1. Week 1 artikel 1; Fried (2017) - Mental disorders as
networks of problems, a review of recent insights
Hoe verklaart het netwerkperspectief het ontstaan van mentale stoornissen?:
Mentale stoornis volgens netwerkperspectief; systeem van elkaar beïnvloedende symptomen.
Mentale stoornissen ontstaan als gevolg van causale relaties tussen symptomen
(complexity and individual variation in psychopathology)
Comorbiditeit:
Comorbiditeit ontstaat wnr er symptomen zijn die bij beide stoornissen voorkomen (=
brugsymptomen). Deze brugsymptomen kunnen er toe leiden dat een mentale stoornis een andere
mentale stoornis aanwakkert.
(er zijn geen duidelijke/scherpe grenzen tussen stoornissen, veel symptoom overlap tussen
diagnoses)
Hoe voorspelt het netwerkperspectief het ontstaan van mentale stoornissen?
- Hoe voorspellen waarschuwingssignalen psychopathologie?
Voordat iemand een mentale stoornis ontwikkeld, sprake van fasetransitie; bepaald de grens tussen
wel en niet hebben van mentale stoornis.
Transities worden vaak voorafgegaan aan critical slowing down; waarbij een systeem steeds meer
tijd nodig heeft om te herstellen van een gebeurtenis. & systeem steeds gemakkelijker te voorspellen
op bases vd voorafgaande staten.
(Emotienetwerken van individuen met een hoger risico om op lange termijn een depressie te ontwikkelen, worden gekenmerkt door een
trager herstel van een bepaalde storing (dwz de emotienetwerken van mensen met een hoger risico kunnen langzamer herstellen van het
effect van externe invloeden dan degenen met een lager risico)
Fasetransities zouden zichtbaarder worden wnr er hogere niveaus van connectiviteit aanwezig zijn.
Voor netwerken met zwak verbonden symptomen leiden negatieve externe condities (bijv. het
overlijden van een geliefde) tot een graduele toename van symptomen. Voor netwerken met sterk
verbonden symptomen leiden negatieve externe condities tot een spontane verschuiving van het
niet hebben van een mentale stoornis naar het hebben van een mentale stoornis.
(Netwerken met een zwakke connectiviteit kunnen zich gedragen als een continuüm als reactie op stress (d.w.z. geen plotselinge
faseovergang; psychopathologie is dimensionaal), terwijl netwerken met een sterke connectiviteit zich kunnen gedragen als gezond of
ongeordend (d.w.z. plotselinge faseovergangen; psychopathologie is categorisch).
- Wat zeggen netwerkkenmerken over de voorspelling van mentale stoornissen?
Onderzoek stelt dat groepsnetwerken met sterk verbonden symptomen kwetsbaarder zijn voor het
ontwikkelen van psychopathologie. De resultaten wijzen er op dat de aard vd symptomen, ipv de
hoeveelheid symptomen, een belangrijkere rol zou kunnen spelen bij het voorspellen van het
ontstaan van mentale stoornissen. Dit brengt ons naar het onderwerp van centraliteit.
,Wat is centraliteit binnen het netwerkperspectief
= het belang van een symptoom in een netwerk.
Als een bepaald symptoom veel verbindingen heeft met andere symptomen in het netwerk heeft het
hogere centraliteit . Als een persoon een symptoom ontwikkeld dat zeer centraal is, loopt deze
persoon meer risico op het ontwikkelen van andere symptomen.
* Taken together, the network approach offers a promising conceptual framework to further develop
personalized medicine in psychiatry
Klinisch onderzoek;
(1) Het netwerkkader genereert specifieke hypothesen over de behandeling van aandoeningen
die moeten worden onderzocht. (& behandeling comorbide aandoeningen)
(2) Moet worden onderzocht of het ingrijpen op centrale symptomen daadwerkelijk voordelen
oplevert voor patiënten
(3) De moeite waard zijn om het netwerkperspectief toe te passen op nog niet onderzochte
psychische stoornissen
Methodologisch onderzoek
(1) Welke variabelen in psychopathologische netwerken moeten worden bestudeerd?
(2) Probleem: tijdsbestek waarop symptomen of emoties moeten worden gemeten.
(3) Belangrijk punt: generalisatie van resultaten op groepsniveau naar het individuele niveau,
aangezien veel netwerkstudies op groepsniveau hebben geïmpliceerd dat de geïdentificeerde netwerkstructuur van de bevolking min of meer een
afspiegeling is van de netwerken van alle individuele deelnemers.
