College 2 innovatie in proefdieren onderzoek evolutie
en embryologie
Dierenproeven: Het uittesten van een ding op een dier. Bij dierenproeven vaak mannelijke dieren,
omdat vrouwen vaak meer hormoon fluctuatie heeft. Vivisectie is de anatomie bij levende dieren. De
wet van dierproeven mag niet, tenzij er goede redenen zijn, en er geen resultaat te behalen valt
zonder die dierproeven.
Een dierenproef is ieder gebruik van een dier voor experimentele, onderwijskundige of andere
doeleinden waarvan het resultaat bekend of onbekend is, dat bij het dier ongerief veroorzaakt.
(ongerief is bijvoorbeeld prikken met een naald, of het doden).
Wet op dierenproeven beschermt levende, niet menselijke, gewervelde dieren, met inbegrip van
larven die zich zelfstandig voeden en foetussen van zoogdieren vanaf het laatste derde deel van hun
normale ontwikkeling, en levende koppotigen (inktvissen).
3 V’s vervanging, proef wordt vervangen voor alternatief zonder dieren, vermindering, het aantal
dieren per proef wordt zo veel mogelijk verminderd, verfijning, het ongerief voor dieren voor, tijdens
en na de proef wordt zo veel mogelijk voorkomen.
Evo-devo: bestudeerd parallellen tussen evolutie en embryonale ontwikkeling. Dit geeft richting aan
innovatie-mogelijkheden.
2 allelen, 1 vaak dominant, 1 recessief.
Evolutie theorie, kan alleen als
- niet alle nakomelingen zullen overleven
- strijd om te overleven
- variatie tussen individuen op basis van genoom
- door natuurlijke selectie komen voordelige variaties steeds meer voor
Aanwijzingen voor evolutie: Adaptie (bijvoorbeeld resistentie), kunstmatige selectie (bijvoorbeeld
bull dog of sperma bewaren van stier), homologie (gedeelde embryonale oorsprong), fossielen,
rudimentaire organen, convergentie of analogie (bijvoorbeeld dat alle australische dieren buidels
hebben), suboptimaal ontwerp.
Evolutie werkt met wat al bestaat, via kleine aanpassingen aan bestaande bouwplannen – die vele
generaties terug al zijn geselecteerd.
Soort groep individuen die samen kan voortplanten, en vruchtbare nakomelingen krijgt.
Er zijn 3 manieren waarop natuurlijke selectie de frequentie van erfelijke eigenschappen kan
veranderen; - directional selection; - diversifying selection; - stabilizing selection
In onderzoek wordt er steeds meer vanuit een evolutionair perspectief gekeken. Vaak geldt dan het
volgende:
- genoom bekend
- werkingsmechanismen conservatief
- relatief makkelijk beheersbare “lagere” diersoorten als onderzoek model
Chordata (chorcadieren)
1. Chorda dorsalis
2. Dorsale neurale buis
,3. Kieuwspleten
4. Endostyl (schildkliervoorloper)
5. Postanale staart (larve stadium)
De chorda zorgt voor stevigheid, helpt voor voortbeweging (bij vissen door het water), en werkt tot
middelste deel van de tussenwervelschijven.
Kaken bijvoorbeeld komen voort uit de kieuwbogen van de chorda.
Van de chordata gaan we naar de vertebrata, dit zijn de gewervelden.
Tetrapoda poten met vingers, gewervelden krijgen dorsaal stuttende gewrichten, kop en
schoudergordel compleet los.
Amfibieën in 3 hoofdgroepen kikkers, salamanders en wormsalamanders. Ze zijn altijd afhankelijk
van water omdat ze eieren anders uitdrogen.
Reptielen heb je in alle soorten en maten. Hiervan stammen ook de vogels af. (Want dinosaurussen
waren ook reptielen).
Vogels hebben holle botten, veren, geen tanden, moeten licht zijn, lange mobiele nek.
