Verdieping Arbeidsrecht – individueel
Werkgroep 6 : Ontslagrecht III, de ontbindingsprocedure
Jurisprudentie werkgroep
HR 1 april 2011, BP2312, JAR 2011/112 (Flynth /Stoffels)
HR 2 april 2004, JAR 2004/112 (Drankcentrale Waterland/Blakborn)
HR 11 december 2009, JAR 2010/17 (Van Hooff Elektra)
HR 7 juni 2002, JAR 2002/155 (Greeven/Connexxion)
Wat is er bijzonder aan de ontbindingsprocedure? Het is sneller. Er is geen hoger beroep en/of
cassatie mogelijk, dus er is snel zekerheid (art. 7:685 lid 11 BW). Ook kun je een vergunningverlening
(UWV) niet aanvechten. Echter, de werknemer kan nog wel tegen zijn werkgever procederen wegens
kennelijk onredelijk ontslag.
Er zijn wel uitzonderingen. Dit volgt o.m. uit het arrest Flynth/Stoffels:
Hoger beroep tegen een ontbindingsbeschikking van de kantonrechter is ontvankelijk,
indien:
1) de rechter heeft ten onrechte art. 685 niet toegepast,
o bijv. de kantonrechter meent ten onrechte dat er geen sprake was van een
arbeidsovereenkomst, maar van een overeenkomst van opdracht.
2) er is ten onrechte buiten het toepassingsgebied van het artikel getreden,
o bijv. er is wel sprake van een arbeidsovereenkomst in plaats van een overeenkomst
van opdracht
3) als bij de totstandkoming van de beschikking essentiële vormen zijn verzuimd,
o het moet gaan om veronachtzaming van zo fundamentele rechtsbeginselen , dat van
een eerlijk en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer gesproken kan worden
o hier is niet snel sprake van (volgens Van der Grinten)
Hoever gaat het appelverbod in bovenvermeld arrest? Feiten:
De werkgever had een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV. De werknemer dient een
ontbindingsverzoek. De werknemer wilde meteen duidelijkheid over een evt. vergoeding. Toen de
kantonrechter de mondelinge behandeling van de zaak had, kreeg de werkgever (op de dag van die
mondelinge behandeling) toestemming van het UWV om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. De
werkgever zegt op met in achtneming van de opzegtermijn. In dit geval was dat tegen 1 september.
De kantonrechterechter heeft de arbeidsovereenkomst vervolgens 28 augustus ontbonden tegen 15
september, onder toekenning van een vergoeding. De werkgever zegt: ‘de arbeidsovereenkomst is al
eerder beëindigd, dus de ontbindingsbeschikking is ten onrechte gedaan. Ik wil daartegen in hoger
beroep gaan’. De HR heeft dat niet goedgekeurd. HR: uitgaan van de dag van de beschikking. Als op
dag van de beschikking de arbeidsovereenkomst nog bestaat, dan is de 685 procedure niet ten
onrechte toegepast. Geen hoger beroep/cassatie mogelijk. Het appelverbod gaat dus ver.
Tijdlijn :
1 AUG toestemming UWV + WG zegt op tegen 1 september. Bij kantonrechter is mondelinge
behandeling.
28 AUG ontbindingsbeschikking arbeidsovereenkomst per 15 september ontbonden +
toekenning vergoeding
, Bajingsleer, deze leer hangt samen met de beperking van hoger beroep. Het heeft te maken met de
situatie waarin samenloop is met een ontslagvergoeding. De bajingsleer houdt in: wanneer de
kantonrechter een ontbindingsvergoeding heeft toegekend, het resultaat van de rechterlijke toetsing
aan de eisen van redelijkheid en billijkheid en goed werkgeverschap, in beginsel ten volle tot
uitdrukking komt. De ontbindingsvergoeding is een vergoeding naar billijkheid. De kantonrechter
moet vol toetsen (dus alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen). Als rechter een
ontbindingsbeschikking wijst met vergoeding, dan kun je later niet nog eens opnieuw bij de
bodemrechter om een vergoeding vragen op grond van redelijkheid en billijkheid en goed
werkgeverschap (6:248 BW en 7:611 BW). Dat is in strijd met het rechtsmiddelenverbod. Geen
verkapt hoger beroep van een kantonrechtersbeschikking.
Dus als de rechter een ontbindingsbeschikking wijst, onder toekenning van een vergoeding, dan kun
je niet later nog eens nog een vergoeding vragen op grond van schending van goed werkgeverschap
en redelijkheid en billijkheid. Geen verkapt hoger beroep. Dit in aanmerking nemen bij casus 1.
Wat als er geen vergoeding wordt verleend? Dan vergoeding van nul, want redelijkheid en billijkheid
zijn in principe afgewogen.
Casus 1
Piet heeft een arbeidscontract met daarin de volgende clausule:
“Bij ontslag ontvangt u een vergoeding van twee jaarsalarissen, tenzij het ontslag aan u te wijten is.”
Piets bedrijf gaat reorganiseren. Het vraagt ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De rechter
ontbindt de arbeidsovereenkomst met Piet en kent een vergoeding toe conform het sociaal plan. Uit
hoofde daarvan heeft Piet recht op 1 jaarsalaris. Piet wijst op de clausule in zijn contract, maar de
ontbindingsrechter zegt daarover: “Deze opmerking van Piet miskent dat de Kantonrechter
discretionaire bevoegdheid heeft om de vergoeding toe te kennen die hij billijk acht. Nu het slecht
gaat met het bedrijf vind ik een jaarsalaris voldoende.”
Kan Piet hier wat aan doen? Zo ja, wat en hoeveel kan hij dan in totaal krijgen? Zo nee, waarom
kan Piet niets doen?
Afspraak arbeidsovereenkomst: twee jaarsalarissen.
Kantonrechter: één jaarsalaris.
Onjuist antwoord (procedure is wel juist):
685, kantonrechtersformule regelt de hoogte van de vergoeding.
Echter, zie art. 3.7. Kantonrechtersformule: vergoeding conform Sociaal Plan, tenzij evident onbillijke
uitkomst.
Juiste antwoord :
Bajingsleer. Wanneer je in een afzonderlijke procedure gaat vragen om een vergoeding gebaseerd op
de redelijkheid en billijkheid, en er is al een ontbindingsbeschikking met een vergoeding vastgesteld,
dan zal je niet-ontvankelijk zijn in je vordering. Dit zou dan verkapt hoger beroep zijn. Maar volgens
het arrest Drankcentrale Waterland/Blakborn geldt het rechtsmiddelen verbod niet als het gaat om
aanspraken die samenhangen met concrete afspraken die zijn gemaakt. Bijv. een contractuele
afvloeiingsregeling. Daar is in deze casus sprake van. In der arbeidsovereenkomst is opgenomen dat
de werknemer twee jaarsalarissen krijgt als vergoeding bij ontslag.