Strafprocesrecht rechtsmiddelen – collegeaantekeningen
Hoorcollege 1 – inleiding – mr. dr. R. Robroek
Dit college is een inleidend college waarbij we een aantal vragen gaan behandelen en
bestuderen:
- Wat zijn rechtsmiddelen?
- Waarom zijn rechtsmiddelen opengesteld?
- Kennen we een recht op een rechtsmiddel?
- Zijn er procedurele randvoorwaarden?
De rechtsmiddelen kunnen we vinden in het derde boek van het wetboek van strafvordering.
Het is goed om dit boek voor dit vak eens integraal te gaan bestuderen. Dan weet je goed waar
je wat kunt vinden en wat de opbouw is van het wetboek.
A: gewone rechtsmiddelen
B: buitengewone rechtsmiddelen
De gewone rechtsmiddelen zijn het hoger beroep en cassatie de buitengewone rechtsmiddelen
zijn cassatie in het belang der wet en herziening.
- Titel I-III verzet (vervallen), hoger beroep en beroep in cassatie van uitspraken (art.
138 Sv).
- Titel IV hoger beroep/beroep in cassatie beschikkingen (art. 138 Sv).
- Titel V-VI aanwenden, intrekking en afstand gewone rechtsmiddelen.
- Titel VII Cassatie ‘in het belang der wet’
- Titel VIII Herziening arresten/vonnissen
Op grond van art. 404 Sv kun je in beginsel hoger beroep instellen. Dat kan in ieder geval
tegen misdrijven (lid 1). Dat kan niet tegen alle overtredingen, dat kun je lezen in lid 2. Verzet
is nog mogelijk in die categorie, aldus lid 3.
Een buitengewoon rechtsmiddel kun je alleen nog maar aanwenden als de gewone
rechtsmiddelen zijn uitgeput. Je hebt dus niet de keuze uit vier rechtsmiddelen. Dit kun je ook
lezen in art. 456 en 457 Sv. Gewone rechtsmiddelen hebben gevolgen voor de
tenuitvoerlegging en hebben schorsende werking, dat hebben buitengewone rechtsmiddelen in
beginsel niet.
Wat is de inhoudelijke omschrijving van rechtsmiddelen?
De Hullu (1989): het is de wettelijke mogelijkheid voor procespartijen om de
beslissing van de strafrechter ter toetsing voor te leggen aan een rechterlijke instantie
die de bevoegdheid heeft om deze beslissing te niet te doen.
o Daar vallen gratie en verzet tegen een strafbeschikking buiten.
Kern: 1. Door recht genormeerde mogelijkheid om 2. Beslissing strafrechtelijke
instantie 3. Voor te leggen aan rechter 4. Wiens oordeel beslissing of tul daarvan kan
beïnvloeden.
Waarom hebben we rechtsmiddelen?
1. Vergroten van de kans op een juiste en beter aanvaardbare einduitspraak;
2. Behoefte aan rechtseenheid en controle op een juist verloop van de procedure;
3. Behoefte aan herstel van aperte onjuistheden.
1
,Sporen met drie rechtsmiddelen: hoger beroep (1), cassatie (2) en herziening (3). Er zijn
echter ook nadelen te noemen van rechtsmiddelen. Het is niet altijd beter, bewijs kan
vervagen (1), het is soms ook uitstel van executie (2), de doorlooptijden zullen toenemen (3).
Soms zijn er ook andere wegen…
Soms andere wegen…
Wet dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen (niet verder dan consultatie)
Rechterlijke beslissingen waarbij ten minste één jaar gevangenisstraf is opgelegd, zijn
dadelijk uitvoerbaar. De eerste volzin is niet van toepassing indien minder dan twee
jaar gevangenisstraf is opgelegd en er geen sprake is van een slachtoffer.
- Art. 410a, 416, 80a RO, 404/2, 427/2 Sv
- 14e/1, 38v/4 Sr
Passen bij de doelstellingen van Sv
Juiste toepassing van het materiële strafrecht;
Eerbiediging van de rechter van de verdachte (vgl. verzet: art. 6 EVRM biedt het recht
tot toegang tot de rechter);
Eerbiediging van de rechten van anderen (vgl. hoger beroep benadeelde partij, art. 421
Sv);
Procedurele rechtvaardigheid. Noopt niet tot alles overdoen: voortbouwend appel;
Afweging kosten en baten, belang om alle strafzaken tijdig af te doen
(doorlooptijden).
Kennen we een recht op een rechtsmiddel?
Noodzaak van een ‘rechtsmiddel’ tegen een strafbeschikking?
