Samenvatting
Leergang Licht Letsel
Module Personenschaderegeling
Hoofdstuk 3: Letselschadebehandeling in de praktijk
Personenschadebehandeling neemt een bijzondere plaats in vanwege de (soms zeer)
verregaande invloed op het leven van de benadeelde. Deze moet er daarom op kunnen
vertrouwen dat de schade goed wordt geregeld.
1. Personenschade en schadevergoedingsrecht
Onder personenschade valt:
– Lichamelijk letsel
– Geestelijk letsel
– Overlijden
Door verschillende oorzaken kan personenschade ontstaan. Niet alleen direct zichtbaar letsel
maar ook langzaam ontwikkelende aandoeningen zoals bakkersastma of asbestose vallen
hieronder. Oorzaken van personenschade vinden we veel in het verkeer en het bedrijfsleven,
maar ook medische kunstfouten kunnen personenschade veroorzaken. De opleiding beperkt
zich tot licht letsel, letsel dat binnen relatief korte tijd restloos herstelt. Het
schadevergoedingsrecht bij personenschade wijkt af van dat bij zaakschade, bijvoorbeeld
doordat ook immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Daarnaast zien we dat
eerder causaal verband wordt aangenomen en er ruimer toegerekend wordt wanneer er
personenschade is ontstaan.
2. Betrokken partijen/belanghebbenden
Onderstaand de partijen waarmee een benadeelde te maken kan krijgen:
– Direct na het ongeval: de veroorzaker, politie, ambulancepersoneel en Bureau
Slachtofferhulp.
– In het (para)medisch traject: SEH, artsen en verpleegkundigen in het ziekenhuis, de
huisarts en de fysiotherapeut.
– Wanneer er arbeidsongeschiktheid ontstaat: eigen werkgever en arbo-arts.
– In de schadebehandeling: Schadebehandelaar en -regelaar van de WA-verzekeraar, de
medisch adviseur van de WA-verzekeraar, de eigen belangenbehartiger en diens
medisch adviseur, en de controlerend huisarts.
– Overige hulpverlening: huishoudelijke hulp (thuiszorg), tuinman, bouwbedrijf of schilder
etc.
Sommige benadeelden krijgen met veel van deze partijen te maken en zien door de bomen het
bos niet meer. Dit staat het herstel en de traumaverwerking in de weg. Een goede
informatievoorziening is noodzakelijk.
3. Benadering van benadeelden
Een letselschade verstoort in aanzienlijke mate het levensritme van een benadeelde. De
behandeling moet erop gericht zijn de benadeelde zoveel mogelijk in de situatie voor het
ongeval te plaatsen. Direct na het ongeval krijgt benadeelde te maken met een
schadebehandelaar of -regelaar van de WA-partij. Een benadeelde kan vervolgens een beroep
doen op een belangenbehartiger. Sommige mensen maken gebruik van door de overheid
gefinancierde rechtshulp, anderen maken gebruik van een verzekering of vakbond. De
aansprakelijke partij kan een benadeelde niet verbieden zich te laten vertegenwoordigen en is
verplicht de redelijke kosten hiervan te vergoeden.
De belangenbehartiger moet een vertrouwensband met benadeelde tot stand brengen waarbij
ruimte is voor de emoties die bij benadeelde loskomen. Tegelijkertijd moet de
belangenbehartiger duidelijk maken hoe het proces werkt en wat wel en niet te verwachten is.
Alles wat de verzekeraar aan de belangenbehartiger schrijft mag de benadeelde inzien. Het is
dus van belang dat de behandelaar hiermee rekening houdt. Doordat er veel kritiek is geweest
op de wijze van schadebehandeling door verzekeraars en omdat een afwachtende houding de
schadelast vergroot is er de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan de wijze van
schadebehandeling door verzekeraars.
, 4. Gedragsnormen en gedragsregels
In de branche zijn veel gedragscodes en gedragsregels waar verzekeraars zich aan houden.
