1
Parodontologie en
implantologie
Inhoudsopgave
Werkgroep 1 implantologie & parodontologie............................................................................................... 1
Werkgroep 2 parodontale behandeling en behandelplan...............................................................................4
Werkgroep 3 zelfzorg implantaten................................................................................................................. 6
Werkgroep 1 implantologie & parodontologie
Dinsdag 14 september 2021
Tijdens het eerste consult is het belangrijk om een vertrouwensband op te bouwen met de
patiënt, voor het behalen van gedragsverandering-/ verbetering.
Angst zit vaak verpakt in “vreemd” gedrag, dus je wilt een situatie creëren waarin de patiënt
zich dusdanig op zijn gemak voelt dat hij/zij laat weten dat hij het spannend vindt.
Parodontologie = gedragsverandering (wat ontstaat vanuit vertrouwen en het kennen van je
patiënt).
Als eerste vraag: “weet je waarom je hier bent”, kan dit aanvallend/ belerend overkomen.
Je kan dan beter vragen: “wat is de reden dat je hier bent”, dit kun je wel beter pas doen als
je al écht contact hebt met de patiënt.
Dus verander een ‘waarom vraag’ in een ‘wat is de reden dat.…’
Informatie is geen garantie op gedragsverandering (denk aan de tekst/ plaatjes op een pakje
sigaretten), maar het kan wel helpen bij het realiseren.
Het is belangrijk om achter de hulpvraag van de patiënt te komen, want als je hieraan kan
voldoen geeft dat ook een vertrouwensband.
Om hierachter te komen en het gesprek te starten kun je het beste beginnen met de vraag:
‘wat kan ik voor u doen’. Dit is minder officieel dan bv. ‘wat verwacht u van mij’, het is ook
een open vraag en geeft het idee dat jij als behandelaar daar ook echt zit voor de patiënt.
Ook kun je aan de reactie van de patiënt (verbaal en non-verbaal) veel aflezen.
Bij een tweede consult kun je vragen ‘hoe gaat het met je’/ ‘is er nog iets gebeurd’, je hebt
dan al een band met een patiënt en daarna kun je verder met vragen naar de mond (ook in
een open manier, dus niet: het MOET 2x per dag, en 1x per dag rageren).
Als je een patiënt voor het eest ziet, die wel al langere tijd bij een collega komt, kun je
gewoon benoemen; ‘goh dit is de eerste keer dat ik u zie, hoe gaat het ermee?’, dan neem je
gewoon de lijn/ band over van de collega.
(Prevalentie: 25-30% krijgt te maken met parodontale problemen, 10-15% ernstig – dus ons
vakgebied, de rest bij preventie assistent).
Als de hulpvraag en vertrouwensband is gevonden/ gecreëerd, ga je verder met de medische
anamnese. Je kan dan nog dieper in gaan op alles waar “ja” op is geantwoord, zo kom je ook
nog meer te weten over de patiënt (en soms ook over het privéleven: ja daar had ik last van
toen…).
, 2
ASA is een lijst die eigenlijk is opgesteld voor anesthesisten (daarom is deze ook zo
uitgebreid), maar is vastgesteld dat in NL deze lijst verplicht is om in te vullen bij de
tandheelkunde. Het voordeel van deze lijst is dat je niets overslaat, het nadeel is dat mensen
het vaak niet snappen (waarom moet jij zo veel weten voor een controle).
Het eerste deel van de ASA-lijst zijn de hart- en vaatziekten
Electieve behandeling (behandelingen die je evt. zou kunnen uitstellen), voer je niet
uit binnen 6 maanden na een groot incident (hart- en vaatziekten; bv. CVA).
Vaak krijgen deze patiënten een cholesterolverlager, bloeddrukverlager en/of
bloedverdunner (trombocytenaggregatieremmer, TAR).
Bij een wond(genezing) komt als eerste de vasoconstrictie, vervolgens
trombocytenaggregatie (samenklontering van bloedplaatjes), wat door een
bloedverdunner dus wordt gestopt (dus de 2e fase van de stolling). Daarna komt de
fibrinevorming, wat beïnvloed wordt door de coumarinederivaten (trombosedienst
aan gezien coumarinederivaten eigenlijk rattengif is dus moet goed worden
gedoseerd). Bij iemand met trombose moet worden overlegd met de trombosedienst
over de INR-waarde (die moet onder de 3,5 zijn voor de behandeling).
Amlaudopine (calciumantagonisten; vaatverwijdende werking) is een
bloeddrukverdunner die kan zorgen voor tandvleesprofilatie (groter worden
tandvlees).
Daarna komen de luchtwegaandoeningen.
Hierbij vooral kijken naar of de stoel helemaal naar achter kan etc.
Bij hyperventilatie kijken naar de oorzaak (stress, vervelende gebeurtenis?)
Vervolgens komen de allergieën
Belangrijke allergieën voor ons vak zijn: latex, nikkel, fluoride, anesthesie (komt bijna
nooit voor).
Dan komt de diabetes
Vraag: is het gereguleerd? Belangrijk want je krijgt beschadiging van de kleine vaatjes
door niet gereguleerde diabetes verhoogde kans op parodontitis.
Epidemiologisch is het dus zo dat er minder diabetespatiënten zijn in een paro
praktijk dan buiten een paro praktijk) klopt dus niet met biologisch (diabetes =
hogere kans op paro).
Nu heb je de meeste belangrijke informatie binnen (medicatie, allergieën, rookgewoonten
etc.).
Je hebt nu dus alle medische informatie binnen (en ook de vertrouwensband).
Nu ga je naar de mondhygiënegewoonten, hierbij vraag je naar: wat doet u aan
mondverzorging (open vraag, hierbij krijg je ook de prioriteiten van de patiënt naar voren:
als ze beginnen met “ik rager 3x per dag” dan vinden ze dat kennelijk belangrijk). Hierna kun
je nog doorvragen als je niet alle informatie hebt over de mondverzorging.
Vervolgens ga je proberen de sociale context te achterhalen (beroep, familie, vrienden).
Om achter de familiesituatie te komen, kun je beginnen met een vraag over thk zoals wist u
dat paro familiegevoelig is weet u daar iets van bij uw ouders. Vaak komen patiënten dan
zelf met achtergrondinformatie over de familie (ik zie mijn ouders niet etc.).
Je kan dan ook vragen: heeft u nog broers en zussen en hoe is die situatie. Je kan vervolgens
vragen naar kinderen (en als ze die hebben naar een eventuele partner).