Individuele verschillen
Introductie in de psychologie
Studeren van individuele verschillen:
Sommige constructen zijn er alleen maar om individuele verschillen te meten, als iemand
alleen is zijn deze verschillen niet meer te meten
Noodzakelijk voor verkrijgen van meer inzicht, in cognitieve functies en de neurologische
basis van cognitieve processen
Hogere mentale processen: complex en bouwt op andere informatie (echt over nagedacht), bijv.
problemen oplossen niet direct sensorisch of motorisch
Geschiedenis psychologie:
Wundt was met Fechner de grondlegger van de empirische psychologie mentale en
biologische wereld hebben met elkaar te maken
Wundt en Titchener structuralisme: kijken hoe iets in elkaar zit aan de hand van structuur
Titchener introspectie: toegang tot de mentale wereld is via je eigen mentale wereld,
door getrainde observator
Freud keek naar het onbewuste
Behaviorisme: ingewikkelde dingen kijken we niet naar, alleen naar de dingen die je direct kunt
observeren (oplossing Mind-Brain probleem)
stimulus black box respons
Pavlov: conditioneren
Watson: behaviorisme
Skinner: radicale behaviorisme, operant conditioneren
Reden dat behaviorisme verdwijnt:
Spin-off van de tweede wereldoorlog veel behoefte aan kennis over mentale
taakverrichting onder grote complexiteit, enorme stress en vermoeidheid
Opkomst van computer en informatica neurale netwerk modellen, parallel tussen
computers en hersenen
Ontwikkelingen in de taalkunde
- Skinner: aanleren van specifieke geconditioneerde responsies op basis van de input
- Chomsky: leren gebruiken van een deels aangeboren taalgenerator
Magische jaar van 1959: ontstaan van de cognitieve psychologie
Simon & Newell menselijke geest als een informatie verwerkend systeem, GPS
Informatieverwerkingsbenadering: belangrijkste stroming, sequentie van stappen van
informatieverwerking
Functionele specialisatie: een hersengebied heeft een bepaalde specialisatie/functie
Cognitieve neuropsychologie: kijken wat een storing in de hersenen als gevolg heeft voor het gedrag
Broca’s afasie: wel taal begrijpen, maar niet meer produceren
Wernicke’s afasie: wel kunnen praten, maar niet meer begrijpen
1
, Mind-brain discussie:
Dualisme: brein en geest zijn twee afzonderlijke dingen
Dual-aspect theorie: zijn wel verschillend, maar maken deel uit van hetzelfde systeem
Reductionisme: iets kunnen begrijpen, door de onderliggende processen te begrijpen
Holisme: het geheel is anders dan de som der delen, als je alles optelt heb je nog niet het
geheel
Executieve functies: inhibitie
Laterale pfc: controle over cognitieve functies (werkgeheugen)
Anterior cingulate: in de gaten houden van eigen of andermans gedrag
Ventromedial pfc: emotionele en sociale controle
Dysexecutive syndroom: laterale pfc, problemen met plannen, werkgeheugen, taken uitvoeren,
concentratievermogen en weinig emotie
Geen duidelijke problemen met taal, intelligentie en lange termijn geheugen
Confabulatie: onwaarschijnlijke verklaringen bedenken voor eigen acties
Desinhibitie syndroom: ventromediaal pfc en orbitofc, constant beweeglijk, abnormaal gevoel voor
humor, ongevoelig voor sociale situaties en hyper-emotioneel
Geen problemen met plannen, werkgeheugen, taken uitvoeren en concentratievermogen
Phineas Gage (staaf door zijn hoofd)
Andere delen die te maken hebben met executieve functies:
Posterior pariëtale cortex
Anterior cingulate cortex
Basale ganglia (ALTIJD BETROKKEN)
Belangrijke connecties met de prefrontale cortex:
Secundaire sensorische gebieden (smaak, tast en geur)
dlPFC en pPC (werkgeheugen)
Hippocampus (informatie uit lange termijn geheugen)
Amydala en vmPFC (regulatie van emotie)
VTA en vmPFC (beloning en straf in sociaal gedrag)
Basale ganglia en alle delen van PFC
Er bestaat altijd een connectie tussen een deel van de basale ganglia naar de thalamus en terug naar
PFC
Doelgericht gedrag:
1. Werkgeheugen
2. Aandacht
3. Inhibitie
4. Motoriek
5. Evaluatieve controle
6. Executieve (regulerende) controle
Inhiberen van gedragsregels:
Inhiberen van gedrag dat goed geleerd of net van toepassing is geweest
Voorkomen dat irrelevante informatie interfereert met andere/relevante informatie
Handeling tegenhouden die ongepast zijn in bepaalde sociale situaties
Irrelevante informatie uit het werkgeheugen halen
2