Zoogdieren enorme biodiversiteit; 3 hoofdgroepen
- Monotremeta (eierleggende zoogdieren (bv vogelbekdier))
- Marsupialia (buideldieren of metatheria (bv kangaroo))
- Eutheria (bv hond)
Embryologie:
Zygote = bevruchte eicel
Morula = bevruchte eicel heeft allemaal klievings delingen gedaan
Blastula = Een bolletje cellen met holte erin. Deze holte wordt gebruikt om stamcellen te maken.
Deze kunnen bijna alle cellen maken.
Gastrula = bolletje cellen dat is omgerold.
Cellen uit ICM (zoogdier) en area pellucida (vogel) vormen:
- aan de blastocoelzijde een hypoblast dooierzak
- daar “bovenop” een meerlagige epiblast amnion + kiembladen
Gastrulatie in vogel en zoogdier.
Hyopblast induceert vorming van primitiefstreep in epiblast. Cellen migreren primitiefstreep in
(ingressie): primitiefgroeve. Eerste cellen vormen endoderm, latere cellen mesoderm.
Achterblijvende cellen vormen ectoderm. De primitiefgroeve verdwijnt, de chorda – en daarmee
lichaamsas – ontstaat.
Ectoderm buitenste laag embyo ontstaat o.a. huid en zweetcellen
Mesoderm middelste laag embryo ontstaat o.a. skelet en hart
Endoderm binnenste laag embryo ontstaan o.a. holle organen zoals lever en maag.
, Hoorcollege 3 Homeostase & Metabolisme
Homeostase betekent hetzelfde blijvend. Het lichaam heeft als doel om fysiologische parameters
binnen nauwe ranges te houden om processen te optimaliseren.
De gecöordineerde respons van het lichaam op veranderingen in het externe of interne milieu met
als doel interne stabiliteit te behouden. Verlies homeostase betekent dat je ziek bent.
Dit gebeurt op verschillende niveaus in het lichaam.
In het lichaam zit intracellulair en extracellulair volume. Bv cytoplasma is intracellulair. Processen
kunnen op cellulair niveau plaatsvinden, waardoor het hele lichaam in homeostase blijft.
Bijvoorbeeld het opnemen van insuline na het eten.
Heel belangrijk weefsel voor homeostase is het epitheel. Dit is het omringende deel van alle organen.
Ze houden intern en extern van elkaar en scheiden organen van elkaar en de buitenwereld. Ook de
bloedvaten een epitheel, alleen heet dit het endotheel.
Epitheel kan ook uitscheiden. Exocrien is naar buiten dus bijvoorbeeld zweetklieren. Endocrien zijn
bijvoorbeeld hormoonklieren.
Er is controle dmv feedbacksystemen. Een stimulus geeft een respons aan een sensorische receptor.
Deze receptor geeft het door via een afferent pad (aanvoerend A). Dan komt het in het
integratiecentrum. Deze meet of de waardes gelijk zijn met wat ze moeten zijn. Dan gaan ze via een
efferent pad (Exit E) een effector aansturen. Deze geeft weer een respons door een feedbackloop aan
de stimulus.
Er is negatieve, positieve en feed forward feeback.
Autonome controle centra:
- Hypothalamus o.a. waterbalans, temperatuur, eetgedrag.
- Pons respiratie
- Medulla oblongata respiratie, bloeddruk
Samenvatting
- Het lichaam heeft als doel om fysiologische parameters binnen nauwe ranges te houden om
processen te optimaliseren.
- Dit gebeurt op verschillende organisatieniveaus: orgaansystemen moeten samenwerken om
homeostase te behouden.
- Epitheel is belangrijk voor behoud van homeostase. Afhankelijk van de locatie kan epitheel een
functie hebben in bescherming, uitwisseling, excretie of transport.
De 2 grote communicatie systemen in het lichaam:
Endocriene systeem en neurale systeem.
Deze systemen werken over het algemeen apart maar soms ook wel samen.
Je hebt elektrische signalen:
- gap junction – lokaal
- neurale systeem – snel, specifiek, kortwerkend
Je hebt chemische signalen
- autocrien en paracrien – lokaal
- endocriene systeem – diffuus, langwerkend, alleen reactie wanneer er een receptor aanwezig is