Emotie, Motivatie en Interne Regulatie deeltentamen 1
Autonome Zenuwstelsel en HPA-as
Stress: subjectieve ervaring dat de fysiologische/psychologische balans of homeostase, kan verstoord
worden door een (geanticipeerde) gebeurtenis of stimulus. Er zijn veel oorzaken van stress. Geen
individu is gelijk in zowel de oorzaken van en reacties op stress. Er is een fysiologische (chemische) en
cognitieve reactie nodig voor stress. Stressvolle situaties onthoud je altijd erg goed.
- Adequaat reageren op stressvolle situatie.
- Evenwicht (homeostase) handhaven of herstellen.
Systemen die worden geactiveerd door stress:
- Hypothalamo-Hypofyse-Bijnier-as (HPA-as): leidt tot afgifte van cortisol. Dit is een langzame
reactie.
- Sympatisch autonoom zenuwstelsel: leidt tot afgifte van (nor)adrenaline. Snelle activatie na
stress, maar ook bij angst, schrik, boosheid.
Effect van stress hormonen:
- Lichamelijke respons hart gaat sneller kloppen, ademhaling versneld en oppervlakkig,
spieren gespannen en zweten met een droge mond.
- Reductie van pijnperceptie.
- Beter zicht en verhoogd bewustzijn, alert.
- Het brein voorbereiden om beslissingen te
maken en te zoeken naar mogelijk gevaar.
Autonome zenuwstelsel:
- Parasympatisch zenuwstelsel: acetylcholine
speekselklieren, longen, hart,
lever/alvleesklier, maag, darmen, blaas.
- Sympatisch zenuwstelsel: acetylcholine en
noradrenaline speekselklieren, longen,
hart, lever/alvleesklier, maag, darmen,
blaas. Op het niveau van de organen is het
noradrenaline.
Receptoren (nor)adrenaline: G-eiwit gekoppeld.
- Alpha1: glad spierweefsel samentrekken.
- Alpha2: glad spierweefsel samentrekken en
inhibitie van transmitter release.
- Bèta: hard spierweefsel samentrekken en
glad spierweefsel ontspannen.
Sympatisch zenuwstelsel maakt gebruik van nicotine receptor (preganglionic) waarna noradrenaline
kan binden aan de Alpha en Bèta receptoren (postganglionic). Parasympatisch zenuwstelsel maakt
gebruik van de nicotine receptor (preganglionic) waarna acetylcholine kan binden aan de muscarine
receptor (postganglionic).
Centrale autonome netwerk projecties: sensorische informatie gaat naar nucleus solitarius. Brein is
een belangrijke plek voor integratie. De nucleus solitarius projecteert naar de hersenstam en
ruggengraat reflexen. En naar de midden- en voorhersenen integratie neuro-endocriene
systeem en gedrag. Dit gaat indirect via nucleus parabranchialis (rostraal, thalamus, hyothalamus,
amygdala, cortex). Projecties vanuit hersengebieden direct naar autonome preganglionaire vezels
naar hersenstam en ruggengraat.
1
,Hypothalamus: staat in contact met bijna elke regio van de hersenen. Hierdoor is de hypothalamus
betrokken bij alle aspecten van de emoties bij voortplanting, autonome zenuwstelsel en de
hormoonhuishouding. Kritieke controle van autonome zenuwstel en endocrien systeem en zorgt
voor de release van stresshormonen. Input uit:
- Ruggenmerg vanuit exterosensoren, intersosensoren, propriosensoren.
- Retina vanuit vezels van de nervus opticus.
- Limbisch en olfactorisch systeem
- Receptoren om de temperatuur en de ionenhuishouding bijhouden (thermo en osmo).
De paraventriculaire kern is belangrijk voor de afgifte van hormonen en de neuroendrocriene motor Regulatie
zone voor motorprocessen.
Projecties tussen hypothalamus en hypofyse:
- Magnocellulaire neuronen neurohypofyse (posterior)
peptides (VAS en OXY).
- Parvocellulaire neuronen veneus portaal systeem
transport peptides en dopamine adenohypofyse
(anterior) binding endocriene cellen stimulerend (CRH)
en remmend. CRH (hypothalamus) stimuleert de afgifte van
ACTH (adenohypofyse) en dit stimuleert aanmaak van
cortisol (bijnierschors).
Cortisol: gaat omhoog als we actief zijn en als we gaan slapen nemen
de levels af (circadiane ritmiek). Dit wordt veroorzaakt door een
ultradiane ritmiek waarbij we overdag pieken hebben waarbij ACTH
en cortisol worden afgegeven. Circadiane ritmiek wordt veroorzaakt
door het gemiddelde van de ultradiane ritmiek. Cortisol gaat
makkelijk door de bloed hersenbarrière heen (hypofiel) en werkt
volgens verschillende receptoren.
