Samenvatting 1.1.4 Kennis toets
Sociologie
Bijeenkomst 1:
• Je begrijpt de pijler ‘meedoen’ als onderdeel van het begrip ‘positieve gezondheid’
- Sociale contacten
- Serieus genomen worden
- Samen leuke dingen doen
- Steun van anderen
- Erbij horen
- Zinvolle dingen doen
- Interesse in de maatschappij
Bijeenkomst 2:
• Je begrijpt de begrippen transitie en rite de passage en kan deze verbinden aan de
overgang van kindertijd naar volwassenheid
- Transitie: overgang naar volwassenheid
- Rite de passage: het standaardvoorbeeld van een lastige passage op de
menselijke levensweg is de stap van meisje naar vrouw of van jongen naar man.
(overgangsrituelen bij volwassenwording, geboorte huwelijk of dood )
Gebruiken die met het passeren van de drempel naar volwassenheid verbonden
zijn
verdeelt in 3 soorten door Van Gennep:
1. Separatie/preliminale fase - Rituelen die samenhangen met de losmaking uit
de oude status van meisje of jongen. Deze eerste soort gebruiken vertonen
vaak overeenkomsten met rituelen rond de dood: het definitieve afscheid
van de kindertijd wordt hier gezien als een vorm van sterven.
2. Initiatie/liminale fase- Volgens Van Gennep zijn er rituelen die horen bij de
tussenfase op de drempel. Leeftijdsgenoten zijn vaak van belang in het
onzekere niemandsland waarin iemand geen kind meer is, maar ook nog
geen volwassene. Daarom hebben veel rituelen in deze tussenfase de vorm
van ordeverstoringen door een groep jongeren.
3. Transformatie/postliminale fase- Ook zijn er gebruiken die het passeren van
de drempel begeleiden. (het krijgen van een nieuwe status/ wedergeboorte
van het kind als volwassen man of vrouw)
Je begrijpt dat kinderen in de hedendaagse Westerse samenleving een vijfvoudige
drempel passeren op weg naar volwassenheid en kan dit verbinden aan het begrip
sociale differentiatie.
- In plaats van de enkelvoudige drempel die jongeren volgens Van Gennep
moeten nemen, dienen hedendaagse kinderen minstens vijf drempels te
passeren.
- 5-voudige drempels volgens Van Gennep:
, 1. Biologische drempel: Als iemand zelf kinderen kan krijgen, is zij of hij
biologisch volgroeid. Openbare rituelen zijn in westerse samenleving schaars.
2. Sociale drempel: het verlaten van ouderlijk huis
3. Economische drempel: iemand die zelf de kost verdient en belasting betaald.
4. Culturele drempel: zelfstandig keuzes kunnen maken op het vlak van
leefstijl, smaak en levensvisie, waarbij schijnbaar oppervlakkige
smaakoordelen over kleding, muziek, dieet of woninginrichting net zo van
belang zijn als politieke en levensbeschouwelijke keuzes.
5. Juridische drempel: juridisch gezien volwassen (bijv. kiesrecht, leerplicht ect)
- Peer group: groep mensen uit de samenleving, die een vergelijkbare leeftijd, status,
belang of belangstelling hebben en gemeenschappelijke gedragscodes.
- Sociale differentiatie: is een proces waarbij een aanvankelijk homogeen sociaal
systeem wordt opgedeeld in subsystemen met elk hun eigen functie, karakter en
samenstelling. Dit kan groepen, instituties en structuren betreffen.
Je begrijpt dat de invulling van de drempel tussen kindertijd en volwassenheid
verschilt naar tijd en plaats.
- Invulling van drempel tussen kindertijd en volwassenheid verschilt naar tijd en plaats.
Extra:
- Iemand die de drempel naar de volwassenheid met succes genomen heeft, bezit een
afgeronde, eigen identiteit.
- Elke faseovergang (zie bijlage) gaat volgens Erikson gepaard met een evenwichtsverstoring,
die hij een crisis noemt. Deze heeft intern psychische en extern sociale oorzaken, en leidt tot
de verdere ontwikkeling. Evenwichtsstoornissen kunnen succesvol eindigen, maar kunnen
ook leiden tot problemen
- Persoonlijke identiteit volgens Erikson: het besef van duurzaamheid dat iemand van zichzelf
heeft en dat de omgeving van hem heeft.
- Een beschadigd identiteit: houdt in dat enerzijds de voortgang in de tijd ontbreekt, en dat
anderzijds de situatieverschillen extreem zijn.
- Identificeren eerste 5 fases:
o Fase 1 tot en met 3: kinderen identificeren met eigen gezin
o Fase 4: hierbij komt school kijken
o Fase 5: losmaken van ouders en school en experimenteren met leeftijdsgenoten.
- Experimenteren en afsluitende keuzes heeft Erikson in 3 terreinen verdeeld:
o Het privéterrein: inrichting van het privéleven en de partnerkeuze. Aan het eind van
fase 5 is nog geen definitief partnerkeuze gemaakt, Wel is de beeldvorming over de
toekomstige partner en de privéwereld afgerond. Bij het experimenteren op dit vlak
hoort zowel het aftasten van intieme relaties als het peilen van seksuele
mogelijkheden en voorkeuren.
o Het terrein van de betaalde arbeid: hoofdzakelijk school-, de studie- en
beroepskeuze. Deze keuzes en de experimenten die eraan voorafgaan, bepalen
iemands toekomstige positie op de arbeidsmarkt.
o Het cultureel terrein: de cultuurdeelname en de smaakontwikkeling. De smaak komt
tot uiting in de keuze van kleding, muziek, media, sport, kunst, vrijetijdsbesteding en
, vermaak. Op die smaakterreinen experimenteren pubers met elkaar, maar het
politieke en levensbeschouwelijke terrein horen hier ook bij.