Een aantal hiervan is afkomstig uit de verzekeringsbranche:
– Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL 2012)
– Gedragscode Verzekeraars
– Gedragscode Expertiseorganisaties
– Gedragsregels schaderegelingsbeleid Verbond van Verzekeraars
– Gedragsregels voor artsen van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering
van de Geneeskunst (KNMG)
In deze gedragsregels zijn ook wettelijke verplichtingen opgenomen uit de WBP en de WGBO.
Daarnaast is er toezicht van de Ombudsman Financiële Dienstverlening en Geschillencommissie
van het Kifid. Schaderegelingsbureaus die werken in opdracht van de verzekeraar moeten zich
hieraan conformeren. Er zijn ook specifieke gedragsregels opgesteld voor de behandeling van
letselschade als gevolg van verkeersongevallen:
– Het rapport van het Verbond over schaderegelingsbeleid
– de gedragsregels bij de behandeling van letselschade in het verkeer, bijvoorbeeld BR 15
– Letselschade Richtlijn Licht Letsel
– de GBL
4.1. Bedrijfsregeling 15: Informatieverstrekking bij Letselschade
Deze bedrijfsregeling is een aanvulling op eerder genoemde gedragscodes. De belangrijkste
uitgangspunten:
– De verzekeraar bejegent het slachtoffer met respect en aandacht;
– De verzekeraar informeert het slachtoffer over het schaderegelingsproces zodat het
slachtoffer weet wat hij/zij kan verwachten;
– De verzekeraar handelt voortvarend en proactief;
– Als het slachtoffer een belangenbehartiger heeft vinden de contacten via de
belangenbehartiger plaats.
4.2. De Letselschaderichtlijn Licht Letsel
De letselschaderaad heeft diverse normen en richtlijnen opgesteld waar deze er één van is. De
richtlijn is gericht op een efficiënte en slachtoffervriendelijke manier van behandeling van
kleine schades. De richtlijn geeft handen en voeten aan onderwerpen als licht letsel,
smartengeld en finale kwijting. Ook staat er een stappenplan in voor de behandeling.
Uitgangspunten zijn: transparantie, consistente wijze van schadebehandeling, adequate
bevoorschotting en geen finale kwijting (dus geen VSO/VOK).
4.3. Gedragscode Behandeling Letselschade
Deze gedragscode is erop gericht het slachtoffer zo min mogelijk (onnodig) te belasten. De
GBL gaat uit van een harmoniemodel: partijen werken samen en staan niet tegenover elkaar.
De GBL geeft tien gedragsregels waarin het belang van de benadeelde centraal staat. Deze
regels worden toegelicht. De hele tekst is op de website van de letselschaderaad te vinden,
alsmede de lijst van aangesloten bedrijven.
1. Informeren over belangenbehartiging: De belangenbehartiger informeert zijn cliënt over
de gang van zaken en de voorwaarden voor zijn diensten en overlegt correspondentie
tussen hem en de verzekeraar.
2. Ontvangst bevestigen: de verzekeraar van de aansprakelijke partij bevestigt binnen
twee weken de ontvangst van de aansprakelijkstelling.
3. Onderzoek starten: de verzekeraar start zo snel mogelijk een onderzoek naar de
aansprakelijkheid van zijn verzekerde.
4. Standpunt innemen: binnen drie maanden na aansprakelijkstelling neemt de
verzekeraar een standpunt in.
5. Verdieping en contact: Partijen streven naar passende oplossingen op alle vlakken door
zich goed te verdiepen in de persoonlijke situatie van de benadeelde. Verzoeken om
informatie zijn redelijk maar soms kan een benadeelde moeilijk aan informatie komen.
Minimaal 1 keer per jaar heeft de verzekeraar persoonlijk contact met de benadeelde,
ook als deze wordt bijgestaan, tenzij de benadeelde uitdrukkelijk aangeeft dit niet te
willen.
6. Schadeoverzicht opstellen: De belangenbehartiger stelt in overleg met de benadeelde
, een overzicht van de schadeposten op. De verzekeraar geeft gemotiveerd aan welke
schadeposten worden erkend en welke verder worden onderzocht. Ook tenaanzien van
BGK en onderzoekskosten neemt de verzekeraar een standpunt in.