- Mineralocorticoid receptoren: hoge affiniteit voor cortisol
21 Emotie
langzame effecten, consolidatie en voorbereiding op toekomstige gebeurtenissen. Zit in het
membraan (non-genomisch) en in het cytosol (genomisch). In dit geval beïnvloed het de
transcriptie van genen.
- Glucocorticoid receptoren: lage affiniteit voor cortisol, zodat het snel effecten kan geven
alert, aandacht, arousal. Zit in het membraan en in het cytosol.
Trier social stress test: een paar mensen zitten tegenover je aan een tafel en jij moet aftellen van
een bepaald getal met bepaalde stappen. Tijdens de test gaan de ACTH en cortisol levels omhoog.
Humane Anatomie
Longitudinale as: van craniaal (superieur) naar caudaal (inferieur).
Sagittale as: van ventraal (anterieur) naar dorsaal (posterieur).
Transversale as: van lateraal naar mediaal naar lateraal.
Frontale (coronale) vlak: door je oren heen.
Sagittale vlak: door je neus heen.
Transversale vlak: door je schouders heen.
2
, Orgaansystemen:
- Huid: huid, haar, (zweet)klieren en nagels.
o Functie: bescherming, regulatie van de temperatuur en gaswisseling.
- Skelet: botstukken bot, kraakbeen en beenmerg.
o Functie: bescherming en steun, aanhechting pezen, spieren en ligamenten, bloedcel
vorming en calcium- en fosfaathuishouding.
o Axiaal skelet: schedel (cranium) en wervelkolom (columna vertebralis). De
wervelkolom heeft 7 halswervels (vert. cervicales), 12 borstwervels (vert.
thoracales), ribben (costae) en borstbeen (sternum). Ook 5 lendenwervels (vert.
lumbales), 5 heiligbeenwervels (vert. sacrales) en 2-5 stuitwervels (vert.
coccygeales).
o Appendiculair skelet (boven): schoudergordel bestaat uit sleutelbeen (clavicula) en
schouderblad (scapula). De bovenarm is het opperarmbeen (humerus). De onderarm
bestaat uit het spaakbeen (radius) en ellepijp (ulna). De hand bestaat uit de
handwortelbeentjes (carpalia), middenhandsbeentjes (metacarpalia) en
vingerkootjes (phalangen).
o Appendiculair skelet (onder): bekkengordel bestaat uit de bekken (pelvis) en
heiligbeen (sacrum). Het bovenbeen bestaat uit de dijbeen (femur). Het onderbeen
bestaat uit de scheenbeen (tibia) en de kuitbeen (fibula). De voet bestaat uit de
voetwortelbeentjes (tarsalia), middenvoetsbeentjes (metatarsalia) en teenkootjes
(phalangen).
- Gewrichten:
o Continue (onbeweeglijke) beenverbindingen.
Bindweefselverbinding (juncture fibrosa): fibreuze verbinding tussen twee
botstukken schedelnaden en verbindingen tussen twee botstukken
(membrana interossea).
Kraakbeenverbinding (junctura cartilaginea): kraakbenige verbinding tussen
twee botstukken (symphysis pubis) groeischijven.
o Discontinue (beweeglijke) beenverbindingen.
Synoviale gewrichten (junctura synovialis) schouder, heup en knie. Het
gewrichtskapsel bestaat uit de membrana fibrosa (buiten) en membrana
synovialis (binnen). De gewrichtsspleet is gevuld met synoviaalvocht. Aan het
uiteinde van de botstukken zit gewrichtskraakbeen. In het gewricht zitten
nog intra-articulaire structuren (banden).
- Spieren: skeletspieren.
o Functie: beweging, lichaamshouding en warmteproductie.
o Origo (oorsprongplaats): aan het proximale onbeweeglijke beenstuk.
o Insertie (aanhechtingsplaats): aan het distale beweeglijke beenstuk.
o Agonisten: initiëren een beweging.
o Synergisten: ondersteunen een beweging.
o Antagonisten: gaan een beweging tegen.
- Intermezzo bewegingsapparaat: alle delen van het menselijk lichaam die betrokken zijn bij
de uitvoering van bewegingen (armen, benen, schouder- en heupgordel, rug en nek,
zenuwen en bloedvaten).
o Rotatie: draaiende beweging om as in een bepaald vlak (gewricht tussen
pijpbeenderen).
Bewegingen om een transversale as in het sagittale vlak flexie en extensie.
Bewegingen om een sagittale as in het frontale vlak abductie (van het
lichaam af) en adductie (naar het lichaam toe).
Bewegingen om een longitudinale as in het frontale vlak endo- (naar
binnen) en exorotatie (naar buiten).
Bolgewricht: beweging om 3 assen (schouder en heup).
3