(4) Ten slotte analyseerden talloze netwerkpapieren gegevens die een overslaan-structuur
bevatten (maar alleen omdat iemand de kernsymptomen niet onderschrijft, wil nog niet
zeggen dat de persoon geen andere MDD-symptomen kan vertonen.)
2. Week 2 artikel 1; Clark (1999) - Anxiety disorders,
why they persist and how to treat them
Welke processen spelen mogelijk een rol bij de instandhouding van een angststoornis?
Angststoornissen worden gekenmerkt door vervormde overtuigingen over de gevaren van bepaalde
situaties en/of interne stimuli. Patiënten met een angststoornis overschatten de gevaren van deze
stimuli vaak. Waarom bestaan deze vervormde overtuigingen? Met andere woorden: als de wereld
niet zo gevaarlijk is als de patiënt denkt, hoe kan het dan dat de patiënt dit niet inziet en zijn
overtuigingen aanpast? In dit artikel worden 6 processen besproken die aan deze angst-gerelateerde
,overtuigingen ten grondslag kunnen liggen en wordt de empirische status van ieder van deze
processen beoordeeld. Het gaat om de volgende zes processen:
- Veiligheid zoekend gedrag
- Selectieve aandacht (attentional deployment)
- Spontane beelden
- Emotioneel redeneren
- Geheugenprocessen
- De aard van de waargenomen dreiging
Veiligheid zoekend gedrag
Veiligheid zoekend gedrag = gedrag dat wordt uitgevoerd om te voorkomen (/ minimaliseren) dat
een bepaalde catastrofe plaatsvindt. Dergelijk gedrag verklaart vaak wrm het niet voorkomen van
een gevreesde gebeurtenis de negatieve overtuigingen van patiënten niet verandert. VB/ een
hartpatiënt blijft denken dat hij kan sterven tijdens een paniekaanval, omdat elke keer als hij een
paniekaanval krijgt, hij gaat zitten, rust neemt, en zijn ademhaling vertraagt (veiligheid zoekend
gedrag). De patiënt gelooft, ten onrechte, dat het uitvoeren van dit gedrag de enige reden is dat hij
niet doodgaat. Dit veiligheid zoekend gedrag houdt dus de vervormde/negatieve overtuigingen in
stand. Dit is bevestigd in meerdere studies. Zoals verwacht leidt de conditie waarbij het veiligheid
zoekend gedrag wordt weggenomen tot een significante afname van de negatieve overtuigingen en
van de angstproblematiek.
Selectieve aandacht
Selectieve aandacht voor aanwijzingen voor bepaalde bedreigingen speelt mogelijk ook een rol bij
de instandhouding van angststoornissen. Uit recent onderzoek blijkt dat niet alleen aandacht
richting bedreigingen, maar ook aandacht weg van bedreigingen een rol speelt bij angststoornissen.
Aandacht richting bedreigingen komt vooral voor bij de paniekstoornis en hypochondrie. Aandacht
weg van bedreigingen komt vooral bij de sociale angststoornis. Mensen met sociale angsten hebben
de neiging om weg te kijken, dus niet naar anderen te kijken, in gevreesde sociale situaties. Er is hier
dus sprake van selectieve aandacht weg van bepaalde "bedreigingen" of stimuli.
Spontane beelden
Een ander proces dat een rol kan spelen bij angststoornissen wordt gevormd door spontane, mentale
beelden. Het beeld waarin iemand zijn angst "ziet" speelt een belangrijke rol bij het vergroten van de
perceptie van bedreiging. Veel patiënten met een paniekstoornis hebben bijvoorbeeld mentale
beelden van fysieke of mentale catastrofes, zoals een hartaanval of het verliezen van controle.