Dit recht vloeit voort uit art. 6 EVRM (recht op een rechter)
Art. 2 lid 1 zevende Protocol EVRM geeft een recht op een rechtsmiddel tegen een
veroordeling door een rechter. Maar exercise (…) shall be governed by law. En het
tweede lid staat exceptions toe bij (onder meer) offences of a minor character, as
prescribed by law.
Het zevende procotol is niet geratificeerd door Nederland.
Schending is vastgesteld in Krombach v. Frankrijk
Arrest Krombach v. Frankrijk
K. koos ervoor in eerste aanleg niet te verschijnen. Daarom zijn er advocaten niet aan het
woord gelaten. Als je niet verschijnt, mogen advocaten ook niet het woord voeren, aldus het
Franse recht. Manifestly disproportionate (par. 90)
Review may be confined solely to points of law. Maar recstrictions on the right to a review
must pusue a legitimate aim and not infringe the very essence (par. 96). Hier kon K. geen
review krijgen van de beslissing om te weigeren zijn advocaten aan het woord te laten (par.
100). Dus zei het Europese Hof er is een scherning.
Vergelijking met Nederland: anonieme verdachte (K/K 17.3.2) en Papon v. France
(EHRM 25 juli 2002).
In Nederland moet een verdachte kenbaar maken als hij hoger beroep wil instellen of niet.
Ook moet hij zijn identiteit prijsgeven. Dat is een beperking, maar de Hoge Raad heeft
aangenomen dat deze beperking is toegestaan. Deze situatie is niet helemaal gelijk aan die van
Krombach. Bij Krombach kreeg Krombach helemaal geen mogelijkheid om zijn verhaal te
doen. In de zaak van de anonieme verdachten kregen zij dat wel. De Hoge Raad heeft zich
uitgelaten over de punten van kritiek die de anonieme verdachten hadden.
2
,Art. 14 lid 5 IVBPR
Iedereen heeft het recht to his conviction and sentence being reviewed by a higher tribunal
according to law.
- Ook bij deze verdragsbepaling zijn er uitzonderingen mogelijk, bijv. voor
bagateldelicten.
o En een review hoeft geen hoger beroep te zijn, dat kan ook cassatie zijn;
o Of zelfs een verlofregeling, in principe volgens art. 410a Sv (Lalmahomed)
Procedure rechtsmiddel
Maar ook al is er geen verplichting tot het openstellen van een rechtsmiddel: als een
rechtsmiddel open staat, moet de bij de behandeling daarvan gevolgde procedure voldoen aan
art. 6 EVRM.
Kremzow v. Oostenrijk
Het ging hier om een rechter die verdacht werd van het ombrengen van zijn
belastingconsulent. De oud-rechter stelde dat hij geen moord was begaan, maar dat de
belastingconsulent zelfmoord had gepleegd. In de procedure mocht de oud-rechter
zichzelf niet verdedigingen, maar moest hij zich laten bijstaan door een advocaat. Daar
ging hij met protest mee akkoord. Hij kreeg 20 jaar gevangenisstraf. Hij kon niet
veroordeeld worden voor levenslang, omdat het motief niet duidelijk was. Een motief
is volgens Oostenrijks recht van belang om levenslang op te leggen.
o Art. 6 EVRM en afwezigheid Berufung.
o Art. 6 EVRM en afwezigheid Nicht.k.besch.
Hoe verhoudt dit zich tot elkaar?
De officier van justitie gaat in op de vraag of sprake is van een motief. Dat is een
feitelijke vraag. Kremzow gaat juist in op de procedure. Het Europese hof maakt
onderscheid tussen de feitelijke vraag en procedurele vragen. Bij de feitelijke vraag
mag de verdachte aanwezig zijn. Dat de verdachte afwezig is bij de Berufung wordt
dus een schending van art. 6 EVRM aangenomen. Wat betreft de nicht.k.besch. werd
die schending niet aangenomen.
Hermi v. Italië
Een verdachte had een hoeveelheid heroïne bij zich. Hij zei dat het voor eigen gebruik
was. Dat zou uitmaken voor de op te leggen straf. Dat geloofde de rechter niet. Het
betrof een handelshoeveelheid. Er werd een verkorte procedure gevoerd. Dat kent
voordelen en nadelen. Er is in hoger beroep geen mogelijkheid om nieuw bewijs aan te
dragen, het kent lagere straffen, maar het is ook niet openbaar en je moet om je
aanwezigheid verzoeken.
Vervolgens wordt er hoger beroep ingesteld tegen de bewijzen. Er was geen
bewijzen dat het zou gaan om handel, daarnaast was er bij de test dat het heroïne
betrof geen advocaat aanwezig en hij voerde nog een politiek verweer. De verdachte
mocht niet aanwezig zijn bij het hoger beroep, omdat hij zich niet tijdig kenbaar had
gemaakt. Vervolgens wordt er cassatie ingesteld. De afwezigheid was een keuze van
de verdachte en verdachte wist dat hij zich kenbaar diende te maken.