7. Binnen 14 dagen uitkeren: binnen 14 dagen na erkenning of vaststelling van de schade
wordt deze uitgekeerd.
8. Langer dan twee jaar; evalueren: schades worden bij voorkeur binnen twee jaar
afgewikkeld. Lukt dit niet, dan vindt er op initiatief van de verzekeraar een evaluatie
plaats. Hierbij worden concrete afspraken gemaakt over vervolgstappen en wie deze
neemt.
9. Oplossing zoeken: Als de schaderegeling vast loopt brengen partijen in kaart waar het
probleem ligt en wordt zo spoedig mogelijk een passende oplossing gevonden.
10. Een derde inschakelen: als het niet lukt tot een oplossing te komen wordt, bij voorkeur
in overleg, een derde ingeschakeld.
De GBL is opgesteld om te voorkomen dat zaken vastlopen of frustreren. Voor zaken die niet
goed lopen is het Bemiddelingsloket ingericht door de Letselschade Raad. Hier zit een jurist die
helpt het dossier weer vlot te trekken. Ook wordt hiermee inzicht verzameld ter verbetering
van de GBL. Daarnaast bestaat het register GBL waarin alle verzekeraars,
belangenbehartigers, expertisekantoren en advocaten staan die de GBL onderschrijven.
4.4. De letselschade infowijzer
Om de schade goed in kaart te brengen is veel informatie nodig. Partijen sturen hiervoor
vragenlijsten. De letselschade infowijzer is een checklist voor benadeelden om te zien welke
informatie nodig is en waarom. Dit zorgt voor transparantie enerzijds, en anderzijds dwingt het
verzekeraars hun vragen zorgvuldig te formuleren. De infowijzer is digitaal en bestaat voor
verkeerszaken en niet-verkeerszaken. Op de vragen kan geklikt worden voor meer informatie.
4.5. Grip op uw letselschade
De Letselschade Raad heeft een brochure uitgebracht die heet 'Grip op uw letselschade'. Hierin
staat uitleg over wat letselschade is, waar objectieve informatie te vinden is, hoe een
betrouwbare belangenbehartiger te vinden en wat een benadeelde van de schadebehandeling
mag verwachten.
Een ander aspect van gedragsregels is geschilbeslechting. Naast de gang naar het Kifid of de
rechter wordt steeds vaker voor een alternatief als mediation gekozen.
5. Belangenbehartiging
Belangenbehartigers kunnen werkzaam zijn als advocaat, bij een rechtsbijstandverzekeraar,
expertisebureau of als zelfstandig schaderegelaar/belangenbehartiger. Ook
belangenbehartigers hebben gedragsregels. Ze kunnen zich conformeren aan bijvoorbeeld de
GBL of een aantal specifieke regels:
– De advocatuur heeft eigen gedragsregels, aangevuld met die van de LSA en de ASP
voor hun leden.
– Rechtsbijstandverzekeraars zijn aangesloten bij het verbond en voor hen gelden
bedrijfsregelingen in beginsel ook.
– Expertisebureaus kunnen aangesloten zijn bij de NLE (met eigen regels) of geen eigen
gedragsregels hebben. Doorgaans conformeren zij aan de richtlijnen van De
Letselschade Raad en/of stichting Keurmerk Letselschade
– Individuele schaderegelaars en belangenbehartigers kunnen zich aansluiten bij het NIS
of het NIVRE. Deze instituten hebben gedragsregels en geschillenregelingen opgesteld
voor hun leden.
6. Vorderingsgerechtigden bij letsel
Bij personenschade is de kring van vorderingsgerechtigden beperkt tot de personen genoemd
in artikel 6:107 BW en 6:107a BW. Genoemde personen hebben het recht zelf hun schade te
vorderen van de aansprakelijke partij. De wetsartikelen geven soms ook aan welke schade.
, 6.1. De gewonde
De benadeelde zelf heeft het recht zijn schade te vorderen. Minderjarige benadeelden zijn
handelingsonbekwaam en moeten daarom vertegenwoordigd worden door een volwassene.