Emotioneel redeneren
Individuen met een hoge en lage mate van sociale angst werden gevraagd een toespraak te houden
over een onbekend onderwerp. Deze taak maakte beide groepen angstig. Na het geven van de
speech beoordeelden de deelnemers de mate waarin ze tijdens de toespraak lichamelijke
gewaarwordingen hadden opgemerkt en hoe angstig ze dachten dat ze waren. Een onafhankelijke
waarnemer beoordeelde ook hoe angstig ze er eigenlijk uitzagen. Binnen de hoge sociale angst groep
was waargenomen lichamelijke sensaties significant gecorreleerd met zelfbeoordelingen, maar niet
met de beoordeling van de onafhankelijke waarnemer. Bovendien, hoe meer lichamelijke
gewaarwordingen de hoog sociaal angstige individuen opgemerkt hadden, hoe meer ze zichzelf
overschatten (zelf-beoordelingen minus waarnemers beoordelingen) over hoe angstig ze eruit zagen
en hoe meer globaal positief gedrag onderschatten (zelfverzekerd, zelfverzekerd enz.). Geen van
deze correlaties was significant in de lage sociale angst groep.
Dit algemene patroon van resultaten suggereert dat sociale angst gedeeltelijk wordt gehandhaafd
, door de manier waarop patiënten ervaren lichaamssensaties gebruiken om onjuiste gevolgtrekkingen
te maken over hoe angstig ze lijken en hoe slecht ze overkomen. Dit is een specifiek exemplaar van
een proces dat ook wel emotioneel redeneren wordt genoemd.
Geheugenprocessen
Ten minste twee typen van geheugenprocessen kunnen bijdragen aan het onderhouden van
angststoornissen.
- (1) de neiging die angstige individuen hebben om selectief informatie te vergaren die hun
ergste angsten bevestigd. Een studie vond bijv dat mensen met een sociale angststoornis de
neiging hebben om na het geven van een speech meer negatieve woorden te onthouden dan
positieve woorden. Er is dus sprake van geheugen bias.
- (2) een dissociatie tussen expliciet en impliciet geheugen , ofwel tussen recall en priming. Dit
komt vooral voor bij patiënten met een posttraumatische stressstoornis (PTSS).
De aard van de waargenomen dreiging
Te maken met de manier waarop iemand de symptomen ervaart. Logischerwijs richt een groot deel
vd behandeling zich op de traumatische gebeurtenis zelf. Desalniettemin is de interpretatie die de
patiënt aan die gebeurtenissen geeft in de eerste dagen en weken na die gebeurtenis ook erg
belangrijk. Wnr de patiënt de symptomen negatief interpreteert als indicatie van gek worden,
controle verliezen, of een narcotisch persoon worden, dan kan dit leiden tot suppressie en andere
disfunctionele strategieën. Studies hebben aangetoond dat er een positieve correlatie is tussen de
initiële interpretatie die patiënten geven aan hun PTSS symptomen en de daaropvolgende ernst en
hardnekkigheid van de PTSS. Hieruit volgt dat het belangrijk is om in de therapie te focussen op de
interpretaties die de patiënt heeft betreffende de gebeurtenis.
Wat zijn de kenmerken van de Oxford benadering?
Dit deel gaat over een cognitieve behandelmethode voor angststoornissen, die is ontwikkeld door de
onderzoeksgroep van de auteurs: de Oxford benadering (in het Engels: Oxford approach).
De behandeling begint met het opstellen van een idiosyncratisch model. De behandelaar probeert
de patiënt in te laten zien hoe specifieke triggers voor diens angst leiden tot negatieve, automatische
gedachten, die vervolgens weer gerelateerd zijn aan de gevreesde uitkomsten en hoe die in stand
worden gehouden door één of meerdere van de hiervoor beschreven processen. Dit model wordt
uitgetekend op een bord, zodat de patiënt en behandelaar er samen naar kunnen kijken en erover
kunnen discussiëren.
In de 2e stap worden de negatieve overtuigingen onderzocht, gelinkt aan één van de hiervoor
beschreven processen, en gewijzigd. Deze drie stappen vinden geïntegreerd plaats in de sessies.
Is de Oxford benadering een effectieve behandelmethode voor angststoornissen?
De auteurs bespreken het bewijs voor de effectiviteit vd Oxford cognitieve therapie voor de
verschillende angststoornissen. Deze cognitieve therapie bestaat uit een complexe mix van
(psycho-)educatie, verbale discussie technieken, beeld modificatie, aandachtsmanipulaties,
blootstelling (exposure) aan gevreesde stimuli, manipulatie van veiligheid zoekend gedrag en tal van
andere gedragsexperimenten. Er ligt een sterke nadruk op experimenteel werk binnen de sessie en
op werken met een hoge mate van affect.
- Effectiviteit vd Oxford benadering voor de paniekstoornis