- Autonoom: op je zelf staan
- Heteronomie: afhankelijkheid van andermans keuzen.
Bijeenkomst 3:
• Je begrijpt het proces van identiteitsvorming en de rol die leeftijdgenoten hierin
spelen
- Mensen die met elkaar omgaan, beïnvloeden elkaar. En mensen die veel
met elkaar omgaan, ontwikkelen een gemeenschappelijk repertoire van
gedragingen, kennis, symbolen, gewoonten, opvattingen, vaardigheden,
normen, kortom cultuur
- Socialisatie/cultuuroverdracht = in de ruimste zin is als het leren, bedoeld
en onbedoeld, door mensen aan en van andere mensen. Meer in het
bijzonder wordt met socialisatie gedoeld op de leerprocessen die ertoe
leiden dat kinderen tot ‘volwassen’ leden van de samenleving worden.
- Socialisatie van kinderen -opvoeding in ruime zin- is ten dele doelgericht,
maar verloopt ook voor een groot deel onbedoeld. Veel onbedoelde
socialisatie vindt plaats door imitatie: Kinderen bootsen het gedrag van
volwassenen en van andere kinderen in hun omgeving na. Daarbij treedt
meestal ook een meer of minder sterke identificatie op: het kind wil zijn
zoals degene die het imiteert. Dat betreft in de vroege kindertijd vooral
volwassenen met wie het kind een sterke binding heeft –vaak, maar niet
noodzakelijkerwijs, de ouder van dezelfde sekse.
- Socialisatie gaat echter ook gepaard met dwang, met toedeling van
beloningen en straffen door opvoeders: het kind leert sociaal aanvaarde
normen.
- Internaliseren: In de leer van Freud het proces waarin kinderen zich via
identificatie de geboden en verboden van de ouders eigen maken. Meer
in het algemeen het overnemen van waarden en overtuigingen van
anderen, zodat men daar zelf sterk in gaat geloven.
- Door sociale ervaringen vormt het opgroeiende individu een beeld van
zichzelf, krijgt het een eigen identiteit.
• Je begrijpt het begrip persoonlijke identiteit en kan het verbinden aan socialisatie
en identificatie
- Socialisatie: levenslange ontwikkeling van gedragspatronen, waarden,
normen, vaardigheden, houdingen en motieven die volgens de eigen
gemeenschap gewenst zijn.
- Identificatie: identiteit van persoon vaststellen
- De persoonlijk identiteit wordt mede gevormd door socialisatie en
identificatie.
• Je begrijpt het proces van identiteitstoeschrijving en etikettering, alsmede de
aanverwante begrippen
, - Etikettering is een sociaal-psychologisch proces waarbij bepaalde mensen
op grond van hun uiterlijk of gedrag worden gestempeld en vervolgens in
termen van dat stempel worden bejegend.
- Bij het beschrijven van de socialisatie en het etiketteringproces is al
gebleken dat communicatie veel te maken heeft met de relaties tussen de
deelnemers. Wat leeftijd, geslacht, herkomst en etniciteit betreft, kunnen
de partijen die een gesprek voeren minder of meer van elkaar verschillen.
Voorafgaand aan elk gesprek bestaat er al een relatie tussen de
deelnemers, zelfs tussen wildvreemden.
- Hoe mensen jou etiketteren of omschrijven, zou kun jij je vervolgens ook
kunnen gedragen waardoor dat een identiteitstoeschrijving wordt
• Je kunt het proces van identiteitsvorming koppelen aan het model van Huber over
‘positieve gezondheid’
Extra:
- Role-taking/perspectiefwisseling: eigenlijk positie van anderen kunnen
inzien/nemen tijdens communicatie, gesprekken zonder role-taking zijn
onmogelijk.
- Impression management: bewust of onbewust proberen gesprekspartners om
een bepaalde indruk achter te laten. Niemand wil gezichtsverlies lijden. Uit angst
daarvoor verplaatsen de deelnemers zich in elkaars posities en bedienen ze zich
van de meest geschikte woordkeus, mimiek, lichaamshouding en kleding voor
gelegenheden.
- De beschouwingen van Mead en Goffman over communicatieprocessen maken 3
dingen duidelijk.
1. Ten eerste gaat het bij communicatie over betekenissen of definities van
situaties: de wereld krijgt betekenis door erover te spreken.
2. Ten tweede zijn er bij communicatieprocessen onderlinge relaties in het
spel: de gespreksdeelnemers hebben voor, tijdens en na een gesprek een
relatie met elkaar.
3. Ten derde is de vraag van belang waar een wanneer communicatie
plaatsvindt.
- Identiteitstoeschrijving begint al bij de naamgeving door de ouders voor een kind
en gaat door op school, sport en vriendinnengroepen.
- Situatieonafhankelijke en gegeneraliseerde identiteitsomschrijving: buiten en
binnenhuis op zelfde manier (niet negatief) geïdentificeerd worden.
- Intersubjectief communicatie: gesprek met anderen personen
- Intrasubjectief communicatie: in gesprek met jezelf
- 2 soorten identiteitstoeschrijving:
1. De eerste komt van buitenaf als reële gesprekspartners eigenschappen
aan iemand toekennen.
2. De tweede komt van binnenuit als iemand zich afvraagt hoe anderen hem
zien en waarderen.
- Identiteitsomschrijving: hoe je wordt beschreven zo ga je, je gedragen.
- Selfdefeating prophecy: tegenovergesteld gedragen dan je wordt beschreven.