest Portacabin
Op het terein van Buys was een portacabin geplaatst naast een
bedrijfsgebouw op hetzelfde perceel. De portacabin was door middel
van leidingen aangesloten op het gas-, water- en elektriciteitsnet, de
riolering en het telefoonnet. Eind 1990 verstrekt de Rabobank
kredieten aan Buys waarbij een recht van hypotheek op het
bedrijfsterrein en een bij notariële akte gevestigd pandrecht als
onderpand dient. Vervolgens heeft de Ontvanger executoriaal beslag
doen leggen op de roerende zaken die zich in het pand van Buys
bevonden, waarbij mede beslag werd gelegd op de portacabin als ware
het een roerende zaak. De Rabobank heeft in het geding gevorderd dat
voor recht zal worden verklaard dat de portacabin onder haar recht
van hypotheek valt wat zij op het bedrijfsperceel heeft. De Ontvanger
stelt zich op het standpunt dat de portacabin roerend is omdat zij niet
in de zin van art. 3:3 BW duurzaam met de grond verenigd was.
4