De kleine kamer van het Europese hof, nam aan dat het wel ging om een
schending van art. 6 EVRM. Het ging hier om feitelijke vragen en dan moet de
verdachte het recht hebben om aanwezig te zijn. De grote kamer is het daar echter niet
mee eens. Die stelt dat er geen aanwezigheidsrecht is op hoger beroep. Ten eerste is
een fysieke aanwezigheid niet nodig voor het beantwoorden van de vragen die aan de
3
, orde zijn. Ten tweede staat er in casu ook veel minder op het spel dan in Kremzow.
Ten derde kon er ook geen nieuw bewijs worden aangedragen in hoger beroep.
Gesloten stelsel van rechtsmiddelen
Een rechtelijke beslissing kan alleen worden aangetast als de wetgever een rechtsmiddel heeft
opengesteld.
Volgens de Hoge Raad in 16 oktober 1987, NJ 1988, 841 m.nt. C: politierechter
veroordeelde tot 7 maanden gevangenisstraf. Destijds was zes maanden het maximum.
In de tul werd aangenomen dat geen sprake is van een onrechtmatige daad. Het vonnis
kan niet via art. 6:162 BW worden opengebroken. Als je van mening bent dat vonnis
onrechtmatig is, dan had je een rechtsmiddel moeten aanwenden.
Enkele keer is er een ‘succesvol’ kort geding geweest. Volgens HR 1 februari 1991,
NJ 1991, 413 m.nt. ThWvW (Maat Kostovski). Raakt de tenuitvoerlegging. Latere
invoering van art. 457 lid 1 sub b Sv (opschorting van de tul: art. 473 lid 4 Sv).
Niet twee beslissingen
De bestreden beslissing moet verwerkt worden in de nieuwe beslissing.
- Volgens art. 257f lid 4 Sv bij verzet: vernietiging staat voorop;
- Volgens art. 423 Sv bij hoger beroep: (geheel of gedeeltelijk) bevestigen of
vernietigen;
Hoorcollege 2 – Competentie in appel en cassatie, aanwenden van rechtsmiddelen,
partieel appel – mr. dr. R. Robroek
De competentie van het gerechtshof
In de wet staat dit vrij duidelijk opgenomen. Als je de bepalingen uit de wet goed kent, heb je
het boek eigenlijk niet meer nodig. Volgens art. 60 lid 1 Wet RO oordelen de gerechtshoven
in hoger beroep over de daarvoor vatbare vonnissen, beschikkingen en uitspraken in (…)
strafzaken (…) van de rechtbanken in hun ressort.
- 11 rechtbanken, 4 gerechtshoven (Wet op de rechterlijke indeling)
- Zittingsplaatsen (10, 20/2, 21, 21b RO)
- Besluit zittingsplaatsen gerechten, er zijn meerdere zittingslocaties waar het hof zitting
kan nemen.
- Art. 62a en 62b RO zijn ook van belang. Dat geeft namelijk afwijkende bepalingen.
Dat regelt dat zaken ergens anders afgedaan kunnen worden. Een reden hiervoor is
bijvoorbeeld capaciteitsproblemen. Maar het kan ook dat het in een specifieke zaak
wordt gedaan. Dat kan een reden zijn als bijvoorbeeld een medewerker van het hof als
verdachte of slachtoffer wordt aangemerkt. In dat soort zaken kan verwijzing
plaatsvinden naar een ander hof om partijdigheid te voorkomen.
Beschikkingen die gewezen zijn door de RC kunnen voor hoger beroep bij de rechtbank
worden aangebracht (art. 446 lid 1 Sv; art. 87 lid 1 Sv). Appel en -beperkingen volgen uit art.
404 Sv. Hierbij gaat het om bagatellen en (voor de verdachte) vrijspraken. Hierin is de
tenlastelegging bepalend dat blijk uit NJ 2019/381. Als in een tenlastelegging een misdrijf ten
laste gelegd staat kom je uit in art. 404 Sv.
De competentie van de Hoge Raad
Na het gerechtshof, maar ook in andere gevallen, kun je je wenden tot de Hoge Raad. Voor de
competentie van de Hoge Raad moet je kijken naar het Wetboek van Strafvordering en naar
de wet RO. Uit art. 427 Sv volgt tegen welke arresten houdende uitspraken cassatie open
staat. Daarnaast zijn er ook nog een aantal vonnissen waartegen cassatie open staat. Die vind
4