Een kantonrechter moet hiervoor toestemming geven. De verzekeraar en/of
belangenbehartiger helpen de vertegenwoordiger met zijn verzoekschrift en voegen hier de
vaststellingsovereenkomst bij.
6.2. Derden
Ook derden kunnen een vorderingsrecht hebben. Voorwaarde is dat de kosten die zij vorderen
niet op grond van een verzekering zijn gemaakt, en dat de benadeelde deze kosten zelf zou
kunnen vorderen als hij ze zelf had gemaakt. De kring van 'derden' is verder niet beperkt, als
aan de bovenstaande eisen is voldaan.
Tegen een vordering van een benadeelde of een derde kan de aansprakelijke partij zich
verweren. Bijvoorbeeld door een deel eigen schuld toe te rekenen, of te verwijzen naar een
exoneratiebeding. Ook preëxistentie (er waren voor ongeval al klachten/beperkingen) en
predispositie (door het gestel van de persoon waren de klachten vroeg of laat ook gekomen)
kunnen een rol spelen in het verweer. Al deze zaken mogen dus tegen benadeelde én tegen
derden worden gebruikt.
6.3. Werkgevers
Artikel 6:107a BW geeft werkgevers een vorderingsrecht voor het doorbetaalde (netto) loon en
de kosten van re-integratie. Dit zijn kosten die benadeelde zelf had kunnen vorderen. Op meer
heeft een werkgever geen recht, rekening houdende met het civiel plafond.
6.4. Overigen
Er zijn meestal meer personen of instanties die kosten maken door een letselschade. Denk
bijvoorbeeld aan particuliere- sociale- of zorgverzekeraars. Op grond van 6:107BW hebben zij
geen vorderingsrecht, maar mogelijk wel op grond van een ander artikel dat deze partijen
regresrecht geeft. Artikel 7:962 BW geeft het recht van subrogatie. De partij die kosten maakt
ten behoeve van de benadeelde treedt voor het verhalen van die kosten (en niet meer) in
rechte van de benadeelde. Zo ontstaat een zelfstandig regresrecht. In bepaalde wetten staan
specifieke regresregels, zoals in de ZW, WIA en AWBZ (en ook in de WMO inmiddels).
7. Schade
In artikel 6:95 BW en 6:96 BW staat een vrij algemene definitie van schade. Dit omvat
vermogensschade en elk ander nadeel, plus de redelijke kosten voor het vaststellen van
schade en aansprakelijkheid. Om discussie over BGK te voorkomen bestaat de PIV-
overeenkomst buitengerechtelijke kosten. Normaal gesproken wordt schade vergoed met geld,
maar uitzonderingen zijn mogelijk als de situatie hierom vraagt. Toekomstschade kan volgens
de wet op verschillende manieren worden beoordeeld. Als aansprakelijkheid is erkend en er
blijkt geen schade te zijn moet de aansprakelijke partij toch de redelijke kosten voor
onderzoek en vaststelling vergoeden.
7.1. Vermogensschade
Er is vrijwel altijd vermogensschade ofwel materiële schade. Dit kan heel overzichtelijk zijn in
de vorm van een rekening voor fysiotherapie, maar ook complexer, bijvoorbeeld wanneer deze
het gevolg is van arbeidsongeschiktheid. Zeker bij zwaar letsel is dit complex. De situatie met
ongeval wordt vergeleken met de hypothetische situatie zonder ongeval. Hierbij wordt veel
met inschattingen en aannames gewerkt.
7.2. Immateriële schade
In de wet wordt dit 'ander nadeel' genoemd en de vergoeding hiervoor heet smartengeld. De
wet regelt dit in artikel 6:106 BW. Het is lastig het leed en de pijn die er was en die nog komt
concreet op een bedrag te waarderen. Daarom wordt aansluiting gezocht met jurisprudentie
door gebruik te maken van de Smartengeldgids van de ANWB. De Letselschade Raad geeft in
de richtlijn Licht Letsel een indicatie voor smartengeldbedragen bij licht letsel.